De bouw van een paard heeft te maken met kenmerken die hij van zijn ouders geërfd heeft, met eigenschappen van zijn soort of ras en met de unieke, individuele aspecten van zijn voorkomen. |
|
Wat kan er mis gaan? |
|
Er zijn maar weinig paarden met perfect gebouwde benen. De meeste paardebenen vertonen kleine onvolkomenheden die lichamelijk gezien niet belangrijk zijn. Maar er zijn een aantal afwijkingen die de kans op kreupelheid vergroten. Vaak wotden deze veroorzaakt door een ongelijke verdeling van het gewricht op het been. Het been moet recht zijn. Staat het naar binnen of naar buiten, dan worden sommige delen extra belast, wat tot blessures kan leiden en onregelmatig afgesleten hoeven of ijzers. |
|
De voorbenen |
|
De volgende afwijkingen belasten de benen en beïnvloeden de beweging: |
- wijd in de knieën: de pijpbeenderen staan naar buiten wat tot voorkniespat kan leiden
- nauw in de knieën: de benen buigen naar binnen, waardoor de banden overbelast worden.
- Franse stand en toontredersstand: de hoeven staan naar buiten of naar binnen.
- bodemwijde stand: de voeten staan te ver uit elkaar waardoor de binnenkant van de voet overbelast wordt.
- bodemnauwe stand: de voeten staan te dicht bij mekaar waardoor de buitenkant van het been overbelast wordt.
|
|
De achterbenen |
|
De volgende afwijkingen kunnen eveneens problemen veroorzaken: |
- koehakkig: de sprongewrichten draaien naar buiten waardoor de hoeven naar buiten staan. Dit kan spat veroorzaken.
- O-benig: de benen worden ook overbelast als de sprongewrichten te ver uit mekaar staan.
- Bodemwijd en bodemnauw: overbelasting van de binnen- of de buitenkant van het been.
|
|
Beoordelen van de bouw: |
|
Vooraanzicht: |
Van voren gezien moet er een denkbeeldige lijn vanuit het punt van de schouder door het midden van de knie, de kogel en de voet lopen. De afstand tussen de twee lijnen moet van borst tot voet gelijk blijven. |
|
Achteraanzicht: |
Van achteren gezien moet een denkbeeldige lijn vanuit de punt van de bil door het midden van het sprongewricht, het kogelgewricht en de voet lopen. Ook hier moet de afstand tussen de twee lijnen gelijk blijven. |
|
De rug |
|
Rugafwijkingen tasten het voorkomen en de balans van het paard aan - vooral wanneer hij bereden wordt. Ook verzwakken ze de rug. Sommige beenafwijkingen kunnen tot kreupelheid leiden. |
|
De bouw van de rug. |
|
Een goede rug heeft een lichte inbuiging. Een zeer holle rug wijst op ouderdom of zwakte en leidt makkelijk tot rugblessures. Een opwaarts gebogen ruglijn of karperrug vermindert het atletisch vermogen van het paard. Het is ook moeilijk een passend zadel voor zo'n paard te vinden. Een paard met een te korte rug heeft de neiging de voorvoet met de achtervoet te raken als hij loopt, terwijl een lange rug vaak zwak is. Sommige, vaak oude paarden hebben een scherpe rug met uitstekende botten. |
|
|
De schoft moet duidelijk zichtbaar zijn. Zo vormt hij een goede ondersteuning voor de nekspieren. Als deze erg smal zijn, heeft het paard gauw last van zadeldruk en kan het problemen geven om een passend, comfortabel zadel te vinden. |
|
De hoef |
 |
Hoeven zijn beschermende omhulsels. Ze helpen de stoten die de benen krijgen op te vangen. |
|
Structuur van de hoef. |
 |
De hoef bestaat uit drie delen: zool, hoornwand en hoornstraal.
De zool moet gewelfd zijn en is bedoeld om gewicht van boven op te vangen. Een goed gevormde zool mag de grond niet raken. De witten lijn verbindt de zool met de hoornwand. De hoornwand wordt gevormd bij de kroonrand waar hoornachtig weefsel met speciale, huidachtige cellen wordt vermengd om de harde hoornwand te vormen. Deze wand moet overeenkomen met onze teennagels. Maar in tegenstelling tot de mens, balanceert en loopt het paard op zijn tenen!
De hoornwand heeft een binnenste laag hoornlaminae die verweven is met een soortgelijke laag verbonden aan het hoefbeen. Zo zit de hoef stevig vast. Bij de hoefballen loop de hoornwand naar binnen naar de hoornstraal met de steunsels van de hoef. Als deze de grond raken geven ze enigszins mee om de stoot op te vangen. De hoornstraal drukt daarbij tegen het grote straalkussen. De digitale slagader en ader aan weerskanten van het been voorzien de hoef van bloed. langs deze vaten lopen twee zenuwen die impulsen aan de hoef doorgeven. |
|
Hoe beweegt een hoef? |
|
Het hoefgewricht ligt binnenin de hoef. Het verbindt het hoefbeen met het kroonbeen, waardoor het paard de hoef kan bewegen. De beweging wordt uigevoerd door twee sterke pezen. De digitale strekpees komt aan de voorzijde de hoef binnen, terwijl de digitale buigpees bia de achterkant van de koot en de hoefballen in de hoef doorloopt.
Achter het hoefbeen ligt het straalbeen, waar de digitale buigpees overheen loopt. Dit bot help bij het opvangen van storen. Het gewicht van het paard wordt dus niet door de zool, maar door de hoornwand gedragen.
Tijdens een sprong, of in galop zijn er korte momenten waarop het volle gewicht van het paard (ongeveer 500kg) op één voorbeen rust. Dit geeft aan hoe sterk de hoeven van een paard zijn. |
|
WIST U... |
Dat meer dan 55 miljoen jaar geleden paarden vier uit elkaar staande tenen hadden, zodat ze in moerassige gebieden niet weg zouden zakken? Door klimaatsverandering en het harder worden van de grond begon het paard meer en meer op zijn middelste tenen te steunen, waardoor de rast overbodig werd en uiteindelijk verdween. |