Foto
Welkom op dit bijbel lees blog. Dat de Here u mag zegenen, veel leesplezier in Zijn woord.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Zoeken in blog




Foto
Foto
Inhoud blog
  • Mozes zegen en zijn dood
  • Laatste aanwijzingen; het lied van Mozes
  • Mozes opvolging
  • Verdere vermaningen
  • Zegen en vloek
  • Aanwijzingen voor de plechtigheden na de oversteek
  • Gebeden bij het afdragen van gaven; slotwoord van Mozes
  • Diverse voorschriften
  • Over seksuele misdrijven
  • Diverse voorschriften
  • Familierecht
  • Over zaken van leven en dood
  • Over rechters, koningen, priesters en profeten
  • Over de grote feesten
  • Over plichten op gezette tijden
  • Verboden rouwgebruiken; over reine en onreine dieren
  • Tegen verleiding tot afgodendienst
  • Eén plaats om te offeren
  • Geen reden voor zelfverheffing
  • Vergeet in voorspoed de HEER niet
  • Omgang met andere volken
  • Afkondiging van de tien geboden
  • Aanwijzing van vrijplaatsen
  • Terugblik op Israëls geschiedenis
  • Gehoorzaamheid leidt tot voorspoed
  • De HEER is de enige
    De Bijbel online lezen.
    Deuteronomium
    De titel van het boek Deuteronomium is afgeleid van het Griekse woord deuteronomion, dat ‘tweede wet’ betekent. Het gaat om wetten die bekend zijn uit Exodus, Leviticus en Numeri en die hier herhaald of opnieuw geformuleerd worden. De titel in de Hebreeuwse bijbel is Devariem, ‘Woorden’, naar de eerste woorden van het boek. Deuteronomium is het vijfde en laatste boek van de Pentateuch, de verzameling van vijf boeken die in de Joodse traditie de Tora wordt genoemd. Vanaf de tijd van Ezra en Nehemia (rond 450 v.Chr.) werden deze boeken aan Mozes toegeschreven. Daarom spreekt men ook wel van ‘de vijf boeken van Mozes’. Deuteronomium vormt samen met de verhalende gedeelten in Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Jozua, Rechters, Samuël en Koningen een min of meer doorlopende geschiedenis. Tegenwoordig nemen velen aan dat deze boeken in hun huidige vorm het resultaat zijn van een langdurig proces van overleveren en redigeren. Het redactieproces is al in de tijd van de koningen van Israël en Juda begonnen (ongeveer 1000-586 v.Chr.) en werd pas afgesloten na de Babylonische ballingschap, in de Joodse gemeenschap in de tijd van de tweede tempel (na 515 v.Chr.).
    26-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aanwijzingen voor de plechtigheden na de oversteek
    Deuteronomium 27

    M
    ozes droeg, samen met de oudsten van Israël, het volgende aan het volk op: ‘Leef alle geboden na die ik u vandaag gegeven heb. En op de dag dat u de Jordaan oversteekt om het land binnen te gaan dat de HEER, uw God, u zal geven, moet u daar aan de overkant grote stenen oprichten. Nadat u daarop een kalklaag hebt aangebracht, moet u de wetten waarin ik u onderwezen heb erop schrijven. Dan mag u het land van melk en honing, dat de HEER, de God van uw voorouders, u heeft beloofd, binnentrekken. Plaats, zodra u de Jordaan bent overgestoken, de stenen op de Ebal, zoals ik u nu voorschrijf, en voorzie ze van een kalklaag. Bouw daar bovendien een altaar voor de HEER, uw God, van stenen die niet met ijzeren gereedschap bewerkt zijn, en breng hem brandoffers op het uit ruwe steen opgetrokken altaar. Breng er vredeoffers en houd een feestmaal ten overstaan van de HEER, uw God. Schrijf alle bepalingen van deze wet heel duidelijk op die stenen.’
    Omringd door de Levitische priesters zei Mozes tegen heel Israël: ‘Wees stil en luister, Israël. Vandaag bent u het volk van de HEER, uw God, geworden. 10 Wees hem daarom gehoorzaam en leef zijn geboden en wetten na, zoals ik ze u nu heb voorgehouden.’
    11 Daarna gaf Mozes het volk deze aanwijzingen: 12 ‘Wanneer u de Jordaan bent overgestoken, moeten de stammen Simeon, Levi, Juda, Issachar, Jozef en Benjamin zich op de Gerizim opstellen en daar de zegen uitspreken. 13 Op de Ebal moeten zich de stammen Ruben, Gad, Aser, Zebulon, Dan en Naftali opstellen om de vloek uit te spreken.
    14 Verder moeten de Levitische priesters alle Israëlieten luid en duidelijk het volgende toeroepen:
    15 “Vervloekt is eenieder die een godenbeeld maakt en het op een geheime plaats bewaart; in de ogen van de HEER is het een gruwelijk maaksel van mensenhanden.” En heel het volk moet antwoorden: “Amen.”
    16 “Vervloekt is eenieder die geen eerbied heeft voor zijn vader en moeder.” Dan antwoordt heel het volk: “Amen.”
    17 “Vervloekt is eenieder die de grensstenen van een ander verplaatst.” Dan antwoordt heel het volk: “Amen.”
    18 “Vervloekt is eenieder die een blinde de verkeerde richting wijst.” Dan antwoordt heel het volk: “Amen.”
    19 “Vervloekt is eenieder die de rechten van vreemdelingen, weduwen en wezen schendt.” Dan antwoordt heel het volk: “Amen.”
    20 “Vervloekt is eenieder die het bed van zijn vader schendt door gemeenschap te hebben met een vrouw van zijn vader.” Dan antwoordt heel het volk: “Amen.”
    21 “Vervloekt is eenieder die gemeenschap heeft met een dier.” Dan antwoordt heel het volk: “Amen.”
    22 “Vervloekt is eenieder die gemeenschap heeft met zijn zuster of zijn halfzuster.” Dan antwoordt heel het volk: “Amen.”
    23 “Vervloekt is eenieder die gemeenschap heeft met zijn schoonmoeder.” Dan antwoordt heel het volk: “Amen.”
    24 “Vervloekt is eenieder die in het geheim een ander vermoordt.” Dan antwoordt heel het volk: “Amen.”
    25 “Vervloekt is eenieder die zich laat betalen om een onschuldige te vermoorden.” Dan antwoordt heel het volk: “Amen.”
    26 “Vervloekt is eenieder die zich niet houdt aan de bepalingen van deze wet.” Dan antwoordt heel het volk: “Amen.”

