Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De zwarte weduwe (Latrodectus mactans) is een spin die oorspronkelijk afkomstig is uit de Verenigde Staten, maar zich inmiddels over alle werelddelen heeft verspreid. Het allereerste exemplaar in Europa dook op in Tervuren (België) in 1967. In Nederland en België is het klimaat, naar men aanneemt, echter niet geschikt voor de spin om zich blijvend te vestigen. De spin, die behoort tot de kogelspinnen en ongeveer 1,5 cm groot kan worden, is vooral bekend omdat het vrouwtje ervan lelijk kan bijten met soms ernstige gevolgen.
Het mannetje is polygaam en paart dus met verschillende wijfjes. Voor hij op zoek gaat naar een partner, spint hij een klein web en bevrucht dit met een beetje sperma door het tegen zijn buik te wrijven. Vervolgens pakt hij dit spermapakketje beet met zijn pedipalpen (dit zijn de pootvormige organen nabij de bek) en gaat op zoek naar een wijfje. Wanneer hij een geschikt wijfje gevonden heeft, baltst hij voor haar door haar web te laten resoneren met zijn poten om aan te geven dat hij wil paren. Dit houdt in dat hij het spermapakketje overbrengt op het lichaam van het wijfje. Na de paring eet het wijfje in sommige gevallen het mannetje op, waaraan de spin haar naam dankt. Eén paring is voor het wijfje voldoende om verscheidene nesten met eieren te leggen, omdat zij het sperma in haar lichaam opslaat en het een aantal maanden kan gebruiken. Het wijfje legt de eieren in een grote, beige zijden cocon, die ze van tevoren heeft gesponnen. Ze heeft soms verschillende van die cocons en bewaakt ze zorgvuldig. Ten slotte komen er drommen jonge spinnetjes tevoorschijn, die ondanks het feit dat ze piepklein zijn, al geheel onafhankelijk van de moeder zijn zo gauw ze uit het ei komen.
[bewerken] Beten van de zwarte weduwe
De spin is niet agressief en mensen worden meestal gebeten omdat ze de spin onbedoeld in het nauw brengen, bijvoorbeeld door op een toiletbril te gaan zitten waar de spin haar web heeft gesponnen. De beet wordt aanvankelijk nauwelijks gevoeld maar gaat na enige minuten hevig pijn doen en kan dan gepaard gaan met andere ziekteverschijnselen. Een fatale afloop is wel beschreven hoewel dit geenszins zo vaak voorkomt als in sensatiebeluste media wordt gesteld.
In de hele VS zijn tussen 1950 en 1959 (voor de ontwikkeling van een antiserum) bijvoorbeeld slechts 63 fatale gevallen gemeld. Bij toediening van antiserum in ernstige gevallen trad in een ziekenhuisserie van meer dan 2000 beten geen enkele fatale afloop op.
In een Australisch onderzoek naar 63 gevallen waarbij de roodrugspin (nauw verwant aan de zwarte weduwe) gevangen was en dus eenduidig kon worden geïdentificeerd[1] trad pijn op in alle gevallen; hevige pijn bij 61% van de gevallen en pijn die meer dan 24 uur aanhield in 66% van de gevallen.
In 35% van de gevallen traden systemische verschijnselen op (algemeen onwelzijn, zweten, verlammingsverschijnselen in tegenstelling tot plaatselijke verschijnselen). De pijn duurde gemiddeld 48 uur (maximaal 96 uur). Slechts 6 patiënten hoefden met antigif te worden behandeld. Bij beten van de verwante L. Hasselti was er meer kans op systemische verschijnselen dan bij L. mactans. Er waren geen gevallen met fatale afloop.