gefantaseerde verhalen over onbekende passanten Dagelijks heb ik contact met onbekende alledaagse passanten, waarbij hun gedragingen niet stroken met de mijne. Om dit te begrijpen is het interessant om je in hun plaats te stellen en na te denken over hun leven en denken.
12-11-2020
12/11/2020
Voor de vijfde opeenvolgende dag staart hij energieloos naar
het lichtgevende scherm. Het is hem ondertussen wel duidelijk dat zijn
voormalige ambitie ruimte maakt voor routine en realiteitszin. Na dertig jaar
is hij niets meer dan een bestoft bureauaccessoire gebruikt door anderen om
successen te boeken. Terwijl hij zijn pas gekochte leesbril opzet om zijn
vermoeide ogen de nodige rust te gunnen, gooit hij een blik op het
bedrijfskalendertje dat jaarlijks als vakbondsreclame uitgedeeld wordt. Nog zes
weken tot zijn volgende verlofdagen, en nog acht lange jaren tot hij mag gaan
uitrusten van een veertig jaar lange overgave.
Zoekend naar de drijfveer die hem door zijn laatste jaren
moet loodsen, denkt hij terug aan het leven dat hij had uitgestippeld. Er was geen
plaats voor een studentenleven in de meest gekende vorm. In tegenstelling tot
zijn buren die streepjes trokken op hun slaapkamermuur telkens een nieuwe
volgegoten studente hen bedankte voor geleverde diensten, waren cursussen het
enigste wat hij verslond op zijn kamer. Voor hem getuigde het van weinig
ambitie om de snelste drinker, de grootste vrouwenversierder of de populairste
allemansvriend van het gebouw te willen zijn. Hij had geen getuigschrift van
duurst verkochte schacht op zijn muur hangen. Hem interesseerde enkel een stuk
papier waarop hopelijk met vulpen grootste onderscheiding geschreven stond. Het
nachtelijk gelach, gejuich en gekreun die door de dunne Gyprock zijn aandacht
trokken, waren voor hem enkel een voorteken van het marginale levenspad waartoe
zij gedwongen zouden worden. Zijn heden en zijn toekomst lagen elders en het
was dankzij die attitude dat hij al na twee weken stage een contract van
onbepaalde duur onder zijn neus geduwd kreeg. Een kans op stabiliteit waar hij
de rest van leven op kon verder bouwen.
Het was in de eerste jaren van zijn loopbaan al snel
duidelijk dat motivatie, ambitie en jeugdig enthousiasme de sleutelwoorden
waren tot succes. Een moderne, succesvolle visie, gecreëerd in een eerbare studentenkamer,
konden door collegas en directie niet genegeerd worden. Zelfbewustzijn en
geloof in eigen kunnen maakten van hem de nieuwe, arrogante kapitein van het
schip. Met minachting en zonder medelijden legde hij de vastgeroeste oude garde
het zwijgen op.
Met enige zelfspot spiegelt hij zichzelf aan de anciens die hij toen met een
gouden handdruk bedankte voor hun bewezen diensten. Het is duidelijk dat het
spel nog harder gespeeld wordt dan toen. In tegenstelling tot de afgeschreven
krachten die hij uit hun lijden verloste, laten deze ambitieuze millennials hem
dagelijks beseffen dat hij nutteloos zijn tijd zit vol te maken, wachtend op een
biermand vol ongemeende bedankingen dat alles zou moeten goedmaken. Dertig jaar
ervaring is in een razendsnel veranderende maatschappij niet meer van tel.
Met dit levensbesef slalomt hij zijn niet veel goedmakende
firmawagen uit de parking. Hij salueert een denkbeeldige middenvinger in de
richting van de onschuldige, maar door dezelfde werkgever tewerkgestelde,
parkeerwachter. De file waarin hij zich begeeft lijkt even uitzichtloos als het
professionele leven dat hij vandaag weer voor bekeken hield. Een light versie
van de jonge, energierijke hij komt naar boven wanneer hij zijn BMW
honderdtachtig graden draait om via een omweg de file te slim af te zijn. Met
acht uur lang verzamelde agressie als brandstof duwt hij zijn rechtervoet tegen
de bodem van de wagen, snakkend naar de licht ontspannende tweedaagse die er
moet voor zorgen dat hij de volgende vijf doorkomt. Als de betere bolide op het
racecircuit slingert hij zichzelf een weg naar huis. Een gevoel van vrijheid
overheerst wanneer hij de pas geschilderde haaientanden, samen met de
overstekende fietser onbewust negeert.
Ze is in de winter van haar leven en reeds enkele jaren aan
het aftellen wanneer ze haar geblutste Ford tientallen keren op- en
afrijdt op de parking, in de hoop te parkeren uit de weg van de rest van de
wereld en zonder schade te berokkenen aan de buurt. Knokig stapt ze uit,
terwijl ze haar eigen leven spiegelt aan de grauwe winterwereld die op haar af
is gekomen wanneer ze de deur opende. Ze vraagt zich af of ze heimwee heeft
naar de warme zomerdagen die duidelijk achter de rug zijn, doch naar het
fleurige leven dat ze zeker en vast gehad heeft. In tegenstelling tot de
jaarlijks terugkerende zomermaanden is het afscheid van haar bruisende leven
wel definitief.
Vooraleer ze de automatisch geopende deur binnenstapt neemt ze argwanend nog
een laatste blik op de maatregelen die binnen gelden, wetende dat ze zich aan
geen enkele zal houden. Het interesseert haar niet om te testen hoe lang ze
haar leven nog kan rekken en dat is exact de reden waarom ze hier is.
Ze volgt nog net genoeg de klassieke media om van het bestaan van een
wereldwijd besmettingsgevaar te weten, maar is te wereldvreemd geworden om te beseffen
dat ook zij een zogenaamde superverspreider kan zijn. Het is duidelijk dat in
deze fase van het leven de verdraagzaamheid en de zorg voor anderen
achteruitgestoken wordt en dat het gebrek aan motivatie om energie te steken in
levensrekkende wondermiddeltjes de bovenhand neemt.
Ze beseft niet dat zij gisteren bij een zoen van haar derde
kleinkind niet geheel ongewild besmet raakte, noch dat zij de dader is van een
toekomstig familiedrama. De onwetende oude drager schuifelt zonder mondmasker en
zonder het gebruik van de duidelijk zichtbare handpomp, een net buitengaande,zwaar ademende corpulente dertiger, die net
zijn nieuwe dosis pleisters kwam afhalen om van zijn nicotineverslaving af te
geraken, voorbij. De gedachte dat zij nu net het alomtegenwoordige virus heeft ingeademd
kan haar weinig schelen, terwijl hij niet nadenkt bij het feit dat een
onschuldige kuch van die oude dame, de aansteker is van zijn lange,
zuurstofarme doodstrijd.
Met een vervallen voorschrift in de hand discussieert ze tegen
de onschuldige stagiair achter het plexiglas. Woord per woord kraakt ze haar
rug in de richting van het doorgeefluik, in de veronderstelling dat haar
woorden op die manier een grotere indruk nalaten. In haar wereld is het de
schuld van de toekomstige apothekeres dat ze verzocht wordt meermaals de
grootste smeerlapperij in haar lichaam te laten jagen. Het kan haar geen hol
schelen wat het antwoordt is, maar toch vraagt ze naar de drogreden achter de
spuit die voorgeschreven staat. Zonder geldig voorschrift krijgt ze geen griepvaccin
mee, maar alsnog doet de stagiair wel haar uiterste best om het belang aan te
tonen om terug te komen. Met een laatste betoog tegen de moderne wetenschap,
tegen griep en alle andere virussen, en zonder afscheid te nemen van de
behulpzame jongedame in witte overjas, verlaat ze vaccinatieloos de apotheek.
Niet beseffend dat ze geen verhaal meer heeft in de komende harde winter.