Tom Naegels heeft zijn eerste verjaardag als ombudsman van dS aangegrepen om een balans op te maken en online te publiceren. Een lovenswaardig initiatief dat ongetwijfeld tegemoet komt aan de wensen van de talrijke lezers die hem contacteerden. Het zou goed zijn mochten de lezers ingaan op zijn vraag om alvast hun pen een beetje steviger vast te houden en minder uitroepingstekens en hoofdletters te gebruiken. De volldedige tekst van zijn balans is te lezen in dS online: http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=BLTNA_20120705_001&word=Een+jaar+ombudsman Geachte heer Naegels, mag het iets meer zijn? In de evaluatie van de ombudsman lees ik dat het al bij al meevalt met de reacties, al mag het wat gematigder van toon in plaats van de vis stinkt aan de kop. Ook zijn contacten met de redactie getuigen van veel openheid, schrijft hij. Slechts tweemaal werd hij niet zo goed onthaald. Zo te horen is de ombudsman goed geïntegreerd in de krantenfamilie die een redactie toch is. Met de lezers heeft hij het moeilijker want slechts 10 tot 20 % van de lezersreacties vindt hij terecht. 80 à 90 % onterechte kritiek verdient om eens anders gelezen te worden. Geachte heer ombudsman, Met deze formele aanspreektitel hebben wij mekaar enkele malen op een zeer beschaafde manier gemaild over een of ander onderwerp dat in dS gepubliceerd werd en waar ik meende een vraagteken bij te moeten plaatsen. Naar aanleiding van uw publicatie zou ik deze correspondentie even in herinnering willen te brengen, u enkele vragen stellen en enige verduidelijking geven bij de vragen die u mij stelde. Het is sympathiek dat u in uw evaluatie de eigen (kleine) foutjes toegeeft, maar ik vind uw vermeldingen over de relaties met de redactie en de lezers veel belangrijker. Ik kan mij best voorstellen dat niet alle redactieleden gelukkig zijn wanneer ze in de eigen krant moeten lezen dat het beter had gekund. Maar overtuigd zijnde van uw goede bedoeling denk en hoop ik dat het u er niet om gaat deze of gene gelijk te geven, maar dat het uiteindelijk doel van uw taak als ombudsman een beetje meer mag zijn: namelijk dat de krant rekening houdt met uw aanbevelingen en evolueert naar een kwalitatief hoger niveau dan actueel het geval is. Of, zoals ik u schreef in onze correspondentie, het is niet wat u schrijft in de krant dat het belangrijkste is, maar wel in welke mate uw kritiek door de redactie aanvaard wordt én effectief bijdraagt tot een betere kwaliteit. Met andere woorden, geachte heer ombudsman, indien uw werk slechts tot doel heeft de lezers de indruk e geven dat dS bekommerd is om de kwaliteit, maar er verder niets verandert, dan dient uw bijdrage slechts de schone schijn en dat zou vooral voor uzelf wel heel jammer zijn. Wellicht borrelt nu reeds uw eerste vraag op: hoezo, durf ik te beweren dat de dS geen kwaliteitskrant is? Volgens de redactie en een grote schare vluchtige lezers is dS ongetwijfeld interessant en misschien volstaat het om in een commerciële omgeving onverantwoord interessant te zijn om ook een kwaliteitslabel te claimen. Maar voor de kritische meerwaardezoeker kan en moet een kwaliteitskrant veel beter kunnen. Vooraleer in te gaan op enkele concrete tekortkomingen, eerst de essentie: kwaliteit is bovenal een kwestie van voldoende en gedegen journalisten. Welnu, in een internationale vergelijking doet dS het in dit domein niet zo best. Alle begrip voor de beperkte redactionele bemanning omwille van de beperkte afzetmarkt (hoewel het potentiële lezersbereik van de kwaliteitsvolle Zwitserse Neue Züricher Zeitung niet groter is), maar zou het dan niet beter zijn om wat minder bladzijden te vullen? Moet de WE krant meer dan 400 A4tjes beslaan met nog een magazine erbij? Onderzoek leerde mij dat de vroegere dS (voor de commercie en de marketeers het voor het zeggen kregen) veel dunner was en er verhoudingsgewijs meer journalisten waren om deze in omvang bescheiden krant in te