Eerst zal ik wat vertellen over de computer en hoe het allemaal begon.
Het begint allemaal met het rekenen. Als er heel veel gerekend moest worden, werden er veel mensen ingezet. Zo'n zaal met rekenaars werd een computer genoemd. Naar aanleiding van de koloniale scheepvaart ontstonden er veel zalen met computers. Er werden veel machines uitgevonden maar geen enkel was echt goed. In de tweede helft van de twintigste eeuw werden vele mechanische rekenmachines gebouwd en gebruikt. Omdat deze machines niet programmeerbaar waren noemde ze ze geen computers. Pas in 1938 bouwde de Duitse fysicus Konrad Zuse de eerste computer, de Zuse 1 of gewoon de Z1. Ook zijn machine werkte nog mechanisch maar hij had het een stuk eenvoudiger gemaakt door het binaire stelsel te gebruiken. Enkele jaren daarna bouwde Zuse de eerste volledig functionele elektromechanische computer, de Z3.
Door de 2e Wereld Oorlog ging het ontwikkeling van computers veel vlugger. In het Verenigd Koninkrijk werd de Colossus gebruikt om Duitse geheime codes te kraken. Hij kraakte onder andere de codes van de Enigma-codeermachine. De Colossus was de eerste elektronische computer die gebruik maakte van elektrobuizen. De eerste computer in de VS was de ENIAC die een paar klaslokalen in beslag nam. En de eerste computer in Nederland was de ARRA. In de periode dat de harde schijf nog niet bestond was het invoeren van gegevens of programma's niet zo makkelijk. Daarna gebruikten ze ponsband, wat later ponskaarten en nog wat later magneetbanden. De computers van 1950-1980 waren vooral mainframes, heel grote computers waren honderden gebruikers tegelijk op konden werken. De bekendste bouwer daarvan is IBM.
Nu worden computer steeds kleiner en kleiner. Maar daar zal ik de volgende keer over vertellen. Veel groetjes, Eva.