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zegen en vloek
    Deuteronomium 28

    M
    ozes sprak: ‘Als u de HEER, uw God, gehoorzaam bent en al zijn geboden, zoals ik ze u vandaag heb voorgehouden, zorgvuldig naleeft, zal hij u hoog boven alle andere volken op aarde verheffen. En omdat u hem gehoorzaamt, zullen u deze zegeningen toevallen:
    Gezegend zult u zijn in de stad en gezegend op het land.
    Gezegend is de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw land en de vrucht van uw vee: de dracht van uw runderen, schapen en geiten.
    Gezegend is de oogst die u binnenhaalt en het deeg dat u kneedt.
    Gezegend zult u zijn in uw komen en uw gaan.
    De HEER zal u de overwinning schenken op alle vijanden die u aanvallen: als één man zullen ze op u afkomen, maar naar alle kanten stuiven ze uiteen.
    De HEER zal zijn zegen laten rusten op uw voorraadschuren en op alle arbeid die u verricht. Hij zal u zegenen in het land dat hij u geeft.
    De HEER zal zijn plechtige belofte gestand doen en u tot een volk maken dat aan hem is gewijd; u leeft immers de geboden van de HEER, uw God, na en volgt de weg die hij wijst. 10 Alle andere volken zullen opmerken dat u de HEER toebehoort, en ze zullen hoog tegen u opzien.
    11 De HEER zal u ruim bedelen met kinderen en ook uw vee en uw akkers overvloedig zegenen, wanneer u straks het land bewoont dat de HEER u zal geven, zoals hij uw voorouders onder ede heeft beloofd.
    12 De HEER zal de rijk gevulde schatkamer van de hemel openen om uw akkers op de juiste tijd regen te geven. Hij zal uw arbeid op het land zo zegenen dat u aan veel volken leningen kunt verschaffen, zonder ooit zelf te hoeven lenen.
    13 De HEER zal u altijd de eerste plaats laten bekleden en nooit de laatste. U zult iedereen voorbijstreven en nooit achteropraken, als u de geboden van de HEER, uw God, gehoorzaamt en ze strikt naleeft. 14 Wijk dan ook op geen enkele manier van de geboden af zoals ik ze u vandaag heb voorgehouden, door achter andere goden aan te lopen en die te vereren.