vullen. Zou het dan toch waar zijn dat - in tegenstelling met vandaag - de kwaliteit toen voorrang had op de kwantiteit? Dat brengt mij bij een heikel punt dat u aanhaalt in uw evalutie: het copy-pasten van teksten die verschenen in ander dag- en weekbladen. Misschien kan dS een voorbeeld nemen aan een dunne krant zoals De Tijd, die heel dikwijls over enzelfde onderwerp voor evenveel informatie slechts een halve bladzijde nodig heeft terwijl de gedrukte dS de schaarse informatie over meer dan tien bladzijden uitsmeert. Is dat fenomeen niet eerder typisch voor de tabloidkrant? Daar kan de gedrukte versie van dS morgen mee stoppen. Maar goed, de commerciële verplichtingen zijn dominant geworden en dus moeten er ook toegevingen gedaan worden. Maar er is niet alleen de commerciële inbreng uit de privésector, ook de sponsoring onder verschillende vormen - door de overheid heeft duidelijk een invloed op de redactionele lijn. U zult het wellicht met mij eens zijn dat het voor een beroepsjournalist moeilijker wordt om deze officiële sponsor voor het hoofd te stoten met al te kritische benaderingen. Vandaar dat u in uw evaluatie melding maakt van de klachten over vooringenomenheid en sturing van de gepubliceerde informatie. In onze correspondentie geeft u zelfs toe dat het anti Vlaams discours overheerst in de opiniebladzijden. Wel, waar wacht dS op om ook in deze rubriek een evenwichtig aanbod te publiceren? Toch niet het gebrek aan goede Vlaamse pennen? Wat we nu lezen van opiniemakers die zich verschuilen achter hun academische referentie om eenzijdige anti-Vlaamse uitspraken te doen kan toch niet uw referentiekader zijn? Meteen hoort hierbij ook een antwoord op uw vraag omtrent mijn kritische bijdragen die volgens u (en terecht) vanuit een Vlaamse invalshoek geschreven zijn: met deze bijdragen wil ik een aanvulling geven op het tekort in dS. Dat mijn steeds talrijker lezers daardoor veel kritischer omgaan met dS (meerdere onder hen zijn uw vragenstellers die nadien hun vraag en antwoord doorsturen) mag u toch niet verbazen. Er is echter meer: niet alleen het onevenwichtig aanbod doet vragen rijzen maar vooral de vaststelling dat dS veel informatie niet publiceert, doet de wenbrauwen fronsen. Sinds de toegang tot informatie dank zij het www zo eenvoudig geworden is, zou een krant moeten beseffen dat ze alleen kan winnen door in de gedrukte krant, naast de onvermijdelijke politieke faits divers van de dag, vooral in te zetten op kwaliteitsvolle journalistieke duiding, die niet één opinie weerspiegelen maar door nuance en diepgang inzicht verschaffen, zonder cordon sanitair en zonder dat de journalist uit angst voor broodroof aan zelfcensuur doet. Zo werd het multicuturele debat slechts occasioneel gevoerd (naar aanleiding van een incident) en werd heel dikwijls geschreven over toestanden in Nederland, precies alsof er in België geen problemen waren. Het duurde tot een progressieve stem, Luckas Van der Taelen, in zijn pen kroop vooraleer dS dit onderwerp prominent durfde aan te kaarten. Is er een mooier bewijs van censuur omwille van politiek-maatschappelijke vooringenomenheid? In uw evaluatie heeft u het eveneens over het onderscheid tussen gedegen journalisitiek (met de nuance van enerzijds en anderzijds) en columnisten. Radicaal is voor columnisten schrijft u. Maar hoe zit het dan met een columnist die tegelijk redactielid is van dS en soms in dezelfde editie, een column schrijft vanuit een anti-Vlaamse invalshoek en in de rubriek Binnenland een genuanceerde bijdrage zou kunnen/moeten schrijven over dezelfde problematiek. De door u geciteerde journalist-columnist heb ik ondanks lang zoeken nooit kunnen betrappen op tegenstrijdigheden tussen zijn eenzijdige columns en zijn redactionele bijdragen. Zijn waarheid als norm voor de waarheid van dS? Toeval of toch netjes binnen de redactionele lijn? Geachte heer ombudsman, Ik hoop dat u deze vragen wilt beantwoorden en mocht u denken dat