Daar stond hij dan: mijn man John-Paul. Ik stond voor hem en vroeg hem wat dit allemaal te betekenen had en ik legde hem zijn eigen brief voor.
Liefste Cecilia,
Als je dit leest ben ik er niet meer, wat heel melodramatisch klinkt nu ik het opschrijf, maar ja, iedereen sterft ooit. Jij ligt nu in het ziekenhuis met ons dochtertje Isabel. Ze is vanochtend vroeg geboren. Ze is zo mooi en klein en hulpeloos. Mocht mij iets overkomen, dan heb ik dit in elk geval zelf gedaan. Ik heb een paar biertjes gedronken. Ik moet je vertellen dat ik Janie Crowley heb gedood toen ik zeventien was. Het was niet zo bedoeld. Ik verloor mijn zelfbeheersing en was stom. Er knapte iets in mijn hoofd. Ze was verliefd op een andere jongen en lachte me uit. Ik hou ontzettend veel van jullie. Ik verdiende niks en ik kreeg alles terug van jullie.
Het spijt me.
Liefs,
John-Paul
Ik dacht dat ik al kwaad was geweest, maar kwader dan dit kon niet. Ik walgde van hem als ik dacht aan wat hij had gedaan. Ik moet dit even laten rusten in mijn hoofd.
|