'Als opa tijd voor je maakt en met je speelt, toont hij dat hij van je houdt.' 'Als hond met zijn staart kwispelt omdat hij graag bij je is, toont hij dat hij van je houdt.' 'Als buurman met jou op de tuinbank zit en jullie samen naar de vogels kijken, toont hij dat hij van je houdt.' 'Als buurvrouw jou verwent en een taart voor je maakt, toont ze dat ze van je houdt.' 'Als Louise jou een kusje geeft, toont ze dat ze van je houdt.' 'Weet je Jules, houden van, dat voel je gewoon.' Jules kijkt mama aan. Hij weet precies wat ze bedoelt.





|