andere lezers er ook iets aan hebben, dan heb ik er alvast geen problemen mee om bovenstaande een plaatsje te geven in dS online. Overigens, mocht u denken dat ik kritisch sta tegenover dS omdat men mijn reacties niet publiceert, dan zit u fout. Slechts twee maal stuurde ik een lezersbrief in en éénmaal werd die over een halve pagina afgedrukt, (zie dS 11 augustus 2009: Hoe kunnen we onze economische diplomatie verbeteren?). Statistisch ongetwijfeld een prima score. Het leuke was dat nadien zowel de Vlaamse pen, D. Criekemans, als de Belgischgezinde pen, J. Holslag, mij feliciteerden met mijn bijdrage. Zo ziet u hoe een genuanceerde bijdrage in plaats van een scherpe pen ook onverantwoord interessant kan zijn. Hoogachtend, Pierre Therie, andersnieuws.eu
Geachte heer Pauli, mag het iets minder zijn? Niet alleen dS is soms onverantwoord interessant. Meteen een voorbeeld waar ik eveneens vraagtekens bij plaats: de bijdrage van Walter Pauli De aanval is ingezet in Knack (4 juli). Het blijvend succes van N-VA moet toch wel stilaan een nachtmerrie zijn voor journalisten ter linkerzijde. Maar wellicht nog erger voor Pauli en Co is, dat met de Gravensteengroep nu ook al een Vlaamsgezinde linkerzijde van zich laat horen. Daarover schrijft Walter Pauli onder meer het volgende: Een club van verstandig en geëngageerd volk die op een paar uitzonderingen na een links of op zijn minst vrijzinnig etiket draagt. Wie Pauli regelmatig leest weet dat hij de kwalificaties verstandig en geëngageerd niet zo snel zou gebruiken mocht het over rechtse flaminganten gaan. Maar goed, het steekt, en dus volgt er een reprimande die ongetwijfeld in slechte aarde zal vallen bij de ondertekenaars van de Gravensteenmanifesten. Hij gaat zelfs zover om Clijsters en Co te linken aan het VB: schouder aan schouder met Karim Van Overmeire neo N-VA, ex VBer, schrijft hij. Volgens Pauli is de Gravensteengroep ook Anti-Waals, omdat ze de Belgische grendels willen weghalen. Is dat zo of is het een venijnige slag onder de gordel? Mijnheer Pauli, wanneer ik alles overschouw dan denk ik niet dat linkse flaminganten het probleem zijn maar wel het ontbreken van een Vlaamse linkse politieke familie. Wanneer de sp.a van linkse Vlammsgezinden politieke daklozen maakt, moet u vooral eens de vraag beantwoorden waarom deze partij haar Vlaamsgezinde vleugel afstoot. Zou het kunnen zijn omdat de sp.a omwille van de machtsdeelname dat ze haar eigen electoraat negeert? Geachte heer Pauli, mag het iets minder eenzijdig zijn? Iets minder een intentieproces. Een Gravensteenlid besloot zijn reactie op Paulis aanval met volgende veelzeggende zin: Een staat die de ene ondemocratische grendel na de andere nodig heeft om overeind te blijven, heeft vrees ik zijn beste tijd gehàd. En: als zijn verdedigers niet eens argumenten kunnen aanvoeren, maar zich moeten behelpen met het verdraaien van feiten en verdachtmaken van critici, dan heeft die staat zelfs geen vijanden meer nodig. Ocharme. Waarvan akte.
De voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, maakte zich boos op de staatslui van weleer die een Europees project realiseerden zonder de nodige diepgang, waarmee hij bedoelde dat er onvoldoende convergentie bestaat tussen de lidstaten op maatschappelijk, financieel en economisch vlak. Nochtans zo merkte Rik Van Cauwelaert op bij de uitspraak van Van Rompuy, "Wie dat 12 jaar geleden durfde te zeggen werd als een verkrampte nationalist, in het beste geval als een euroscepticus weggezet, ook door de kopstukken van Van Rompuys eigen CD&V." Inderdaad, we hebben em niet gehoord toen Dehaene als voorstander van de verdieping zijn standpunt wijzigde en koos voor uitbreiding. Samen met de zo gewenste convergentie rijst een vraag waar nauwelijks aandacht voor is: veronderstelt diepgang ook een eenheidsdenken? Een vanbovenuit opgelegd dictaat zonder een democratische besluitvorming, wegens het ontbreken van een maatsschappelijk draagvlak?
