Ellaidhoo
Een vakantie op de Malediven
Mijn eerste reis met hyper-accusis
Foto
  • Voorwoord.
  • Hoofdstukken
  • 1. De bionische vrouw.
  • 2. Een iets meer dan “warm” welkom.
  • 3. De hierarchie van de engelen.
  • 4. Gezondig eten.
  • 5. Tonijnen in alle hoedanigheden.
  • 6. Oordoppen uit de garnalenwinkel in een café zonder bier.
  • 7. Hollywood in China.
  • 8. Mijn carrières als chirurg en kok.
  • 9. “Heden nemen wij afscheid van twee trouwe geliefden...”
  • 10. Diverse soorten speelvogels.
  • 11. Hazen zijn rapper dan Klazen.
  • 12. Leda en de zwaan.
  • 13. Het kussende bodybuilders-wassenbeeldenmuseum.
  • 14. Druk, druk, druk.
  • 15. Madelieven op de Malediven.
  • 16. Op de vissenpaardenmolen.
  • 17. Bruingebakken gekookte peren in een saus van tranen.
  • 18. Een rots met gele ogen en zwemlessen per mail.
  • 19. Ik ben een vijs kwijt!!!
  • 20. Knalgele lolly’s met mangosmaak.
  • 21. Stranden in de Malediven.
  • 22. Volgende keer op de reislijst : een vliegenmepper.
  • 23. Een slechte ruil. Van de hemel naar de hel.
  • Vele andere reis-, jeugd-
    en poezenverhalen vinden
    jullie via mijn home-blog
    www.laathi.be
    Blog als favoriet !
    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

    Archief per dag
  • 30-01-2011
  • 29-01-2011
  • 28-01-2011
  • 27-01-2011
  • 26-01-2011
  • 25-01-2011
  • 24-01-2011
  • 23-01-2011
  • 22-01-2011
  • 21-01-2011
  • 20-01-2011
  • 19-01-2011
  • 18-01-2011
  • 17-01-2011
  • 16-01-2011
  • 15-01-2011
  • 14-01-2011
  • 13-01-2011
  • 12-01-2011
  • 11-01-2011
  • 10-01-2011
  • 09-01-2011
  • 08-01-2011
  • 01-01-2011
    28-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.21. Stranden in de Malediven.

    Vrijdag, 28 januari 2011.

    21. Stranden in de Malediven.

    Tijdens ons ontbijt keken we uit op een spiegelgladde zee. Het zag er veelbelovend uit! We konden niet wachten om "onder te duiken". Maar Andreana belde om te vragen of we langs de receptie kwamen om een uitgebreide babbel met Prem te houden. Het is beter om dat met de vaste lijn in de kantoren te doen want bellen naar Sri Lanka, zelfs met onze Maldiviaanse nummer, is even duur als naar België.

    Prem’s lijn was bezet en we bleven ondertussen wat met Raj babbelen. Bleek dat gisteren het weer zo slecht geweest was dat geen enkele van de gewone speedboatdiensten wou uitvaren. Uiteindelijk hebben ze toch een boot gevonden, maar wel bibbergeld moeten bijbetalen. Bibbergeld op de Malediven. Maar ja, ze kunnen niet anders dan extra te betalen, anders halen de gasten hun vliegtuig niet. Ik vraag me wel af of tijdens een periode van heel ruw weer - waarin er echt geen boten varen of watervliegtuigen kunnen opstijgen - niet heel veel toeristen hier stranden. Stranden op de Malediven.

    Aangezien wij deze keer niet met een lijnvlucht maar met een charter gekomen zijn, en die maar 1 keer per week vliegt, zouden wij dan met een beetje extra donder en bliksem hier ineens een week langer zitten? Interessante denkpiste wel.

    Op het einde van de pier staat een 4 meter hoog betonnen logo van Chaaya. Het stelt een grote blote voet voor. Hij staat symbool voor “Eén pad, vele wegen”. Alweer een uiting van de Sri Lankaanse boeddhistische tolerantie… Voor het beeld hebben ze de laatste dagen plantenperkjes aangelegd met bamboerandjes, nu zien de gasten als ze aankomen een mooie tekening van groen. Prem heeft enorm veel gevoel voor kleine details die de omgeving verfraaien. Elke dag zien we hier nieuwe rustplekjes aangelegd worden, verscholen in het groen. Hij zal content zijn als hij terug is en ziet wat er weer allemaal gebeurd is.

    We gingen aan het duikcenter snorkelen want aan die zijde van het eiland baadt de drop-off in de voormiddag in het volle zonlicht, en ik wou nu écht wel die grotten zien waar Shaaya gisteren over vertelde. Ik zwom een eindje de zee in, en inderdaad, vanop een afstand zag ik de gaten in de rotswand heel duidelijk. Het leek of ze er door een walvismuis uitgeknabbeld waren. Bij laag tij zijn er al kleine gaatjes bereikbaar na een meter of zes. Als ik hier ooit terug kan komen dan ga ik beslist eens een eenvoudige toeristenduik doen, gewoon langs die wand in al die holen gaan kijken. Met een goeie camera en een goeie lamp dan wel. Want als ik zie hoe gediversifiëerd, mooi en kleurvol de begroeiseltjes op de buitenkant al zijn kan ik me indenken dat in die grotten weer totaal andere planten groeien.