    15 Maar als u de HEER, uw God, niet gehoorzaamt en zijn geboden en wetten, zoals ik ze u vandaag heb voorgehouden, niet nauwkeurig naleeft, zullen deze vervloekingen u treffen:
    16 Vervloekt zult u zijn in de stad en vervloekt op het land.
    17 Vervloekt is de oogst die u binnenhaalt en het deeg dat u kneedt.
    18 Vervloekt is de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw land en de dracht van uw runderen, schapen en geiten.
    19 Vervloekt zult u zijn in uw komen en uw gaan.
    20 De HEER zal aan alle arbeid die u verricht een vloek laten kleven; hij sticht verwarring en vijandschap. Omdat u zich slecht hebt gedragen en zich van hem hebt afgekeerd, zult u spoedig ten onder gaan.
    21 De HEER zal u met de pest treffen, tot u geheel en al bent weggevaagd uit het land dat u in bezit zult nemen.
    22 De HEER zal u treffen met tering en ontstekingen, met koorts en waanzin, met droogte, korenbrand en meeldauw, die u zullen achtervolgen en te gronde richten. 23 De hemel boven uw hoofd zal van koper zijn en de grond onder uw voeten van ijzer.
    24 De HEER zal het stof laten regenen op uw akkers: fijn zand zal uit de hemel op u neerdalen. Zo zult u ten onder gaan.
    25 De HEER zal de overwinning aan uw vijanden schenken: als één man gaat u op hen af, maar naar alle kanten zult u uiteenstuiven. Voor alle koninkrijken op aarde zult u als afschrikwekkend voorbeeld gelden. 26 Vogels en roofdieren zullen zich aan uw lijken te goed doen, zonder dat iemand ze verjaagt.
    27 De HEER zal u treffen met zweren als Egypte destijds, met builen, uitslag en schurft, met ongeneeslijke ziekten.
    28 De HEER zal u treffen met krankzinnigheid, blindheid en verstandsverbijstering. 29 U zult op klaarlichte dag in het duister tasten, zoals een blinde op de tast zijn weg moet zoeken. Alles wat u onderneemt zal mislukken. Dag in dag uit zult u worden beroofd en uitgebuit, en er is niemand die u komt redden.
    30 U zult een bruid hebben gevonden, maar een ander zal met haar slapen. U zult een huis bouwen, maar er niet in wonen. U zult een wijngaard planten, maar niet zelf van de eerste vruchten genieten.
    31 Uw runderen worden voor uw ogen geslacht, maar van het vlees zult u geen stukje krijgen. Uw ezel wordt u afgenomen en u ziet hem niet meer terug. Uw schapen en geiten worden aan uw vijand gegeven, en er is niemand die u te hulp komt.
    32 U zult moeten aanzien dat uw zonen en dochters aan een ander volk uitgeleverd worden. Met smart wacht u op hun terugkeer, elke dag opnieuw, maar u staat machteloos.
    33 Een onbekend volk zal zich te goed doen aan alles wat uw land voortbrengt en waarvoor u zich hebt ingespannen. En u wordt mishandeld en uitgebuit, dag in dag uit. 34 U zult gek worden van alles wat u voor uw ogen ziet gebeuren.
    35 De HEER zal u treffen met vreselijke, ongeneeslijke zweren aan knieën en dijen, die u ten slotte van voetzool tot kruin bedekken.
    36 De HEER zal u, met de koning die u hebt aangesteld, laten wegvoeren naar een land dat u vreemd is en dat ook uw voorouders onbekend was. Daar zult u andere goden vereren, goden van hout en van steen. 37 U zult voor de inwoners van al die landen waarheen de HEER u verbant een schrikbeeld zijn, en een doelwit voor hun spotwoorden en schimpscheuten.
    38 U zult uw akkers overvloedig inzaaien, maar doordat de sprinkhanen ze kaalvreten zal het een schrale oogst worden. 39 U zult wijngaarden planten en bewerken, maar door vraat van rupsen zal er geen druivenoogst zijn en zult u geen wijn kunnen drinken. 40 U zult overal olijfbomen hebben staan, maar doordat ze hun vruchten voortijdig verliezen zal uw huid het zonder olie moeten stellen.
    41 U zult zonen en dochters verwekken, maar ze niet zien opgroeien, want ze zullen in ballingschap worden weggevoerd.
    42 Sprinkhanen zullen zich meester maken van uw bomen, van alles wat op uw land groeit.
    43 De vreemdelingen die bij u wonen zullen u volkomen voorbijstreven, en u raakt steeds verder achterop. 44 Zij zullen u leningen verschaffen, maar u zult zelf nooit iets te leen kunnen geven. Zij zullen de eerste plaats bekleden en u de laatste.
    45 Al deze vervloekingen zullen u treffen en u achtervolgen tot er niemand meer over is, omdat u de HEER, uw God, ongehoorzaam bent geweest en de geboden en wetten die hij u voorhield niet hebt nageleefd. 46 Door de ellende getekend zult u met uw nageslacht voor altijd een afschrikwekkend voorbeeld zijn. 47 Omdat u de HEER, uw God, niet met vreugde hebt gediend, blij met alles wat u bezat, 48 zult u de vijand die de HEER op u afstuurt moeten dienen, en dat zal gepaard gaan met honger en dorst, met een tekort aan kleding, met gebrek aan alles. U krijgt een loodzwaar juk opgelegd, tot er niemand meer over is. 49 Zoals een arend onverwacht opdoemt, zo zal uit de verste uithoek van de wereld een volk op u afkomen. De HEER stuurt een volk dat een onverstaanbare taal spreekt 50 en meedogenloos optreedt, zonder uw oude mensen te ontzien en uw kinderen te sparen. 51 Ze verslinden alles wat uw vee en uw land voortbrengen, tot u niets meer over hebt. U zult van uw koren, wijn en olie niets overhouden, en geen enkel jong van uw runderen, schapen en geiten; zo zullen ze u te gronde richten. 52 Ze belegeren alle steden in het land dat de HEER, uw God, u heeft gegeven, totdat de hoge, versterkte muren waar u zo op vertrouwt, allemaal gevallen zijn. De nood in die steden zal zo hoog stijgen 53 dat u de zonen en dochters die u van de HEER, uw God, hebt gekregen, zult eten – uw eigen vlees en bloed; tot zo grote wanhoop zal de vijand u tijdens het beleg drijven. 54 De gevoeligste, zachtaardigste man zal zijn eigen broer of de vrouw die hij bemint of de kinderen die hem resten 55 nog geen stukje vlees van zijn kinderen gunnen, maar ze helemaal alleen opeten, omdat hij niets anders heeft; tot zo grote wanhoop zal de vijand u tijdens het beleg drijven. 56 En ook de gevoeligste, zachtaardigste vrouw, een vrouw zo verfijnd dat ze nooit een voet op de grond heeft hoeven zetten, zal de man die ze bemint en haar eigen zoon en dochter 57 nog geen stukje gunnen van het kind dat ze baart en van de nageboorte die haar lichaam verlaat, maar in het geheim alles zelf opeten; zo’n gebrek zal er in uw steden zijn, tot zo grote wanhoop zal de vijand u tijdens het beleg drijven.
    58 Als u niet zorgvuldig de wetten naleeft waarin ik u onderwezen heb en die in dit boek zijn opgetekend, en de glorierijke en ontzagwekkende naam van de HEER, uw God, de eerbied onthoudt die hem toekomt, 59 zal hij u en uw nageslacht zeer zwaar straffen. Hij zal u treffen met ongehoorde plagen, waar geen einde aan komt, en met vreselijke, ongeneeslijke ziekten. 60 Hij zal opnieuw al die gevreesde kwalen uit Egypte op u afsturen en u ermee treffen. 61 Maar ook de ziekten en plagen waarover dit wetboek zwijgt zal hij op u afsturen, tot er niemand meer over is. 62 Al bent u eerst zo talrijk als de sterren aan de hemel, u zult maar met een handvol mensen overblijven, omdat u niet naar de HEER, uw God, hebt geluisterd. 63 En zoals de HEER er eerst vreugde in vond om u te zegenen en in aantal te doen toenemen, zo zal hij u dan met vreugde te gronde richten en uitroeien. U zult worden weggerukt uit het land dat u in bezit zult nemen, 64 want de HEER zal u uiteenjagen en onder alle volken verstrooien, tot in de verste uithoeken van de aarde. Daar zult u andere goden vereren, goden die u nog niet kende en ook uw voorouders niet, goden van hout en van steen. 65 Denk niet dat u bij die volken op adem kunt komen of een plek krijgt om te rusten. De HEER zal u daar in angst laten leven en u, met doffe ogen, een kwijnend bestaan laten leiden. 66 U zult er voortdurend op uw hoede moeten zijn, want u zult uw leven niet zeker zijn en dag en nacht het ergste vrezen. 67 ’s Morgens zegt u: “Ach, was het maar avond,” en ’s avonds verzucht u: “Was het maar ochtend.” Zo groot zal dan de angst zijn waarin u verkeert, zo bedreigend is het wat u ziet. 68 De HEER zal u in schepen terugsturen naar Egypte, ook al had ik gezegd dat u nooit meer daarheen zou teruggaan. En hoewel u zichzelf daar aan uw vijanden te koop aanbiedt als slaven en slavinnen, is er niemand die u wil kopen.’

