Zijn
naam was Daniel. Hij was de zoon van Gustaaf en Maria. Hij kwam uit een groot
gezin waar hij als kind maar al te vlug leerde verantwoordelijkheid te nemen en
vooral om te doen: als blauwer, als vakbondssecretaris, als voorzitter van
het jeugdhuis, in de camionette - voor de zoveelste keer - naar Polen, voor de hengelclub
of hengelsportverbonden, tijdens verkiezingen of een ondergelopen camping: vake
was een man van de daad.
Dit
effectief handelen koppelde hij aan een open geest, een openheid naar de wereld
en de niet aflatende wil om nieuwe dingen te leren. Of het nu om een computerprogramma
of een nieuwe taal ging, vake nam de koe bij de horens en verdiepte zich er in
tot hij het op zijn minst begreep of kon. Zijn daden waren bijgevolg ook steeds
gesteund door de kennis van dossiers en inzicht in lopende zaken. Vake mocht
zich al tussen alle lagen van de bevolking bewegen als een vis in het water,
zijn grootste empathie en sympathie lag toch bij wat hij als de gewone man
omschreef.
Aan
deze gewone man heeft vake dan ook zijn volledige professionele loopbaan gewijd.
Op zijn pensioensviering werd pas echt duidelijk hoe sterk hij door hen, voor
wie hij, buiten vakanties, 24u op 24u had klaar gestaan, op handen werd
gedragen. Ik onthoud dan ook zijn levensles:
Uit een arbeider komt soms interessantere praat dan uit een dokter of
advocaat, wat dan weer niet uitsluit dat er uit die laatste ook interessante
praat kan komen.
Het
geeft grotendeels aan hoe vake in het leven stond.
Het leven zelf heeft er voor gezorgd dat ik een vader heb gekend die vele waters
heeft doorzwommen, de ene al vanzelfsprekender dan de andere.
Feit
blijft, in gelijk welk gedaante ook, vake was steeds de ridder van ons moeke,
misschien niet die van op het witte paard maar zeker die van op zijn motor van destijds.
Hij was de man waarbij ons moeke zich mocht en kon ontplooien. Vanuit het
tijdsgewricht waaruit onze ouders komen was het een ware voortrekkersrol en
zijn tijd vooruit. Op die manier was hij de perfecte man voor ons moeke. Het
zorgde door de tijd heen dat hun huwelijk, indien mogelijk, veel meer werd dan gewoon
twee handen op een buik.
Toeval
of niet, hij was in die rol van ridder ook diegene die meestal bij de eerste
ter plaatse was wanneer zich iets ernstigs had voorgedaan bij de kinderen om
daarna zijn vrouw in te lichten.
Zijn
kinderen, alle zes, hij droeg ze in zijn hart en in gedachten én was veel beter
geïnformeerd over hen dan je had kunnen vermoeden. Hij had er een handje van
weg om langs zijn neus weg te vragen hoe het met je broer of zus was wanneer
hij er wind van had dat je hen kortelings had gezien en liet niet los zolang niet al zijn vragen waren beantwoord.
Hij
was ook de man van de taal en van de muziek. Hij schreef zelf graag gedichten
die hij dan bundelde en ons cadeau deed, las zeer graag boeken en een goede
streep muziek liet hem zelden onberoerd.
Al
kon er aan zijn Engelse uitspraak zeker nog geschaafd worden: hij was destijds dan
ook de motiverende, soms schurende, basstem die we nodig hadden in ons Opel
Rekord Autokoor: uren a capella zingen
in de wagen. Met als vaste inbreng van vake zeker enkele nummers van Brassens.
Onvergetelijk.
|