    En inderdaad, ik dook naar beneden, om een featherstar te fotograferen, en toen zag ik amper een meter lager in zo een hol een prachtig waaierkoraal staan, dus besloot ik bij mijn volgende duik dat metertje er nog maar bij te pakkken. Niet slim natuurlijk want zo kwam ik weer onder mijn tandpijngrens en deed ik ook mijn oor pijn. Ik ben op de duur maar weggezwommen van de drop-off en in het ondiepe gaan snorkelen want hij brengt me veel te veel in verleiding op daar in de diepte op onderzoek te gaan. En dat lijkt me geen goed idee, want ik moet overmorgen vliegen, dus ik kan mijn oren beter wat ontzien.

    Paul was aan onze kant van het eiland gaan snorkelen en we kwamen mekaar terug tegen aan de duikclub. Het was dus gebeurd. Na al die jaren is hij eindelijk door een baliste (of “Titan Triggerfish”) gebeten. Gelukkig door een kleintje. Een baliste die zijn onderbeen voor een “Balisto” aanzag blijkbaar. Het resultaat was enkele bloedende gaatjes van zijn tanden in zijn been maar niks dat we niet zelf kunnen verzorgen. We hebben al altijd zitten lachen dat we nog niet eens naar de dokter van het eiland zouden gaan als we door een haai een been kwijt raken - omdat die man toch zo’n vreemde blik in zijn ogen heeft - dus gaan we die zijn magische wereld zeker niet verstoren voor een vissenbeetje.

    Veertien dagen geleden vertelde iemand dat hij ook door die kleine baliste gebeten was, en toen we gisteren op ons terras zaten zagen we twee snorkelaars op die plek rondspartelen, en eentje riep plots naar zijn maat : “t’ Es mordu?”. Dus waarschijnlijk heeft die ook prijs gehad.
    ‘t Is blijkbaar een echte fijnproever, hij is een hapje aan ‘t nemen van alle nationaliteiten die hij tegenkomt.

    Toen we thuis kwamen was ook onze favoriete intkvis op post... Hij zat op het betonnen blok van de pijler, vlak naast zijn hol, dus in feite zat hij gezellig op zijn terraske. Al spoedig kwamen er nog enkele mensen mee over het houten ponton hangen en eens hij voldoende publiek had voerde hij een prachtige show voor ons op. Hij zwom een toertje waarbij hij zich telkens neerzette en steeds weer van kleur en vorm veranderde. Soms werd hij een bol met onderaan een cirkel van lichtblauwe vleugels. Een soort vliegende schotel uit een kinderverhaal. Dan weer veranderden zijn poten in spiralen. Soms was hij zo’n warboel dat ik er aan twijfelde of hij aan zichzelf nog wel aan uit zou kunnen. Toch raakte hij telkens weer uit de knoop. De uiteinden van zijn tentakels (toch wel bijna twee meter) zijn zó fijn! Hij kan ermee de lekkerste brokjes uit de kleinste gaatjes peuteren en ze dan naar zijn mond brengen. Hij eet heel stijlvol. Hij zwemt ook gracieus, hij lijkt te zweven. Op een fractie van een seconde is - wat op ’t eerste zich een dode grijze brok steen lijkt - omgetoverd in een sierlijke lange komeet die door het water schiet.

    Net voor de lunch kregen we Prem aan de lijn en hij was heel blij dat we ons zo goed amuseerden en dat in het hotel alles heel vlot liep, ondanks het feit dat er vandaag alweer een technische inspectie was. Nogmaals drukte hij er op dat mijn lievelingshuisje altijd voor me zou klaarstaan als ik kwam. De schat. Ik hoop zó dat ik nog eens terug kan komen...
    Hij zat alleen in Colombo en kon lekker veel rusten want Selina was alweer op pad voor World Concern. Toen ze van India kwam was ze haast onmiddellijk naar Trincomalee hulp moeten gaan verlenen omdat daar, na de overstromingen, nog altijd tienduizenden mensen dakloos zijn.

    Raj had ons tijdens het telefoontje met Prem alleen in zijn kantoor laten zitten en was ondertussen gaan eten. Tijd om wat zotte foto’s te nemen van mezelf aan een bureau met een rekenmachine met het cijfer 1.000.000.000 ingetikt en mijn duim trots in de lucht, zo van : “Dat is hier dik in orde, laat mij maar doen!” Weer een plezante om naar Prem te mailen.

    Als we onder onze boom zitten te eten dan kijken we vanonder zijn takken uit - door een soort tunnel van groen - naar de lagune en een streepje lucht. Alletwee even blauw. En wij maar plannen maken wat we vannamiddag allemaal gingen doen bij laagtij! Tot we naar huis wandelden en tot de constatatie kwamen dat ons tunneltje had uitgekeken op het enige stuk blauwe lucht. De rest van het eiland was door dikke grijze wolken omringd. Viel dat even tegen. Daar viel een van onze laatste snorkeltochtjes in ‘t water! (Ook wel een speciale uitdrukking.)

    We waren net thuis toen de storm losbrak. Bakken regen vielen uit de hemel. Achteraf waren de vogeltjes weer heel blij te kunnen baden in plassen zoet water. Voor toeristen die hier maar voor een dag of drie of vijf komen is dit weer natuurlijk geen pretje. Mij maakt het niet zo heel veel uit. Ik ben al blij genoeg dat ik hier kan zijn.