    69 Met deze woorden heeft de HEER Mozes in Moab een verbond laten sluiten met het volk van Israël, als aanvulling op het verbond dat hij bij de Horeb met hen gesloten had

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verdere vermaningen
    Deuteronomium 29

    M
    ozes riep het hele volk van Israël bijeen en sprak het als volgt toe: ‘U hebt in Egypte met eigen ogen gezien wat de HEER allemaal heeft gedaan met de farao en zijn onderdanen, met heel zijn land. U was getuige van zijn grootse daden en tekenen en wonderen, maar pas vandaag heeft de HEER u werkelijk inzicht gegeven, u de ogen en oren geopend. Veertig jaar lang heeft hij u door de woestijn geleid en in al die tijd raakten uw kleren en uw sandalen niet versleten, en had u geen brood en geen wijn of andere drank nodig. Dat moest u ervan doordringen dat hij, de HEER, uw God is. Toen wij vervolgens hier aankwamen, trokken koning Sichon van Chesbon en koning Og van Basan tegen ons ten strijde. Maar wij versloegen hen en namen hun land in bezit; dat hele gebied werd aan de stammen Ruben en Gad en aan de helft van de stam Manasse toegewezen. Houd u daarom aan de regels van dit verbond, opdat u slaagt in alles wat u doet.
    Hier bent u allen nu bijeen, ten overstaan van de HEER, uw God: de stamhoofden, de oudsten, de schrijvers, alle mannen, 10 vrouwen en kinderen van Israël, en alle vreemdelingen die als houthakker of waterputter in het kamp werken – 11 bijeen om toe te treden tot het verbond dat de HEER, uw God, vandaag met u sluit, en de sancties die erbij horen te aanvaarden. 12 Zo wil hij u vandaag tot zijn volk maken, en dan zal hij uw God zijn, zoals hij u heeft beloofd en zoals hij ook uw voorouders Abraham, Isaak en Jakob onder ede heeft toegezegd. 13 Niet alleen met u, die hier nu ten overstaan van de HEER, onze God, bijeen bent, sluit ik dit verbond, 14 maar ook met degenen die er nu nog niet bij zijn.
    15 U herinnert u de tijd dat we in Egypte woonden en hoe we daarna door het gebied van andere volken trokken. 16 U hebt toen kennisgemaakt met de gruwelijke afgodsbeelden van hout, steen, zilver en goud die zij erop na hielden. 17 Mogelijk is er hier een man of vrouw, of zelfs een familie of stam, die op dit moment liever de HEER, onze God, zou willen verlaten om de goden van die volken te gaan vereren; mogelijk sluimert er zo’n giftige kiem in ons midden. 18 Mocht zo iemand bij het horen van de vervloekingen menen: Als ik mijn eigen koppige hart volg zal het me evengoed voor de wind gaan, en zichzelf daarmee geruststellen, dan zet hij alles wat hij is en heeft op het spel. 19 Want de HEER zal het hem niet willen vergeven; de HEER zal zijn gekrenkte liefde wreken en al zijn woede tegen hem laten losbarsten. Alle vervloekingen die in dit boek beschreven zijn zullen hem treffen, en de HEER zal ervoor zorgen dat niets op aarde nog aan hem herinnert. 20 De HEER zal hem afzonderen van de stammen van Israël en hem voor het ongeluk bestemmen overeenkomstig de vervloekingen van het verbond dat in dit wetboek is opgetekend.
    21 Dan zal de vraag rijzen bij de komende generaties, zowel uw eigen nakomelingen als buitenlanders uit verre streken, wanneer ze zien hoe uw land te lijden heeft en met welke plagen de HEER het heeft getroffen 22 – heel de bodem door zwavel en zout vergiftigd, zodat zaaien geen zin meer heeft en er helemaal niets meer wil groeien, net zoals toen de HEER in zijn grote woede Sodom en Gomorra, Adma en Seboïm weggevaagd had –, 23 bij ieder volk rijst dan de vraag: “Waarom behandelt de HEER dit land zo? Waarom is zijn toorn zo hevig opgelaaid?” 24 Dit zal het antwoord zijn: “Zij hebben het verbond geschonden dat de HEER, de God van hun voorouders, met hen sloot toen hij hen wegleidde uit Egypte; 25 ze zijn andere goden gaan vereren en hebben neergeknield voor goden die ze nog niet kenden en die de HEER niet voor hen had bestemd. 26 Dat is de reden waarom de HEER in woede tegen dit land is uitgebarsten en alle vervloekingen die in dit boek beschreven staan over hen heeft uitgestort. 27 Zo kwaad, zo woedend, zo razend was de HEER dat hij hen van hun eigen grond heeft gerukt en naar een ander land heeft weggeslingerd. Zover is het nu gekomen.”
    28 Wat verborgen is, behoort de HEER, onze God, toe; wat openbaar is, komt ons toe. Wij en onze kinderen dienen ons altijd te richten naar alle bepalingen van deze wet.