Eens Anders Lezen... In de recente discussies over het onderwijs valt bij herhaling het begrip eenheidsworst, waarmee men bedoelt dat eenzelfde onderwijssysteem of - methode voor leerlingen die per definitie verschillend zijn, niet de beste oplossing is. De grootste gemene deler hoort thuis in een statistische benadering maar sluit evenmin aan bij de diversiteit aan capaciteiten van de leerlingen. Elitair versus gelijke kansen in het onderwijs staat gelijk met verdieping versus uitbreiding voor het Europese project. De keuze voor de uitbreiding zonder verdieping was een zegen voor de nieuwe zwakkere landen omdat ze zo konden genieten van de Europese welvaart via allerlei steunprogrammas. Voor de kernlanden waren het nieuwe afzetgebieden en vermits er voldoende geld was, vormde deze bijkomende financiële last geen onoverkomelijk obstakel. Men vergat dat de aanvankelijke Europese gedachte - om elke oorlog tussen Europese staten onmogelijk te maken - stoelde op een groot maatschappelijk draagvlak. Dat er voor de verdere evolutie - niet voor de uitbreiding noch voor de verdieping - zelfs geen moeite meer werd gedaan om een voldoende draagvlak te verwerven is vanuit een democratisch standpunt onbegrijpelijk. Trouwens, is er geen sprake van een contradictie wanneer sommigen dromen van de Verenigde Staten van Europa, die net zoals de Verenigde Staten van Amerika, overal ten strijde trekken? Maar waar men bij de uitbreiding te weinig rekening mee heeft gehouden, was dat de nieuwe leden-landen kwamen uit een langdurige periode van dictatuur en helemaal niet vertrouwd waren met democratisch beleid en individueel ondernemerschap in een concurrentiële omgeving. Vanuit Europa stroomde geld binnen, maar er was onvoldoende ervaring om hiermee om te gaan. Decennialang was besturen een zaak van een kleine elite en de nomenclatura (een ander woord voor een gepolitiseerde totaal afhankelijke administratie) die nooit rekenschap had moeten afleggen en nauwelijks besef had van wat verantwoordelijk participatief bestuur is, laat staan van transparantie. Het manna zorgde vooral dat rijken rijker werden en de spreiding van de welvaart slechts met mondjesmaat tonam. Overigens geldt dit gebrek niet alleen voor deze nieuwe landen, want het gesjoemel met Europese subsidies in de Zuid-Europese landen (en sommige Belgische provincies) is al even onverantwoordelijk, zoals vandaag maar al te duidelijk blijkt uit de eurocrisis. Dat in tijden van budgettaire tekorten de confrontatie tussen de rijke landen die daarenboven de spelregels volgen en de zwakkere landen die zich minder verantwoordelijk gedragen hoog oploopt, is begrijpelijk. Om deze tegenstelling te illustreren met een vertrouwde situatie in eigen land: de culturele elite die acties onderneemt om de solidariteit te redden en zich afzet tegen vermeende kortzichtige Vlaamse sponsors, maar tegelijk wel op haar achterste poten staat wanneer het manna van publieke gelden dreigt op te drogen. Is het niet een beetje hypocriet om alleen solidair te zijn met andermans geld? Hetzelfde plaatje maar dan de keerzijde: de goedkope arbeiders die vandaag onze arbeidsmarkt overspoelen zijn een doorn in het oog van de links progressieve maatschappij met op kop de vakbonden, want het is een aanslag op het sociaal systeem van de kernlanden. Maar was het niet de bedoeling van de uitbreiding om meer mensen te laten deelnemen aan de welvaart van Europa? Had men toen niet door dat goedkope concurrentie de prijs voor arbeid zou doen wankelen? Een socialer Europa maar wel op maat van de rijke landen, net zoals de culturele elite solidair is zolang het haar niets kost? Anders Gelezen: Het lijkt er sterk op dat de Europese landen zich hebben laten leiden door een aanvankelijk mooi verhaal met een duidelijk doel dat echter in de daaropvolgende decennia evolueerde tot een diffuus verhaal van ambitieuze politici die, niet gehinderd door enig pragmatisch denken en realiteitszin, teveel hooi op hun vork namen en nu aan de bevolking vragen om nog meer macht.