    De felle wind blies de regenwolken al snel voorbij, en hoewel het al vrij duister was wou ik toch nog even in het gewoel van mijn favoriete fish-wash gaan hangen. En daar was het drukker dan op een zaterdag in de solden! Daar ligt ook een dikke vette, prachtigblauwe doopvontschelp, maar het tij was al zo hoog dat ze op vier meter diepte lag en dan wordt het wel heel moeilijk om mijn macro-inkijkjes te gaan nemen. Spijtig want ‘t was een makkelijk beest, ze klapte niet direct dicht. Amper twee redelijke foto’s zijn er uit voortgekomen, nee, ‘t is hier echt geen doopvonteneiland

    Omdat het toch duister en zanderig om goede foto's te maken was ben ik maar wat beginnen filmen. Veel gemakkelijker dan fotograferen. Rustig beelden van de fish-wash rots maken. Ik wou ook niet te gek gaan doen want Paul was al naar de voetbal vertrokken en ik hing daar moederziel alleen in mijn oceaan vol vissen te dobberen. In welke richting ik ook keek er was geen mens te zien. Duizenden vissen en ik in een hele grote stille oceaan. Wat kan een mens die van rust houdt nog meer wensen? Maar op zo’n moment moet ge dan ook geen zotte risico’s gaan nemen. De zee is en blijft iets om respect voor te hebben.

    In de zonsondergang zwom ik terug naar de lagune tussen de over-water-bungalows en speurde naar de dikke inktvis. Ik zou hem toch zó graag eens van echt dichtbij kunnen fotograferen of filmen als hij van kleur verandert... Hij zat jammer genoeg niet meer op zijn “terraske”.

    Na alweer anderhalf uur stapte ik ietwat moe en verkleumd uit het water en Pushpa verrastte me met kokomelk. Het probleem waarom we hier niet aan onze kokossen komen, is dat ze hier wel groeien maar dat er niemand is die ze goed kan open kappen... Hadden we dus toch ons goede oude Sri Lankaanse kapmes maar ingepakt, dan hadden we het zelf kunnen doen. Stom. Het is dat ge tegenwoordig al als terrorist wordt bezien als ge een scheermachine of een cutterke bij hebt, laat staan ons Tamil hakmes...

    Aan het diner misten we Haris. Die had zoveel meer aandacht voor details. In mijn cola of water dreef altijd een citroentje. Heel belangrijk, want met dat citroentje deed Paul na de maaltijd de afwas van ons plastic bestek. Onze kaars brandde. Er stond altijd een asbak klaar. Als ik een Sri Lankaanse curry at stond hij na mijn maaltje altijd klaar met een vingerkom om mijn vettige vingers te wassen... En bovenal mis ik ons babbeltje.

    Ik heb hoofdpijn. Ik vrees dat ik vandaag wat te veel, en vooral wat te diep ben gegaan. Dat laatste alweer letterlijk en figuurlijk. Maar ik wil het onderste uit de kan halen. Misschien is het wel de laatste keer van mijn leven dat ik dit allemaal kan doen?

    We waren zonder oliejekker gaan eten en dat was niet slim, maar aan de receptie gaf Raj ons zijn paraplu. Ik vind het altijd grappig om op zo’n zuiders eiland onder een grote paraplu te moeten rondlopen. Amper aangekleed, op blote voetjes en dan toch een regenscherm boven uw kop. Ik zie me zo thuis al rondlopen.

    Thuis ging ik verder aan de fotomappen werken en toen we ze ‘s avonds laat op de hotelcomputer gingen zetten vond Raj ze heel tof. Hij was vooral gefascineerd door enkele onderwaterfoto’s die ik ertussen had gestoken. Hij vertelde een heerlijke anecdote. Als kind, in de kleuterschool, hadden ze kleurboeken met vissen in. Ze mochten die dan in gekste kleuren inkleuren. Hij dacht dat het sprookjesbeesten waren, een soort van Disney-creaturen, een fantasietje. Pas veel later besefte hij dat deze veelkleurige dieren echt in zijn zee wonen. En zo worden sprookjes soms realiteit.

    Net als mijn vakantie hier. Een droom die waar wordt, eentje die ik zelfs niet eens meer durfde dromen.




    29-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.22. Volgende keer op de reislijst : een vliegenmepper.

    Zaterdag, 29 januari 2011.

    22. Volgende keer op de reislijst : een vliegenmepper.

    Het laatste ontbijt op ons terras. Wat is dit zalig geweest... Ik denk dat ik hier de laatste weken toch wel een paar kilo papaya verorberd heb.

    Vandaag was echt een dag zoals een Maldiviaanse dag er uit moet zien. Het water was een spiegel, de zichtbaarheid fantastisch. Kortom, het werd spelen in een kristallen vaas vol kleurige vissen. Gemakkelijkheidshalve besloot ik aan de duikclub in zee te gaan, de zon staat er ideaal en als mijn camera aandampt kan ik daar makkelijk aan zoet water en een handdoek raken om hem weer in orde te maken. Ik ging het me op de laatste dag niet te moeilijk maken.



    De zachte koralen op de pijlers van de pier.

    De zachte koralen hingen op de pijlers van de pier te schitteren in de zon. En ik zag er niks van... Mijn scherm was aangedampt. Niet getreurd, ik zwom terug om hem te ontdampen en ondertussen genietend wat op de houten trap van het duikcentrum met mijn voeten in ‘t zand te zitten uitrusten. Naast me, op de pier, zag ik ineens een processie van personeel zich naar het vertrek van een boot reppen. Zóveel wuiverkes? Wel véértig?? Zou de president op bezoek komen??