    Deuteronomium 30

    Wanneer alles werkelijkheid is geworden wat ik u beschreven heb, zegeningen en vervloekingen, en wanneer u ten slotte, door de HEER, uw God, uiteengejaagd en verstrooid onder alle volken, daar lering uit getrokken hebt en samen met uw kinderen naar de HEER, uw God, terugkeert en hem weer met hart en ziel gaat gehoorzamen – daartoe heb ik u vandaag aangespoord –, dan zal de HEER, uw God, in uw lot een keer brengen: hij zal zich over u ontfermen en u, na u eerst verstrooid te hebben, weer uit al die landen bijeenbrengen. Zelfs al zijn sommigen verbannen naar het eind van de wereld, de HEER, uw God, zal u terughalen en weer bij elkaar brengen. Hij zal u terugbrengen naar het land dat uw voorouders ooit bezaten en het u weer in bezit geven. Hij zal u meer nog dan uw voorouders zegenen en in aantal doen toenemen. De HEER, uw God, zal uw hart besnijden en ook dat van uw nakomelingen, zodat u hem weer met hart en ziel zult liefhebben en in leven zult blijven. De vervloekingen zal hij bestemmen voor uw vijanden en voor iedereen die op uw ondergang uit was. En u zult de HEER weer gehoorzaam zijn en al zijn geboden, zoals ik ze u vandaag heb voorgehouden, in acht nemen. De HEER, uw God, zal u voorspoed geven in alles wat u onderneemt, u kinderrijk maken en uw vee en uw land vruchtbaar maken. Hij zal er weer vreugde in vinden om u te zegenen, zoals voorheen bij uw voorouders. 10 Want u toont de HEER, uw God, dan uw gehoorzaamheid door de geboden en bepalingen in dit wetboek in acht te nemen, en u wilt hem weer met hart en ziel toebehoren.
    11 De geboden die ik u vandaag heb gegeven, zijn niet te zwaar voor u en liggen niet buiten uw bereik. 12 Ze zijn niet in de hemel, dus u hoeft niet te zeggen: “Wie stijgt voor ons op naar de hemel om ze daar te halen en ze ons bekend te maken, zodat wij ernaar kunnen handelen?” 13 Ook zijn ze niet aan de overkant van de zee, dus u hoeft niet te zeggen: “Wie steekt de zee voor ons over om ze daar te halen en ze ons bekend te maken, zodat wij ernaar kunnen handelen?” 14 Nee, die geboden zijn heel dichtbij, u kunt ze in u opnemen en ze u eigen maken; u kunt ze volbrengen.
    15 Besef goed, vandaag stel ik u voor de keuze tussen voorspoed en tegenspoed, tussen leven en dood. 16 Wanneer u zich houdt aan de geboden van de HEER, uw God, zoals ik ze u vandaag heb gegeven, door hem lief te hebben, door de weg te volgen die hij wijst, en zijn geboden, wetten en regels in acht te nemen, dan zult u in leven blijven en in aantal toenemen, en dan zal de HEER, uw God, u zegenen in het land dat u in bezit zult nemen. 17 Maar als u hem de rug toekeert en weigert te luisteren, als u zich ertoe laat verleiden neer te knielen voor andere goden en die te vereren, 18 dan zeg ik u op voorhand dat u te gronde zult gaan. Uw verblijf aan de overkant van de Jordaan, in het land dat u in bezit zult nemen, zal dan van korte duur zijn. 19 Ik roep vandaag hemel en aarde als getuigen op: u staat voor de keuze tussen leven en dood, tussen zegen en vloek. Kies voor het leven, voor uw eigen toekomst en die van uw nakomelingen, 20 door de HEER, uw God, lief te hebben, hem te gehoorzamen en hem toegedaan te blijven. Dan zult u lang blijven wonen in het land dat hij uw voorouders Abraham, Isaak en Jakob onder ede heeft beloofd.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mozes opvolging
    Deutronomium 31

    H
    ierna sprak Mozes de Israëlieten opnieuw toe. Hij zei: ‘Ik ben nu honderdtwintig jaar oud en niet in staat om nog langer leiding te geven. Bovendien heeft de HEER me gezegd dat ik de Jordaan niet mag oversteken. De HEER, uw God, zal zelf voor u uit gaan en de volken aan de overkant voor u uitroeien, zodat u hun land in bezit kunt nemen. Jozua zal u daarbij aanvoeren, zoals de HEER heeft gezegd. De HEER zal hen het lot laten delen van de Amoritische koningen Sichon en Og, die hij met heel hun land heeft vernietigd. Wanneer hij u de overwinning op die volken geschonken heeft, moet u met hen precies zo handelen als ik u heb opgedragen. Wees vastberaden en standvastig. Er is geen enkele reden om bang voor hen te zijn, want het is de HEER, uw God, die met u meegaat. Hij zal niet van uw zijde wijken en u niet verlaten.’
    Toen riep Mozes Jozua bij zich en ten overstaan van alle Israëlieten zei hij tegen hem: ‘Wees vastberaden en standvastig, want jij zult het volk het land binnenleiden dat de HEER onder ede aan hun voorouders had beloofd, en onder jouw leiding zullen ze het in bezit nemen. De HEER zelf gaat voor je uit, hij zal je bijstaan en geen moment van je zijde wijken. Wees niet bang en laat je door niets ontmoedigen

