De eerste alinea uit het verhaal "Woestijn wolf". Om verder te lezen download de PDF.
Herkenning
Ze
reden over een klein smal weggetje te midden van een groot veld. In
de verte kon je het dorp waar het voertuig vandaan kwam nog zien.
Vooruit was er niets te zien behalve het eindeloze veld en heel in de
verte een vage goud gele gloed die het begin van de woestijn
aankondigde. Het warme zand, dat nu in de schemer zijn hitte afgaf,
aan de steeds kouder wordende lucht, leek bijna te gloeien.
De
wagen bestond uit een 6 tal paarden die het voort trokken over de
zanderige weg. Daar achter een kleine wagen waar de bestuurder en een
8 tal andere stevige mannen zaten. Ze praten en lachten onder het
genot van een aantal zakken wijn en water. Het waren nomaden, gehard
door het leven in de woestijn. In de bewoonde wereld werden ze
beschouwd als buitenstaanders, niet welkom in de steden noch de
dorpen. Velen van hen hadden een gevangenis straf boven hun hoofd
hangen andere enkel een geldboete. Ze waren naar de woestijn gevlucht
en hadden zich aangesloten bij de nomaden die daar al woonden, stuk
voor stuk veroordeelde.
Achter
de eerste wagen hing een veel grotere constructie op wielen. Een
enorme kooi, twee keer zo lang als de eerste wagen en hoog genoeg om
in te kunnen staan. Hij was speciaal gebouwd voor het vervoer van
groot vee zoals kamelen, koeien of paarden, maar deze mannen
gebruikte hem daar niet voor. Hun tocht naar het dorp was niet
geweest voor dieren, maar voor mensen. Vrouwen om specifiek te zijn.
In
het nomadenkamp was een groot te kort aan vrouwen aangezien deze niet
snel naar de woestijn trokken, laat staan de wet overtraden en werden
veroordeeld. Om toch de nodige vrouwen in het kamp te verkrijgen
trokken de nomaden met kleine groepen naar de omliggende dorpen. Soms
overvielen ze een slavenmarkt, soms een klein dorp dat ze
toevalligerwijs tegen kwamen. Ze ontvoerde de vrouwen en namen ze mee
naar de woestijn. Daar werden ze te werk gesteld in alle mogelijke
beroepen die de nomaden van hen nodig hadden. Veel vrouwen zouden het
eerste jaar niet overleven, maar de enkele die dat wel deden
verbleven meestal de rest van hun leven in het kamp.
Deze
keer was hun buit groot geweest, een 12 tal jonge vrouwen zaten dicht
opeen in de kooiconstructie. In het begin hadden ze gegild en
geschreeuwd, maar nu, na uren rijden waren ze stil geworden. Om de zo
veel tijd kregen ze water en iets te eten, verder werden ze met rust
gelaten.
|