    Druipnat, met haren als die van Eucalypta de heks, in een verfomfaaide bikini, trachtte ik discreet wat foto’s te nemen. Ik weet hoe blij ze daar mee zijn, en ik kan al zo weinig in ruil doen. Ik verstopte me achter een zuil, en sloop telkens wat dichterbij om ze niet te storen. Tot Nimal me in het oog kreeg. Een kerel met een heerlijke zin voor humor. Hij noemt zichzelf Animal uit de Muppet-show en heeft de breedste glimlach van allemaal. Hij zag mijn fotoapparaat en bleef maar mijn richting uit glimlachen. Ik deed teken : “Kijk niet naar mij!!!” Ah nee, want dan gingen ze allemaal ineens weer in hun fotopose verstijven. Maar Animal bleef kijken en kamerbreed glimlachen. Een andere merkte dat op, keek naar waar hij keek, en toverde ook een glimlach op mijn lens. Na een minuut stond de helft voluit naar mij te poseren in plaats van zich bezig te houden met hun taak. Zijnde in dit geval, afscheid nemen van Pryantha, het hoofd van de wasserij, die vanaf nu in een Keells hotel in Sri Lanka gaat werken.

    De dhoni waarin hij net was ingestapt nam een brede bocht en ondertussen stelde heel de bende zich naast mekaar op om te wuiven. Nog nooit zoveel wuiverkes gezien. Het is een prachtig beeld. Ze begroeten niet alleen hun toeristen, ze doen dat ook voor mekaar. Dat is toch echt mooi.

    Als ge hier uw rechterarm - uw wuif-arm – breekt, is dat een reden tot ontslag vrees ik. Ze zouden hier standaard in hun contract moeten zetten dat ze elke avond recht hebben op een rechterarmmassage in de Spa. Ze hebben dat nodig, en dan hebben die trienen van dat wellnessgedoe ook nog iets te doen.

    Omdat ik nu opeens zoveel werkmannekes bij mekaar had op de pier wou ik een groepsfoto maken. Kan ik er later portretjes uitknippen. Flits, flits, iedereen liep naar een positie. Binnen de minuut had iedereen zich ordentelijk in een grote groep opgesteld. Heel donkere mannekes in volle zon tegen een knalblauwe hemel, ‘t was weer niet simpel, maar het is echt nog een heel plezante reportage geworden. Ondertussen was mijn andere camera niet meer aangedampt, en kon ik weer terug in zee.

    Er lag me daar beneden de 6 meter toch weer een doopvont toe te knipogen... Werkelijk een reuzebeest! Allez kom, voor de laatste keer, adem uitblazen, poep omhoog en duiken maar... Wat zalig toch!
    Er zwemt hier een man rond die totaal zonder moeite tot een meter of 12 duikt! De eerste keer dat ik hem diep onder me zag passeren was mijn reactie : “Mijne God!! Die is zijn flessen vergeten!!” Maar nee, die mens hield netjes zijn handjes op zijn rug, en dook als een pijlvis recht naar beneden en steeg daarna ordelijk in alle sereniteit op, als speelde hij de verrijzenis na. Heel wat anders dan hoe ik soms tollend, draaiend en bubbels blazend naar boven kom geschoten omdat ik nu toch écht dringend wat lucht nodig heb. Ja, er was een serieus verschil in elegantie. Maar hij had dan ook geen camera bij zich. We zullen het verschil daar dan maar op steken.
    Het was vandaag veruit de helderste, mooiste onderwaterdag van de laatste weken. En net nú moeten we vertrekken...

    Terwijl Paul de foto’s op de computer laadde begon ik alvast wat in te pakken. Een rotklus, maar lang niet zo erg als een vertrek-inpak. Hier ligt alles op een klein oppervlak bij mekaar, en bestaat het grootste deel toch uit “vuile was”. Alleen het uit palmblad gevlochten vogeltje, dat Haris voor me gemaakt had, inpakken, was wat prutswerk. Andere souvenirs inpakken is er hier niet bij. Ge moogt hier zelfs geen schelpje of zand meenemen, er staan zware straffen op. Maar ga ik afscheid kunnen nemen van dat éne prachtige schelpje dat Paul voor me opgedoken heeft en dat net de vorm van mijn oor heeft en hier al twee weken op mijn bureau ligt te schitteren? Oh dilemma.
    Het is wel te begrijpen dat ze hier verbieden zand mee te nemen. Hun eilandjes krimpen uit zichzelf al meer dan genoeg door de stijging van het zeewaterpeil. Maar dat éne schelpje dat zou verdwijnen… gaat dat nu echt heel de Malediven onder water laten lopen?... Ik heb mijn zware gewetenskwestie even laten rusten en ben wat berenfoto’s gaan nemen.