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Laatste aanwijzingen; het lied van Mozes
    Mozes stelde zijn hele onderricht op schrift en gaf de boekrol aan de Levitische priesters, die de ark van het verbond met de HEER moesten dragen, en aan de oudsten van Israël. 10-11 Hij droeg hun daarbij het volgende op: ‘Lees deze voorschriften elk zevende jaar, het jaar van de kwijtschelding, tijdens het Loofhuttenfeest voor aan alle Israëlieten. Want dan komt heel Israël naar de plaats die de HEER uitkiest, om daar voor hem te verschijnen. [10–11] 11  12 Roep dan het volk bijeen, met inbegrip van de vrouwen en kinderen en de vreemdelingen die bij u in de stad wonen. Laat iedereen naar de voorlezing luisteren en zo leren ontzag te tonen voor de HEER, uw God, en de wetten waarin u onderwezen bent, strikt na te leven. 13 Ook hun kinderen, die nog van niets weten, moeten luisteren en leren om ontzag te tonen voor de HEER, uw God, al de tijd dat u aan de overkant van de Jordaan leeft in het land dat u in bezit zult nemen.’
    14 De HEER zei tegen Mozes: ‘Je leven loopt ten einde. Roep Jozua en kom samen naar de ontmoetingstent; dan zal ik hem als jouw opvolger aanstellen.’ Nadat Mozes en Jozua de tent waren binnengetreden, 15 verscheen de HEER in een wolkkolom, die boven de ingang bleef staan. 16 De HEER zei tegen Mozes: ‘Als jij bij je voorouders te ruste bent gegaan, zal het volk mij ontrouw worden en zich afgeven met de vreemde goden die zij zullen aantreffen in het land waar ze heen gaan. Ze zullen mij verlaten en het verbond dat ik met hen gesloten heb verbreken. 17 Dan zal ik in toorn tegen hen ontsteken, ik zal hen aan hun lot overlaten en me van hen afkeren. Wanneer ze zo kwetsbaar zijn geworden, zullen ze ten prooi vallen aan allerlei ellende en tegenspoed. Dan zullen ze zeggen: “Deze ellende overkomt ons zeker doordat onze goden ons verlaten hebben.” 18 Nee, ik ben het die zich van hen afkeert, omdat ze zo veel kwaad hebben gedaan en zich met andere goden hebben ingelaten.
    19 Daarom moet jij het volgende lied opschrijven en het de Israëlieten uit hun hoofd laten leren; ik zal het tegen hen laten getuigen. 20 Want zo zal het gaan: Ik breng hen naar het land dat ik hun voorouders onder ede heb beloofd, een land dat overvloeit van melk en honing. Ze zullen zich te goed doen aan alle overvloed en als ze helemaal verzadigd zijn, laten ze zich met andere goden in om die te dienen; maar mij wijzen ze af en het verbond dat ik met hen gesloten heb, verbreken ze. 21 Wanneer ze eenmaal aan allerlei ellende en tegenspoed ten prooi zijn gevallen, zal dit lied, dat ook onder hun nakomelingen nog algemeen bekend zal zijn, tegen hen getuigen. Ik weet nu al waar hun hart naar uitgaat, nog voor ik hen in het land gebracht heb dat ik hun onder ede heb beloofd.’
    22 Zo schreef Mozes die dag het lied op en hij leerde het de Israëlieten. 23 Jozua, de zoon van Nun, werd aangesteld als zijn opvolger, en de HEER zei tegen hem: ‘Wees vastberaden en standvastig, want jij zult de Israëlieten naar het land brengen dat ik hun onder ede heb beloofd, en ik zal je terzijde staan.’
    24 Toen Mozes alle bepalingen van de wet op schrift had gesteld, 25 gaf hij de Levieten die de ark van het verbond met de HEER moesten dragen de volgende opdracht: 26 ‘Leg dit wetboek naast de ark van het verbond met de HEER, uw God; het moet daar blijven om tegen dit volk te getuigen. 27 Want, Israël, ik weet hoe opstandig en onhandelbaar u bent: tijdens mijn leven hebt u zich al steeds tegen de HEER verzet, hoe zal het dan niet gaan na mijn dood! 28 Roep alle oudsten van uw stammen bijeen, evenals uw schrijvers, dan zal ik hun mijn waarschuwing laten horen, en daarbij hemel en aarde als getuigen oproepen. 29 Want ik weet dat u zich na mijn dood zult gaan misdragen en zult afwijken van de weg die ik u gewezen heb. Daarom zal ellende uiteindelijk uw deel zijn, want u zult doen wat slecht is in de ogen van de HEER: hem tergen met uw zelfgemaakte goden.’
    30 En terwijl de verzamelde Israëlieten er getuige van waren, zong Mozes dit lied, van begin tot eind:

    Deuteronomium 32

    ‘Leen mij uw oor, hemel, nu ik ga spreken,
    luister, aarde, naar wat ik zeggen zal.
    Moge mijn onderricht neerdalen als regen,
    mogen mijn woorden zijn als milde dauw,
    als regen die de grond doordrenkt,
    lenteregen die het groen in bloei zet.
    Want de naam van de HEER roep ik uit:
    de HEER is onze God, laat iedereen hem prijzen!
    Hij is een rots, hij staat voor recht;
    alles wat hij doet is volmaakt.
    Trouw is God, rechtvaardig en zuiver,
    in hem is geen spoor van kwaad.
    Maar zijn kinderen werden hem ontrouw:
    tot hun schande gaven zij hun kindschap op.
    Vals en trouweloos is dit volk.
    Is dit uw antwoord aan de HEER?
    Hoe komt u zo dwaas? Waar is uw verstand?
    Is hij niet uw vader, uw schepper?
    Hij heeft u gemaakt, hij riep u tot leven.
    Denk aan de tijden van weleer,
    verdiep u in het verre verleden.
    Vraag uw vader ernaar, hij zal het vertellen;
    vraag de oudsten en zij zullen verhalen.

    Toen de Allerhoogste land toewees aan elk volk
    en de mensen ieder hun deel gaf,
    bepaalde hij de grenzen voor alle volken
    naar het aantal nazaten van Israël,
    want voor de HEER gold dat volk als het zijne,
    Jakob was het deel dat hij zichzelf toemat.
    10 Hij vond het in een dorre woestijn,
    in een niemandsland vol van gevaar.
    Hij omringde het met zorg en met liefde,
    koesterde het als zijn oogappel.
    11 Zoals een arend over zijn jongen waakt
    en voortdurend erboven blijft zweven,
    zijn vleugels uitspreidt en zijn jongen daarop draagt,
    12 zo heeft de HEER zijn volk geleid,
    hij alleen: geen andere god stond hem bij.
    13 Hij legde het bergland voor hen open,
    de oogst van het land viel hun in de schoot.
    Hij laafde hen met honing uit de rotsen,
    met olijfolie uit steenharde rots,
    14 met melk van koeien en geiten,
    met vlees van Basans rammen,
    met vet van lammeren en bokken,
    met de fijnste bloem van tarwe
    en met wijn, het bloed van druiven.
    15 Toen werd Jesurun vadsig en vet,
    het raakte verzadigd, werd dik en rond.
    Het kwam in verzet, liep weg van zijn schepper,
    versmaadde zijn stut en steun, zijn rots.
    16 Ze tergden hem met vreemde goden,
    met gruwelijke beelden krenkten ze hem.
    17 Ze brachten offers aan demonen,
    aan goden die geen goden zijn,
    goden die zij eerst niet kenden,
    nieuwkomers, nog maar net in zwang,
    die voor hun voorouders niet eens bestonden.
    18 U vergat de God die u gebaard heeft,
    u verwierp de rots die u ter wereld bracht.

    19 Toen de HEER zag wat u deed,
    bemerkte hoe zijn kinderen hem krenkten,
    ontstak hij in hevige toorn en zei:
    20 “Ik zal me van hen afkeren
    en dan eens zien hoe het hun vergaat.
    Want dit is een verdorven geslacht,
    niemand van hen is te vertrouwen.
    21 Ze tergden mij met wat geen god is
    en daagden mij uit met hun nietige afgoden.
    Daarom terg ik hen met wat geen volk is,
    ik daag hen uit met een volk zonder verstand.
    22 Als het vuur van mijn toorn is ontstoken
    zal het branden tot in het diepste dodenrijk;
    het zal de aarde verschroeien en alles wat daar groeit,
    het zal de grondvesten van de bergen verteren.
    23 Ramp na ramp breng ik over hen,
    al mijn pijlen schiet ik op hen af.
    24 Honger zal hen uitmergelen, de pest hen verteren,
    ziekten zullen hen te gronde richten.
    Ik geef hen ten prooi aan wilde dieren,
    giftige slangen laat ik hen bijten.
    25 Buiten eist de oorlog zijn tol,
    binnen heerst de angst voor de dood.
    Niemand wordt ontzien,
    man noch vrouw, jong noch oud.

