Er was eens een mens. Zij heette Katrien. Zij zag er jong uit. Zij was nooit bang omdat haar moeder en haar vader altijd bij haar waren. Ze woonde in een groot huis. Dat huis stond aan de rand van het grote bos. Zij wandelde graag in het bos. In het bos ging Katrien vossen vangen. De vossen ontsnapten steeds weer en liepen van de dierentuin terug naar het bos. Katrien zocht de vossen met een vliegend tapijt. De vossen zaten nu heel dicht bij de rivier. Katrien was bij de rivier en de vossen konden geen kant meer op. De vossen vielen in het water. Katrien kon met een gerust hart terug naar huis. Ze leefde nog lang en gelukkig. Tristanxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
|