    Mijn berenfamilie zat nog altijd in hun reistasje en dat vond ik nu toch wat sneu. Drie weken niks doen en dan toch geen tijd hebben om een berenverhaal te schrijven gedocumenteerd met wat foto’s?! Wat heb ik hier heel de tijd zitten doen eigenlijk? Bruin ben ik niet echt geworden, want ik heb haast nooit in de zon gelegen en toch ben ik altijd bezig of onderweg geweest! De drie weken zijn voorbijgevlogen…

    Donald onderschepte me toen ik een decor zat te maken met mijn beertjes en hij keek gefascineerd toe. Hij bleef zelfs een volle minuut ter plaatse staan. Dat moet wel een record voor hem zijn. “Kom hier toch werken! Blijf toch! Ge kunt hier de huisfotograaf worden…” Al goed dat ik oud ben of ik zou hier nog aan de slag gaan en een tweede Donald worden. Met een jobomschrijving die twee volle A4-tjes zou beslaan vrees ik. Gastenopvang, hoofd van de receptie, huisfotograaf… Ik zou niet eens meer aan mijn lekkere curry’s toe komen denk ik.

    Ondertussen vertrok de voetbalploeg om een competitie op een ander eilandje te gaan spelen en bij ’t inschepen ben ik dan die jongens ook maar eens gaan fotograferen. Een vrij arrogante bende Maledivianen eigenlijk, ik begrijp waarom Paul er niet zo gek op is. Ze zijn héél anders dan de intelligente, lieve en voorkomende Haris. Ze spreken geen woord Engels. Ik vrees dat het weer van die typetjes zijn die op ons neerkijken als “Christenhonden”. Enfin, ze krijgen alleszins ook hun fotootje.

    Het valt me toch altijd op hoe de Sri Lankanen zoveel beter hun best doen en hoffelijker zijn voor de gasten.
    Enkele dagen geleden had een kindje zijn speelgoedschildpadje verloren. De vakantie zat er op en met tranen in de ogen moest ze met haar ouders het watervliegtuig instappen. Raj had na hun vertrek een signalement van haar pluchen beestje onder heel het personeel verspreid en inderdaad, vandaag kwam het boven water! Eén van de poetsjongens had het achter een vuilbakje van de damestoiletten aan de receptie gevonden. Onmiddellijk werd het meisje gebeld dat haar speeltje zou opgestuurd worden. En blij dat ze was!!! Ik vond het zo lief van Raj dat ik hem direct een warme knuffel gaf, maar hij vond helemaal niet dat hij zo speciaal zijn best had gedaan, hij vond het niet meer dan “een normaal deel van de service”.

    In de namiddag zwommen we naar het roggenpunt om afscheid te nemen van wat eigenlijk ook al bijna onze huisdieren geworden zijn. Ik ken elk kwetsuurtje, elk vlekje op hun huid. Onderweg zwom ik langs de pier en daar zat weer die man vis te kuisen om als aas te gebruiken voor het “nachtvissen”. Achteloos wierp hij de resten in zee, en onder zijn voeten krioelde het van de razende jacks die zich allemaal tegelijk op zo’n brok vis stortten.

    Een paar dagen (of weken?) geleden, toen ik voor de eerste keer per ongeluk zo’n brok voor mijn neus kreeg geploft en onmiddellijk omsingeld werd door grote hongerige roofvissen was ik erg geschrokken. Ondertussen heb ik al lang geleerd dat die jacks echt niet in mij geïnteresseerd zijn, en dat het zo’n behendige zwemmers zijn dat ze me in al hun hevig geharrewar niet eens raken.
    Dus ging ik daar tussen al die tientallen, grote en kleine, ongeduldig wachtende vissen hangen. Het leek wel of ik mee hing te bedelen voor een bloederige hap.

    Het werd een onvoorstelbare ervaring! Telkens er een stuk in zee werd gegooid, zat ik midden in het gevecht van de makrelen! Razendsnel probeerden ze met veel staartgespetter de brok uit mekaars bek te sleuren. Ik hing opgerold in een klein bolletje rond mijn camera en trachtte me zo bewegingsloos mogelijk op te laten gaan in het decor. Paul hing een tiental meter verder, weg van de vissendrukte, boven de diepe zee. Hij was mij aan’t filmen maar leek toch niet bepaald gelukkig met de situatie.
    Naast me zwommen de grote roggen voorbij, reeds onderweg naar hun voederplek. Opeens kwam er zelfs een haai mee aan de dis! Hij zwom recht op me af en zwenkte sierlijk onder mijn buik door. Ik was aan ’t filmen, dus het is wel een heel speciaal shot geworden. Een haaieneus en dan een beeldvullende brede grijze rug. Niet onmiddellijk mijn beste filmpje.

    Paul hing daar wat ongelukkig vanuit de verte iets over haaien naar mij te roepen, maar al snel bleek dat hij zich niet ongerust moest maken over mij aangezien ondertussen dezelfde haai rond zijn eigen buik begon te cirkelen. Daar kon hij niet mee lachen en hij trachtte hem weg te slaan zoals ge een lastige wesp van u zou afslaan. Bizar zicht wel, als ge niet eens grond kunt raken om dan zo gek beginnen te doen. Het mankeerde er nog aan dat hij zijn snorkelpijp als vliegenmepper zou gaan gebruiken. Ik vond al dat gedoe ook niet zo’n goed idee, want haaien worden aangetrokken door iets wat spartelt, ge kunt u veel beter gedeisd houden op zo’n moment. Trouwens, de haaien die hier zitten zijn klein, één tot anderhalve meter, en niet gevaarlijk voor mensen.
    Aangezien mijn kop nu toch even boven de waterspiegel uitstak, viel mijn oog op een paar Japanners die naast de viskuiser naar het spektakel stonden te kijken. Hun spleetogen waren bijna bollekes geworden. Japanners zijn zoetwatermatrozen. Ze gaan zelfs snorkelen met een zwemvest. Maar geen probleem, als ik op deze manier weer voor wat gratis animatie in het hotel kan zorgen is dat graag gedaan, en ondertussen amuseer ik me nog een kriek ook. Ik was de gelukkigste mens op aarde. Nee, in het water. Of beter nog, de gelukkigste vis in de oceaan.