    26 Ik zou hen wel willen wegvagen,
    elke herinnering aan hen willen uitwissen,
    27 maar ik vrees de hoon van hun vijanden.
    Die zullen immers de feiten verdraaien,
    de overwinning voor zichzelf opeisen
    en de hand van de HEER daarin ontkennen.
    28 Zo kortzichtig zijn die vijanden,
    het ontbreekt hun aan elk begrip.
    29 Waren ze wijs, dan hadden ze inzicht
    en begrepen ze hoe het hunzelf zal vergaan.
    30 Want hoe zouden zij met één man
    duizend van jullie kunnen achtervolgen,
    met twee er tienduizend verjagen,
    als de HEER, jullie rots, je niet uitleverde?
    31 Jullie vijanden zullen het erkennen:
    de rots waarop zij steunen is niets naast jullie rots.
    32 De wijn die ik hun te drinken geef
    is afkomstig van Sodoms wijnstok,
    hij komt uit Gomorra’s wijngaarden;
    bittere, giftige druiven brengen die voort,
    33 de wijn ervan is vol venijn,
    dodelijk als het gif van slangen.
    34 Ik heb dat allemaal bewaard,
    het opgeborgen in mijn schatkamers
    35 voor de dag dat ik wraak ga nemen,
    het tijdstip waarop ik hun kwaad vergeld,
    wanneer aan hun voorspoed een einde komt.
    Want de dag van hun ongeluk is nabij,
    hun noodlot komt onafwendbaar op hen af.”

    36 Want de HEER zal zijn volk recht doen,
    hij ontfermt zich weer over zijn dienaren.
    Als hij ziet dat alle krachten hun begeven
    en weldra iedereen bezwijkt,
    37 zal hij zeggen: “Waar zijn je goden nu?
    Waar is de rots waarop je steunde?
    38 Hebben ze niet het vet van je offers gegeten,
    niet gedronken van de wijn die je ze aanbood?
    Laten die goden je dan te hulp schieten,
    laten zij een schuilplaats voor je zijn!
    39 Zie het toch in: ik ben de enige,
    naast mij is er geen andere god.
    Ik laat sterven, ik geef leven,
    ik sla wonden en ik genees.
    Wanneer ik mijn macht laat gelden
    is er niemand die redding bieden kan.
    40 Ik hef mijn hand op naar de hemel
    en zweer: ‘Zo waar ik eeuwig leef:
    41 Ik wet mijn bliksemend zwaard,
    ik ga het vonnis voltrekken.
    Ik zal mij wreken op mijn vijanden,
    ik reken af met wie mij haatten.
    42 Mijn pijlen maak ik dronken van het bloed
    van vijanden, gevallen en gevangen;
    mijn zwaard verslindt het vlees van hun mannen
    die zo dreigend hun haren hadden losgeworpen.’”

    43 Laat alle volken zijn volk toejuichen,
    omdat hij het bloed van zijn dienaren wreekt;
    hij neemt wraak op zijn vijanden
    en de schuld van zijn land en zijn volk wist hij uit.’

    44 Heel dit lied heeft Mozes samen met Jozua, de zoon van Nun, gezongen en het volk was er getuige van.
    45 Toen Mozes zijn toespraak tot heel Israël beëindigd had, 46 besloot hij: ‘Neem mijn waarschuwingen ter harte, en draag ook uw kinderen op om zich strikt te houden aan de wetten waarin u onderwezen bent. 47 Want het gaat hier niet om iets onbeduidends, het is een zaak van levensbelang! Als u er gehoor aan geeft, zult u lang mogen leven in het land aan de overkant van de Jordaan, dat u in bezit zult nemen.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mozes zegen en zijn dood
    48 Op diezelfde dag zei de HEER tegen Mozes: 49 ‘Ga het Abarimgebergte in en beklim de Nebo, die in Moab ligt, tegenover Jericho. Daar kun je uitkijken over Kanaän, het land dat ik de Israëlieten in bezit ga geven. 50 Op die berg zul je sterven en met je voorouders verenigd worden, zoals je broer Aäron op de Hor stierf en met zijn voorouders werd verenigd. 51 Want bij het water van Meribat-Kades, in de woestijn van Sin, kwamen jullie tegen mij in opstand; in het bijzijn van heel Israël toonden jullie geen ontzag voor mijn heiligheid. 52 Alleen van een afstand zul je het land zien dat ik hun zal geven, je zult het niet binnengaan.

    Deuteronomium 33

    Dit is de zegen die Mozes, de godsman, uitsprak over de stammen van Israël, voor hij stierf. Hij zei:
    De HEER verscheen vanaf de Sinai,
    zijn licht bescheen hen vanuit Seïr,
    met luister kwam hij van de bergen van Paran.
    Talloze engelen vergezelden hem,
    bliksem flitste uit zijn rechterhand.
    Hij kreeg Israëls stammen lief,
    hij hield al de zijnen in zijn hand.
    Ze waren gezeten aan zijn voeten
    en ontvingen zijn onderwijzing.
    Mozes gaf ons zijn onderricht
    als een kostbaar bezit voor Jakobs volk.
    Zo werd de HEER koning van Jesurun,
    terwijl de oudsten van het volk bijeen waren
    en de stammen van Israël zich verzameld hadden.

    Ruben, hij moge leven, en niet sterven,
    hoe gering zijn aantal ook is.’

    Dit zei hij over Juda:
    ‘O HEER, hoor Juda’s hulpgeroep,
    laat zijn strijders behouden huiswaarts keren,
    want ze voeren een eenzame strijd.
    Sta hun terzijde tegen hun vijanden.’

