We traden de kamer binnen en daar stond een kleine kale man met een iets oosters uiterlijk. Hij stelde zich voor als dienaar voor als Thaddeus Sholto, de zoon van officier Sholto die samenwerkte met de vader van Mary. Hij vertelde ons het leven van zijn vader en over de plotse dood van de vader van Mary die geheim moest blijven. Hij vertelde ons verder dat zijn vader zijn laatste levensjaren in angst leefde. Hij sprak bij zijn dood over een man met een houten been. Verder bleek ook dat hij de afzender is van de parels die Mary elk jaar ontving. Ze bleken maar een miniem deel van een grote schat te zijn die officieren Sholto en Morstan hadden meegenomen bij hun terugkomst naar huis. Thaddeus had jaren lang gezocht met zijn broer Bartholomeus maar na heel de tuin te hebben uitgegraven was er nog geen spoor van de kist. Uiteindelijk vonden ze per toeval jaren later een geheime zolder waar dan ook de schatkist lag. Thaddeus schreef de brief dus om de buit eerlijk te verdelen met Mary. Hij wou dat er geen politie bij betrokken was zodat ze de buit konden houden en verdelen met Mary. Daarom had hij natuurlijk ook nooit zijn adres ergens bijgestoken.