    Toen al de vis gekuist en het feestje gedaan was vertrokken de slimme jacks en zwommen richting roggenvoederplaats. Ze trekken hier eigenlijk van het ene restaurant naar het andere.

    Deze keer was het water rustig en glad en het was onvoorstelbaar om tussen de roggen te kunnen zweven. Alleen jammer dat er twee andere toeristen op hetzelfde idee gekomen waren, en die wilden persé de dieren aanraken en dat vonden ze niet prettig, dus zwommen ze na hun maaltijd snel weer naar zee. Zo dom. Ze vinden het prima als ge boven hen meezwemt, maar als ge er naar begint te grijpen is het toch logisch dat ze dat niet zien zitten?!! Geen enkele vis wil toch “gevangen” worden. Die mensen weten niet wat ze missen, als ge gewoon vis wordt tussen de vissen… dat is zoveel prettiger dan mens tussen de vissen…

    We zwommen terug langs het haventje en er kwam net een bootje aanleggen om verse vis te leveren. Ook daar zweefde een rog door het rustige water. Helemaal alleen gleed hij door het ondiepe water tussen de bootjes. Met hem konden we wel zalig meeliften… We zwommen heel langzaam met zijn drietjes in het baaitje rond…

    En al dat moois, dat onbeschrijfelijke moois, op onze allerlaatste namiddag… Uiteindelijk zwom onze rog verder naar wat zijn doel ook mocht zijn, de zon verdween naar de andere kant van de wereld, en wij lagen daar in het gouden licht, overlopend van zaligheid, zachtjes uit te puffen in ’t ondiepe glazen water. Weeral een geluk dat ge in een duikbril geen tranen ziet.

    Thuis nog wat rommel ingepakt en ons netjes aangekleed voor het diner. Voor onze laatste avond wilden ze iets zeer speciaals doen. Ik wist niet met wat ze me nu nog meer zouden kunnen verrassen, maar toch, ze slaagden er weer in.

    Onderweg naar het restaurant wipte Andreana van achter een boom en kwam een knuffel geven. Ik vroeg haar of we haar morgenvroeg dan niet zouden zien. “Toch wel, maar nu was het lekker donker en konden we mekaar eens goed vastpakken, morgen zou alles er veel te vormelijk aan toe gaan. Vandaar.” Geweldig! Toch alvast eentje die hier iets van Westerse aanhankelijkheid geleerd heeft. Dus stonden wij daar met zijn drieën in de boskes in een intense groepsknuffel. Prachtig moment.

    De chef had de laatste weken goed in de gaten gehouden waar ik echt gek op was en we kregen al onze lievelingsgerechten - op exquise manier, door hem persoonlijk waarschijnlijk - klaargemaakt.
    Aan ons duistere tafeltje verscheen onze privé-kelner, de superstille, met een mand vol krakend warm vers lookbrood. (Fijn. Op die manier zouden we lekker veel plaats hebben op het vliegtuig morgen.) Vanuit mijn linkerooghoek ontwaarde ik, onder een nog donkerdere boom, een ondefinieerbaar ding dat ik nog niet eerder gezien had. Vreemd.

    Het eerste gerecht dat werd opgediend was sushi mét de Japanse mosterd én de soyasaus. Prachtig versierd dan ook nog. Ondertussen hadden we ook al twee kelners. Na de soep (gemaakt van zeevruchten, met een krabbenpoot er in die ik gelukkig in het licht van mijn ene kaars ontwaardde alvorens ik die per ongeluk dwars in mijn keelgat gekregen had) zagen we vanuit een andere schemerige hoek Donald staan toekijken of alles toch wel verliep zoals hij het gepland had. Vervolgens kwam er een schotel prawns en een groot bord frietjes mét mayonaise. Een gerecht om letterlijk en figuurlijk duimen en vingeren van af te likken. Toen kwam de grote chef er bij staan om te informeren of alles naar wens was. Ondertussen was de stand : 2 eters, 4 toezichters.

    We vroegen een korte pauze want Paul moest ons verblijf nog gaan betalen, en we begonnen stilaan door te krijgen dat dit feest hier nog niet gedaan was, en ’t laatste wat we wilden was dat de hotelkassier zou moeten overwerken. Ondertussen had ik babbels genoeg want de kleine chef was ook al aan onze tafel gearriveerd, met in zijn kielzog kelner nummer drie, die iets met de raadselachtige machine onder de boom probeerde te doen. Iets met vuur. Fijn, dan zag ik ook wat meer.

    Toen Paul terug kwam begon de show! Met nog een extra kelner werd een poging ondernomen om, wat een rijdend fornuis bleek te zijn, aan te steken. Eens het op temperatuur was begon de kleine chef aan zijn kunstje!
    Hij schilde een appel zodanig dat er één lange krul aan de vrucht bleef hangen. Vervolgens brachten ze een ijstaart (van ongeveer anderhalve kilo), hij hield de appel er boven, goot cognac over de vrucht zodanig dat de sterke drank over de spiraal van schil brandend op de taart terecht kwam. Ze waren zo fier als pauwen! Ik had dit flambeerkunstje ook nog nooit gezien en ik was zo in verwarring door al “ons personeel” en door het onverwachte gebeuren dat ik gewoon genoten heb en er zelfs geen degelijke foto aan overgehouden heb. (Als ge flitst ziet ge natuurlijk niets van het feeërieke effect…)
    Aangezien de ijstaart “enigszins” te groot was voor ons twee vroegen we of ze nu toch alstublieft, alstublieft mee wilden aanschuiven. En het onwaarschijnlijke gebeurde! Donald, de grote chef en de kleine, en Raj, want die was ondertussen ook ten tonele verschenen, plukten enkele stoelen van bij de bar weg en schoven ze mee aan onze tafel in het zand. Alleen de kelners vonden het écht niet kunnen dat ze bij én gasten én managers zouden komen zitten maar ze beloofden om later in de keuken van de taart te eten.

    Het was zalig. Niet zozeer de taart, hoewel die natuurlijk heel lekker was, maar vooral dat ze nu toch eindelijk eens “gewoon” wilden doen, en dat we van ons verhoogje mochten komen en mekaar als gelijken konden behandelen. Er werd gelachen en gebabbeld, en vanzelfsprekend werd er ook over de grote verschillen tussen de omgangsvormen van Sri Lankanen en Westerlingen gesproken. Ik zei dat ik altijd zou blijven zoals ik was, dat ik nooit zo vormelijk zou willen of kunnen zijn, eender wat de rang van het personeelslid was waar ik mee te maken had, waarop Donald me antwoordde dat dat nu net was wat ze zo aan me appreciëerden. Mijn natuurlijkheid, mijn vriendelijkheid voor zowel het laagste als het hoogste personeel in rang, mijn zotte invallen, en mijn spontane knuffels. Het mooiste compliment wat ze me konden geven kreeg ik : “Het voelt aan of er is deze weken een familielid van ons, een plezante zus, op bezoek geweest. En we gaan al het gelach en geknuffel enorm missen.”

    Er werd over vanalles gepraat, ook over vrij persoonlijke zaken. Soms is dat moeilijk tussen mensen met een verschillende cultuur en een ander geloof, maar ik los dat op door eerst mijn eigen visie te geven, en meestal hebben mensen daar wel voeling mee, en dan durven ze zichzelf ook meer blootgeven. (Enkele moslims daargelaten natuurlijk.) God zit of hangt of zweeft volgens mij niet in een kerk of een tempel of een synagoge. De ziel van “Het Begin”, van “God”, zit in elke steen, elke boom, elke vis. De natuur bewonderen en respecteren is even goed als een god aanbidden in een kerk. Mijn God is alleszins veel bereikbaarder. Ik moet nooit door de kou op de fiets naar een kerk. En hoewel Sri Lankanen meestal boeddhisten en hindoes zijn begrijpen ze deze zienswijze maar al te best, en tonen ze er respect voor.

    Nadat we ons allemaal tegoed hadden gedaan aan de taart, liet ik ze snel naar de keuken brengen, zodat de mensen er daar ook van konden snoepen voor ze zou smelten. Iedereen moest nu terug aan het werk en Raj nam ons mee naar zijn kantoor omdat Prem gevraagd had hem in Sri Lanka op te bellen na onze maaltijd.

    Het was een hartverwarmend gesprek. We bedankten mekaar, hoewel ik vond dat ik hén moest bedanken voor deze drie weken waarin ik echt geleefd had, maar Prem vond dat hij ons moest bedanken voor ons bezoek en dat hij voor ons had mogen zorgen. Hij zou voor me bidden dat ik zou genezen, en dat ik zeker terug zou kunnen komen, en hij beloofde weer dat mijn huisje, mijn 412, ten allen tijde beschikbaar zou zijn om ons te verwelkomen.

    De laatste keer dat we in het maanlicht door de mooie palmentuin en over onze lange vlonder liepen... Gelukkig en triest tegelijk. Kop in de lucht om de sterren nog eens te bewonderen, nog een blik in zee waar ergens onze inktvis nu wel zou slapen...

    Maar ’t allereerste dat we altijd doen als we binnenkomen is naar de badkamer spurten. Voor onze “Midnight Snack”. Het flos-moment. Want wat er in Azië toch altijd allemaal aan vezeltjes tussen onze tanden blijft zitten… van die verzameling kunt ge nog een lichte maaltijd samenstellen.




    30-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.23. Een slechte ruil. Van de hemel naar de hel.

    Zondag, 30 januari 2011.

    23. Een slechte ruil. Van de hemel naar de hel.

    Met een suffe, droeve kop plaatsten we al de bagage voor onze voordeur en strompelden ons zo vertrouwde plankier af richting eiland. Voor de laatste maal.

    Het branden van de cd met de foto’s voor het hotel was mislukt, dus ging Paul ze even met de USB-stick op de computer in hun bureau zetten. Ondertussen wist ik met mezelf geen blijf en liep met mijn ziel onder mijn arm, en drie sets verschillende oordoppen rond mijn nek, doelloos door de tuin te dwalen. Ik had van elk plantje afscheid willen nemen. Van elke stille zandkorrel.