    Over Levi zei hij:
    ‘HEER, u vertrouwt uw orakelstenen toe
    aan Levi, uw vertrouweling.
    U stelde hem op de proef bij Massa,
    daagde hem uit bij het water van Meriba.
    Hij had geen mededogen met zijn vader en moeder,
    zijn eigen broers ontzag hij niet,
    zijn kinderen waren als vreemden voor hem.
    Want de Levieten hielden zich aan wat u gebood,
    het verbond dat u sloot bleven ze trouw.
    10 Laat hen uw regels onderwijzen aan Jakob,
    uw voorschriften doorgeven aan Israël.
    Laat hun geurige gave u behagen,
    laat hen brandoffers brengen op uw altaar.
    11 HEER, zegen hen met voorspoed
    en zie welwillend op hun verrichtingen neer.
    Maar breek hun tegenstanders de heup,
    verlam hun vijanden voor altijd.’

    12 Over Benjamin zei hij:
    ‘De HEER laat zijn lieveling bij zich schuilen.
    Zijn kind omarmt hem van vroeg tot laat,
    het nestelt zich veilig op zijn rug.’

    13 Over Jozef zei hij:
    ‘Moge de HEER zijn land rijk zegenen
    met de gaven van hemelwater, met dauw,
    en met de oervloed die onderaards woont;
    14 met al wat de zon laat groeien,
    met de zegening van de jaargetijden;
    15 met de weelde van oeroude bergen,
    met de gaven van eeuwige heuvels;
    16 met al wat de aarde te bieden heeft.
    Moge de gunst van hem die in de doornstruik was
    rusten op Jozef, de uitverkorene onder zijn broers.
    17 Machtig als een eerstgeboren stier is hij;
    hij heeft twee horens als een oeros,
    waarmee hij vijandige volken wegstoot
    tot voorbij de einden der aarde:
    het zijn Efraïms tienduizenden
    en de duizenden vanManasse.’

    18 Over Zebulon zei hij:
    ‘Een voorspoedige vaart, Zebulon!
    En moge Issachar geluk vinden in zijn tenten!
    19 Zij nodigen de anderen naar de berg
    waar ze waardige offers brengen.
    Zij halen overvloed van overzee,
    graven rijkdom op van onder het zand.’

    20 Over Gad zei hij:
    ‘Geloofd is hij die ruimte gaf aan Gad.
    Gad waakt over zijn deel als een leeuwin,
    die alles verslindt wat in haar klauwen valt.
    21 Het beste land koos hij voor zichzelf:
    dat land was een aanvoerder waardig,
    daar verzamelden zich de oudsten van het volk.
    Hij volbracht de wil van de HEER,
    hij volvoerde zijn bevrijding van Israël.’

    22 Over Dan zei hij:
    ‘Dan is als een jonge leeuw
    die uit Basans bossen tevoorschijn springt.’

    23 Over Naftali zei hij:
    ‘Naftali is door de HEER ruim bedeeld,
    rijk gezegend door zijn gunst.
    Laat hij het westen en zuiden veroveren.’

    24 En over Aser zei hij:
    ‘Gezegend is Aser, nog meer dan zijn broeders,
    moge hij bij hen allen geliefd zijn.
    Hij zal waden door de olijfolie,
    25 en al zijn steden zijn versterkt
    met grendels van ijzer en brons.
    Niets zal hem deren zolang hij leeft.’

    26 ‘Wie, Jesurun, wie evenaart uw God?
    Als een vorst rijdt hij langs de hemel
    en over de wolken, om u te hulp te komen.
    27 Van oudsher is God een schuilplaats,
    zijn armen dragen u voor eeuwig.
    Hij dreef uw vijand op de vlucht
    en droeg u op: “Vernietig hem!”
    28 Israël mocht in vrede leven,
    Jakob woonde ongestoord
    in een land van koren en most,
    waarop dauw van de hemel neerdaalt.
    29 Wie is zo gelukkig als u, Israël?
    Geen ander volk liet de HEER de overwinning.
    Hij is het schild dat u beschermt,
    het zwaard dat u triomfen brengt.
    De vijand moet uw macht erkennen,
    hij zal het stof van uw voeten likken.

    Deuteronomium 34

    Toen verliet Mozes de vlakte van Moab en hij beklom de Nebo, een van de toppen van de Pisga, tegenover Jericho. Daar liet de HEER hem het hele land zien: het hele gebied van Gilead tot aan Dan, Naftali, het gebied van Efraïm en Manasse, heel Juda tot aan de zee in het westen, de Negev, de Jordaanvallei en de vlakte bij de palmstad Jericho, tot aan Soar. De HEER zei tegen hem: ‘Dit is het land waarvan ik aan Abraham, Isaak en Jakob onder ede heb beloofd dat ik het aan hun nakomelingen zou geven. Ik laat het je nu zien, maar erheen oversteken zul je niet.’
    Zo stierf Mozes, de dienaar van de HEER, daar in Moab, zoals de HEER gezegd had. En de HEER begroef hem in een vallei in Moab, tegenover Bet-Peor. Tot op de dag van vandaag weet niemand waar zijn graf is. Honderdtwintig jaar oud was Mozes toen hij stierf. Tot het laatst toe waren zijn krachten niet afgenomen en zijn ogen niet verzwakt. De Israëlieten, die in de vlakte van Moab bijeen waren, treurden om Mozes’ dood tot de dertig dagen van rouw voorbij waren. Ze luisterden naar Jozua, de zoon van Nun, omdat hij vervuld was van de geest van wijsheid sinds Mozes hem de handen had opgelegd. Daarmee deden de Israëlieten wat de HEER tegen Mozes had gezegd.
    10 Nooit meer heeft Israël een profeet gekend als Mozes, met wie de HEER zo vertrouwelijk omging. 11 Door zijn toedoen heeft de HEER in Egypte tekenen en wonderen laten zien aan de farao en zijn onderdanen, aan heel zijn land. 12 Van alles wat Mozes’ krachtige hand verrichtte en van de daden waarmee hij alom ontzag inboezemde, is heel Israël getuige geweest.




    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs