1 In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoge en verheven troon. De sleep van zijn mantel vulde heel de tempel. 2 Serafs stonden boven Hem opgesteld, elk met zes vleugels: twee om het gelaat te bedekken, twee om de voeten te bedekken, twee om te vliegen. 3 Zij riepen elkaar toe: `Heilig, heilig, heilig is de HEER van de machten; en heel de aarde is vol van zijn heerlijkheid.' 4 De deurpinnen in de dorpels schudden van het luide geroep en de tempel stond vol rook. 5 Ik zei: `Wee mij! Ik ben verloren! Ik ben een mens met onreine lippen, ik woon onder een volk met onreine lippen en ik heb met eigen ogen de koning, de HEER van de machten gezien!' 6 Maar één van de serafs vloog op mij af met een gloeiende kool, die hij met een tang van het altaar had genomen, 7 hij raakte er mijn mond mee aan en sprak: `Zie, nu dit uw lippen heeft aangeraakt, is uw zonde verdwenen, en uw schuld bedekt.' 8 Daarop hoorde ik de stem van de Heer: `Wie zal Ik zenden, wie zal in onze naam gaan?' Ik antwoordde: `Hier ben ik, zend mij.'

Lezing uit het boek Deuteronomium 26,16-19.
Psalmen 119(118),1-2.4-5.7-8.
Heilig Evangelie van Jezus Christus volgens Mattheus 5,43-48.

Lezing uit het boek Deuteronomium 26,16-19.

Heden beveelt u Jahweh, uw God, al deze bepalingen en voorschriften te volbrengen; gij moet ze dus met heel uw hart en heel uw ziel getrouw onderhouden.
Gij hebt heden aan Jahweh laten betuigen, dat Hij uw God zal zijn, dat gij zijn wegen wilt bewandelen, zijn bepalingen. geboden en voorschriften onderhouden, en wilt luisteren naar zijn stem.
En Jahweh heeft heden aan u laten betuigen, dat gij zijn volk en zijn eigendom zult zijn, zoals Hij het u heeft beloofd, zo gij al zijn geboden onderhoudt;
dat Hij u in eer, glorie en roem hoog boven alle volken zal verheffen, die Hij heeft gemaakt, en dat gij een volk zult zijn, dat aan Jahweh, uw God, blijft gewijd, zoals Hij beloofd heeft.


Psalmen 119(118),1-2.4-5.7-8.

Gelukkig, die onberispelijk zijn in hun wandel, En leven volgens Jahweh’s wet;
Gelukkig, die op zijn vermaningen letten, Hem zoeken met geheel hun hart;
Gij zelf hebt uw bevelen gegeven, Opdat men ze trouw zou volbrengen;
Ach, mocht mijn gedrag zo onwankelbaar zijn, Dat ik uw inzettingen trouw onderhield.
Maar in oprechtheid des harten zal ik U danken, Als ik uw rechtvaardige voorschriften leer.
Ik houd mij vast aan uw bestel: Verlaat mij dan niet voor altoos!


Heilig Evangelie van Jezus Christus volgens Mattheus 5,43-48.

Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Uw naaste zult ge beminnen, en uw vijand zult ge haten.
Maar Ik zeg u: Bemint uw vijanden, en bidt voor wie u lasteren en vervolgen;
opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader in de hemel, die zijn zon doet opgaan over slechten en goeden, en het regenen laat over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
Want zo gij bemint, die u liefhebben, welk loon zult gij dan ontvangen? Doen dat ook de tollenaars niet?
En zo gij alleen uw broeders groet, wat bijzonders doet gij dan wel? Doen dat ook de heidenen niet?
Weest dus volmaakt, zoals uw hemelse Vader volmaakt is.

Bron : Petrus Canisius bijbelvertaling

 Op een dag hoort Abraham een vreemde stem.
Hij meent dat hij God hoort zeggen:
 "Abraham, neem je geliefde zoon Isaak,
ga met hem naar de berg Moria
en offer hem daar aan Mij."
 Abraham staat vroeg op,
zadelt zijn ezel
en hakt hout voor de brandstapel.
Hij neemt Isaak en twee knechten mee.
Op de berg zegt hij tegen de knechten:
 "Wacht hier even.
Isaak en ik gaan ginds even bidden."
 Abraham laat Isaak het hout dragen.
Zelf heeft hij het vuur en het mes.
Isaak vraagt:
 "Wij hebben vuur en hout,
maar waar is het offerdier?"
 "Daar zorgt God voor," 
zegt Abraham.
Boven op de berg maakt hij een altaar
en hij legt het hout erop.
Hij bindt Isaak vast,
legt hem op het altaar
en heft het mes om te steken.
Dan komt er een stem uit de hemel:
 "Abraham, doe het kind geen kwaad.
ik weet dat je in Mij gelooft.
Je hoeft het niet ook nog eens te bewijzen
met het offer van je kind."
 Dan zien ze een schaapje lopen,
en dat slachten ze,
in de plaats van Isaak.
 Wij hebben nu het verhaal
van het offer van Abraham
en zijn zoon Isaak verteld.
De Moslims vertellen ook zo'n verhaal.
Zij vertellen dat Abraham niet Isaak,
maar Ismaël wou offeren,
en dat Ismaël een schaap werd.
Ieder jaar vieren de Turken en Marokkanen
- ook in ons land -
daarom nog het schapenfeest.
 Vroeger gebeurden kinderoffers veel.
Ook Abraham wilde aan God datgene offeren
dat hij het meest lief had: zijn eigen zoon.
Maar gelovige mensen geloven er niet in
dat God zo iets wil.

Op een dag gaat Jezus met Petrus, Jacobus en Johannes naar de berg Tabor.
Dat deden zij meer, vooral als Jezus wilde bidden of alleen zijn.
Buiten hen was er niemand op de berg.
Jezus loopt voor de drie apostelen uit.
Plotseling zien ze hem helemaal anders dan voordien.
Zijn kleed is blinkend wit en het gezicht en de ogen van Jezus stralen ...!
Zij zien Jezus plots in het gezelschap van twee belangrijke mannen uit de geschiedenis van hun volk.
En de leerlingen zijn hierdoor zo ontroerd dat Petrus zegt:
"Jezus, het is hier zo goed, laten wij hier blijven, want zo zou het altijd moeten zijn.
We zullen hier drie tenten bouwen, voor U en voor uw vrienden."
Maar dan gebeurt er weer iets voor hun ogen.
Er komt een wolk en uit die wolk lijkt een stem te komen terwijl ze naar Jezus kijken.
De stem zegt: "Dit is mijn zoon, waarvan ik hou, luister naar hem, want hij is goed!"
En vol blijdschap gaan ze weer samen met Jezus de berg af,
en zij zouden graag aan iedereen willen vertellen wat ze hebben gevoeld en hoe zij Jezus hebben gezien.
Maar Jezus zegt hen: "Zwijg er maar over, bewaar dat als een groot geheim in Uw hart".