    Het was veel te vroeg om iets in mijn maag te kunnen krijgen, dus kwam de chef aangestapt met netjes verpakte sandwiches om mee te nemen. Hoe attent toch weer.
    Onze speedboat lag klaar en in de halve duisternis stond iedereen op een rijtje om afscheid te nemen. Ik snotterde van den ene naar den andere. Spijtig dat de man van de wasserij net vertrokken is, want er is nu werk aan de winkel, nadat ik gepasseerd was zullen er wel wat snot en tranenvlekken van de schouders van kostumekes moeten gewassen worden.

    Raj knuffelde me plat en zei dat mijn huisje altijd zou klaarstaan. Kortom, iedereen bedolf me onder lieve woorden van hoop en troost. Maar ik bleef het hartverscheurend vinden deze stille, natuurlijke plek te moeten inruilen tegen de hectische, luide, grote, chaotische Westerse lawaaiwereld. Zou ik er nog terug aan kunnen wennen? Vooral, zou mijn kop er nog een plaats in vinden?

    De boot vertrok, een stuk van mijn hart bleef achter. We hadden geluk, de zee was spiegelglad. Ik trok mijn verfrommelde kop tussen mijn schouders, rolde me op een bank in een bolletje en viel zelfs in een soort halfslaap. De boottocht verliep door het mooie weer veel sneller dan gepland, dus stonden we daar op het vlieghaveneilandje van Male … maar liefst 4 uur te vroeg…
    Al heel dikwijls heb ik hier uren, soms haast een dag, moeten wachten, als tussenstop naar Sri Lanka, maar met die hyperacusis is dat allesbehalve een pretje. Buiten kon ik niet zitten wachten. Het geraas van de aankomende bootjes en watervliegtuigen en busjes en camions loeide dwars door mijn beste oordoppen door. De hel brak los in mijn kop. En er was geen ontsnappen aan, want ik zat vast op een piepklein eilandje…

    Binnen was het al niet beter. Daar rolde elke karretje dwars door mijn kop heen. In de volgende zaal waren een boel Indische kindjes aan ’t ravotten. Hun kreten schalden door de enorme incheckhall. Dus weer maar een hall verder gegaan. Daar was het lawaai zo mogelijk nog erger. Ik kon ook niet meer terug want ik was al langs de douane gepasseerd. Ik had graag Prem nog eens opgebeld om hem voor alles te bedanken maar ik kon het niet, het was te lawaaierig om mijn doppen uit te doen. Dus liet ik Paul bellen. Prem had heel slecht nieuws, hij had net Raj moeten verwittigen dat zijn vader totaal onverwacht gestorven was.
    Hoe triest, twee uur geleden stond hij mij nog te knuffelen en te troosten, en nu zou ik hem een hart onder de riem willen steken en is hij onbereikbaar. Het is dan maar een troost-sms geworden. Moderne tijden. Raj zou vanavond naar Sri Lanka vertrekken om de begrafenis te regelen. Benieuwd wie er nu in charge gaat komen? Misschien moet Prem nu zijn welverdiende vakantie onderbreken en snel terug naar het eiland afreizen? Wie weet. Het bleek maar weer eens dat het hotelleven bestaat uit een aaneenschakeling van onverwachte toestanden.

    Ik werd gek, knetter, knettergek in die luchthaven. Ik vond geen enkel plekje waar het lawaai zo draaglijk was dat ik mijn doppen ook maar even kon uitdoen. Ik vreesde dat mijn hyperacusis door mijn heerlijke drie weken stilte een pak erger geworden was. Ik verlangde naar dat vliegtuig… Uiteindelijk was op de heenweg het vliegen zelf veel beter meegevallen dan op luchthavens moeten rondhangen. Maar de uren kropen voort en het lawaai boorde zich door elke porie van mijn lijf.
    Goddank had het vliegtuig geen vertraging. Eens aan boord viel er een pak van mijn hart. Weggezakt in mijn zeteltje, uit de drukte, met mijn doppen. Hier was geen chaos, geen gegil of geen geratel, alleen dof gerommel.

    Eens in de lucht kwam ik helemaal tot rust. Tijdens de 10 lange uren corrigeerde ik mijn snel bijeengeratelde reisverhalen, liep ik veel rond en begon een babbeltje met een stewardess. Ze vertelde over een man die ze onlangs wou verbieden om zijn koptelefoon op te houden tijdens het opstijgen. Maar de man legde haar uit dat hij niet zonder het ding kon omdat hij een vreemde ziekte had. Destijds had ze er niets van begrepen maar na mijn uitleg snapte ze plots waarom die man dat gevraagd had. Duidelijk ook een hyperacusis-mens die al lang geen zin meer had om zijn uitleg voor de zoveelste maal te doen, zo te horen. Ik vertelde haar over de plastic bestekjes waar we deze reis zoveel plezier aan beleefd hadden en een uur later stond een steward plots met een heel pak bestekjes naast mijn stoel. Voor mijn volgende reizen! Zo lief!

    In Zaventem stond een vriend ons op te wachten, dus daar was de luchthaven- miserie snel geleden. Op de autostrade klonk alles heel luid, maar ja, na drie weken op zo’n stil eilandje zal alles de eerste dagen nog wel veel luider klinken veronderstel ik. Of de reis mijn oren kwaad of goed gedaan heeft zal de tijd wel uitwijzen. Alleszins, ik ben heel blij dat ik geweest ben, voor mijn hart en moreel heeft het wonderen gedaan. Er bestaat, ergens ver weg, nog een vluchtplek voor me. En het onthaal en de warmte van mijn vrienden zal ik nooit meer vergeten.




    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs