Weten we eigenlijk wel wat we willen? "Dare to be different!", worden we dagelijks uitgedaagd. Reclamemakers hebben succes als ze "out of the box" kunnen denken, sollicitanten worden pas uitgenodigd als ze opvallen en uit de band springen. Het komt er steeds meer op aan uniek te zijn, uit te blinken, de geijkte paden te verlaten. En daar zijn we zo van doordrongen, dat we er steeds onbewust mee bezig zijn. We vinden het vreselijk als iemand met hetzelfde kleedje op een feest verschijnt, we willen reisbestemmingen die nog niet door andere toeristen zijn ontdekt, we zoeken voortdurend naar nieuwe, ongekende en ongeziene ervaringen. Kortom, we zijn pas gelukkig, als we anders zijn dan de rest.
Je zou dus verwachten dat de mens zich als een vis in het water voelt in een bonte mengeling van soortgenoten, waarin er geen twee gelijk zijn. Maar daar wringt het schoentje: blijkbaar willen we dat enkel wijzelf uniek zijn. Anderen horen perfect conform te zijn aan een zekere norm, die we zelf hebben vastgelegd. We willen de enige kleurrijke figuur zijn in een voor het overige egaal grijze massa. Handicaps moeten worden weggemoffeld, geloofsovertuigingen mogen niet worden geuit en mensen die zich niet kleden volgens de jaarlijks herziene richtlijnen, worden op zijn minst nagewezen. Wie te veel afwijkt van ons verwachtingspatroon -gewild of niet- wordt het liefst aan de kant gezet, uitgesloten uit onze maatschappij.
Vreemd genoeg lijkt de onderliggende reden van zo'n uitsluitingsgedrag, angst te zijn. Bij iemand die afwijkt van het grijze groepje waarbinnen we ons bewegen, voelen we ons ongemakkelijk. Zo iemand komt bedreigend over. Wellicht een restant van bepaalde oerinstincten uit de tijd dat het leven nog geen andere wetten kende, dan die van de jungle.
Maar staan we er dan nooit bij stil dat wij, in onze drang naar uniek zijn, uiteindelijk ook wel eens bedreigend zouden kunnen overkomen voor anderen?