Het Joegoslavisch voorbeeld In een opiniebijdrag in dS (3/7) schrijft Theodore Dalrymple dat Herman Van Rompuy beter zou moeten weten. Het Europa dat Van Rompuy nastreeft weigert de realiteit te zien, namelijk dat de lidstaten zowel in tradities als in cultuur en wetgeving verschillen. Het resultaat, zo waarschuwt Dalrymple zal zelfs geen Belgisch model zijn maar eerder gelijken op Joegoslavië. Vanuit mijn ervaring (in diplomatieke dienst) met dit deel van Europa, heel even deze uitspraak Anders Lezen. Joegoslavië werd bijeengehouden door een dictatoriaal bestuur. Serviërs, Kroaten en Slovenen hebben nauwelijks een gemeenschappelijke traditie en cultuur, tenzij het gaat om de opgedrongen cultuur van de bezetter: de Italiaanse vooral katholieke tradities die nog leven langs de Adriatische kust en uiteraard de Habsburgse tradities. Dan heb ik het nog niet over de moslimbevolking in Bosnië-Herzegovina. Joegoslavië, een kunstmatige staat zoals België, geen natie, waarin zowel orthodoxe en nationalistische Serviërs, katholieke en al even nationalistische Kroaten en Slovenen met de reputatie vanBalkan joden, gedwongen werden tot samenleven. Onder de knoet gehouden door een dictatuur die als enig doel had om zichzelf te bestendigen en daarvoor alle nodige maatregelen nam om rebellie te voorkomen. Kroatische generaals dienden daarom in Servië en omgekeerd. Toen de burgeroorlog uitbrak kwamen al die frustraties naar boven en iedereen die ter plaatse deze periode meemaakte kan getuigen van de wederzijdse diepe haat die deze volkeren voor mekaar koesterden. Na al die jaren van vreedzame coexistentie in een ondemocratische samenleving ten tijde van het Joegoslavisch regime. Vreselijke misdaden tegen de mensheid waren het bittere resultaat. Oorlogsmisdadigers werden nog lange tijd na de oorlog beschermd door hun regering en slechts na veel aandringen overgeleverd aan het internationaal gerechtshof in Den Haag. Maar de ontelbare misdaden die begaan werden door gewone mensen, buren tot zelfs voormalige vrienden, vormen een veel langer nawerkend gif dat niet door het lidmaatschap van de EU wordt geneutraliseerd, hooguit onderdrukt. De implosie van Joegoslavië was op termijn onvermijdelijk en zo riskeert het ook Europa te vergaan, wanneer de Unie, net zoals het oude joegoslavië, de mensen verplicht om op te gaan in een eenheidsdenken en het eigene ondergeschikt wordt gemaakt aan het overleven van een staat zonder maatschappelijk draagvlak en dus zonder democratische legitimiteit. Wie werkelijk voor Europa is, voor de Europese bevolking is, kan niet anders dan de verscheidenheid van de volkeren (naties) erkennen en respecteren. Wanneer daaruit voorvloeit dat er minder gemeenschappelijke besluitvorming mogelijk is, dan is dat zo, want het alternatief kan enkel een (economische) dictatuur zijn. Was het net niet de bedoeling van de founding fathers om elke dictatuur in Europa definitief te bannen?
Onderzoeksjournalistiek is in Vlaanderen een ondergeschoven kind
12-06-2012 00:00:00
Onderzoeksjournalistiek is de moeder van de
journalistiek maar in Vlaanderen een ondergeschoven kind.
Ik zat 5 jaar
in de jury van Het Fonds Pascal Decroos dat in Vlaanderen
onderzoeksjournalistiek promoot.
Veel projectvoorstellen gingen over
verre landen, onbekende volkeren en samenzweringstheorieën.
Veilig en
vrijblijvend. Bij het Belgisch politieke machtssysteem werd de spoeling
dun. Te riskant. J
ournalisten vreesden de lange arm van de politiek. Van
den Eynde en Pauwels durfden het, met steun van het fonds.
De lange arm
volgde.
Wat is het resultaat van 18 jaar Johan Vande Lanotte in Oostende? Dat is de legitieme vraag die VRT-journalisten
Wim Van den Eynde en Luc Pauwels zich stelden in hun boek De keizer van Oostende. De keizer van Oostende
is een van de
beste boeken over de werking van het Belgische politieke
systeem van de afgelopen 25 jaar. Het boek toont hoe de uit de klei
getrokken machtspoliticus Johan Vande Lanotte Oostende
tot zijn bastion maakte. Het vestigt, zoals de PS deed in Wallonië,
een
staat in de staat en gebruikt (of misbruikt) alle middelen van het
lokale, regionale en federale systeem. Zulke figuren kunnen veel
bereiken, tenzij hun macht wordt beperkt door tegenmacht. Maar hij heeft
alle correctiemechanismen afgeschaft: de gemeenteraad is
een
nakaartclub, oppositie gesmoord, de lokale pers een gezelschap
schrijvende sufferdjes, in het Vlaams Gewest dekken zijn
socialistische
paladijnen hem in en als federaal minister van de Noordzee krijgt hij
vrije vaart.
Politieke monocultuur leidt tot economische uitdroging, en dat
gebeurt nu met Oostende. De stadsmonitor 2011 laat duidelijk zien hoe
pover Oostende scoort in de nettogroei van ondernemingen. Met de
werkgelegenheidsgraad is het al even slecht gesteld, terwijl de
kansarmoede ruim 25 procent bedraagt. Dat staat in schril contrast met
de grootspraak van 'the Godfather'. Naast water uit de
Noordzee spoelden
nog twee zaken aan in Oostende: schulden en subsidies. De stad drijft
daar nu op via de 'autonome' gemeentelijke
bedrijven waarvan de
belangrijkste enkel schulden accumuleren. De Vismijn ging failliet. Op
welke deur men ook klopt: overal is Vande Lanotte.
Johan is de subsidieman die de weg naar de vetpotten van Brussel
kent. Johan is de constructieman die projectontwikkelaars rijk maakt
terwijl er voor daklozen geen plaats meer is. Johan is de prestigeman
die bij bedrijven geld aftroggelt voor zijn basketbalclub.
De burgers
kennen het devies van the Godfather: "Rood of geen brood!". Johan de
businessman heeft een commanditair vennootschap voor
zijn verdiensten
uit de vele bestuursfuncties. Rood en veel brood? De kustsocialist
weigert te zeggen hoeveel.
De tweede keizer zonder kleren is Luc Rademakers,
hoofd van de VRT Nieuwsdienst. Hij brengt geen nieuws maar smoort het en
dumpt zijn journalisten.
Het getuigt van een zeldzame
onderkruiperigheid. Natuurlijk komt hij met statutaire bezwaren: het
boek was buiten de VRT-werkuren geschreven.
Dat gold voor alle
VRT-journalisten die projecten indienden bij het Pascal Decroosfonds.
Nooit iets over gehoord, maar die gingen niet over een boegbeeld
van het
Vlaamse socialisme. De twee auteurs hebben voldaan aan de principes van
de onderzoeksjournalistiek. Vande Lanotte wordt in het laatste
hoofdstuk van het boek geïnterviewd. Dus: hoor en wederhoor. De auteurs
gebruiken cijfers uit officiële bronnen, voor zover mogelijk, want het
systeem
van Vande Lanotte is een ondoorzichtig kluwen. Rademakers
beschuldigde de auteurs van opiniërend onderzoek en insinuaties.
Ik heb
het hele boek zorgvuldig gelezen en zou graag weten welke passages
Rademakers bedoelt. De verhaallijn wordt onderbouwd door feiten en
interviews.
De auteurs brengen de machtspiramide van Vande Lanotte in
kaart. Kortom: de vlag dekt de lading. Een VRT dat een budget van 300
miljoen euro waard wil zijn,
zou dit boek moeten oppikken als een badge
of honour.
Toen ik bij NRC Handelsblad werkte, werd de lichtgeraakte Hans van Mierlo
ooit razend over een paginagroot artikel dat ik over hem produceerde.
Hij belde de hoofdredacteur en eiste mijn ontslag. Antwoord van de
hoofdredacteur: "if you cannot stand the heat, get out of the kitchen".
Einde incident.
Dat had het antwoord moeten zijn van Rademakers. Maar neen, in plaats
van ruggengraat te tonen, kronkelde hij zich in partijpolitieke bochten
en in de
morsige omroepbureaucratie met als eindresultaat: de doodsteek
voor de Vlaamse onderzoekjournalistiek. Rademakers: wrong man on the
wrong place.
Het is genoegzaam bekend dat er de voorbije dagen onrusten zijn
geweest in bepaalde gemeenten. Die onrusten zijn te linken aan
Sharia4Belgium,
een organisatie die de sharia wil invoeren in België en
zodoende de stempel 'radicaal' krijgt opgeplakt. Minister van
binnenlandse zaken Milquet
heeft als antwoord op die onrust een voorstel
klaar dat alle radicale verenigingen a priori wil verbieden. Bovendien
wil ze ook websites die geweld
prediken blokkeren en de politie
opleiden om radicalisme sneller te spotten. Ten slotte wil ze ook de
culturele centra, moskeeën,
gevangenissen en televisie- en radiozenders
in het oog houden, zo schrijft de Standaard. Wij hebben echter onze
vragen bij dit voorstel.
De eerste vraag is die naar een definitie van de te verbieden
'radicale organisaties'. De website van Open VLD, die de maatregelen
steunt,
heeft het onder meer over 'alle vormen van radicalisering'.
Met deze definitie kan men vele kanten uit. Vallen radicale
christelijke organisaties daaronder?
Vallen politieke partijen die de
traditionele partijen aan het wankelen kunnen brengen daaronder? Valt
iedereen die een betoging tegen het huidige beleid
op de been brengt
daaronder? Wie bepaalt wat 'radicaal' is? De mogelijkheden die deze -
misschien goed bedoelde - maatregelen bieden aan regeringen,
zijn enorm,
en de vergelijking met de toestand in bepaalde niet zeer democratisch
te noemen landen dringt zich op.
De minister doet immers voorstellen die tot een verregaande censuur
van haast alle audiovisuele media kunnen leiden. Bovendien kunnen ze ook
een
de facto wettelijk verbod op vereniging voor (willekeurige?)
organisaties die een doel hebben dat bepaalde mensen niet aanstaat,
betekenen.
Merk overigens op dat artikel 27 van onze grondwet
uitdrukkelijk stelt dat het recht van vereniging niet aan enige
preventieve maatregel kan worden onderworpen,
wat deze regeling echter
al even uitdrukkelijk doet.
Verder kunnen we ons ook afvragen of deze maatregelen doeltreffend
zouden zijn om de organisaties (en misschien zelfs belangrijker: het
ideeëngoed)
in kwestie te bestrijden. Want iemand die in ideeën gelooft,
zal niet plots minder in ideeën geloven omdat ze verboden zijn. Een
verbod zal er enkel toe leiden
dat de organisaties in kwestie met hun
ideeën ondergronds gaan, zichzelf een slachtofferrol toe te meten, nog
extremer te worden, en zichzelf organiseren.
Men lijkt ervan uit te gaan
dat omdat men iets niet ziet, iets niet bestaat. Dat is echter
allerminst waar: het is niet omdat bepaalde groepen worden
gedwongen
ondergronds te gaan, dat ze niet bestaan. Het verder leven van
neonazistische ideeën is daar een mooi voorbeeld van.
En ondergrondse
organisaties, waarvan men de macht en impact moeilijk kan inschatten,
zijn volgens ons veel gevaarlijker dan organisaties die iedereen kent
en
waarvan iedereen de doelen kent. Om het met een vergelijking te zeggen:
een sluipschutter die men niet ziet liggen, is gevaarlijker dan iemand
die
aan iedereen zijn pistool toont voor hij zijn eerste schot lost.
De geviseerde organisaties vormen een potentieel gevaar voor onze
samenleving. Maar de verregaande erosie van onze grondrechten is dat
evenzeer.
Het beste wat we kunnen doen is herbevestigen dat onze cultuur
gefundeerd moet zijn op persoonlijke vrijheid en respect voor éénieders
rechten.
Sommige organisaties willen dit vervangen zien door één of
andere vorm van tirannie. Als wij blijven verdergaan met het kortwieken
van grondrechten,
dan verlagen we ons tot hun niveau. Laat ons deze
mensen bekampen met argumenten, debat en een aanhoudende bescherming van
individuele rechten, ook die van hen.
Kort samengevat: deze maatregelen tasten onze grondrechten aan, en
kunnen sterk repressief worden ingezet. Bovendien lijken ze ook hun doel
volledig
te zullen missen en zelfs een averechts effect te zullen
hebben. Daarom zijn wij, als studentenvereniging die het recht op
vrijheid hoog in vaandel draagt,
Toen
Karl Marx eind 1847 in Brussel het Communistisch Manifest schreef, had
hij nooit kunnen vermoeden hoe België het beste voorbeeld zou worden
van
zijn politieke theorie de socio-economische onderbouw determineert de
politiek-culturele bovenbouw. In België stelde de bovenbouw zich
moeiteloos
in op de veranderende onderbouw. Wallonië was ooit rijk,
maar werd arm. Vlaanderen was arm, maar werd rijk. Brussel is de
hoofdstad van vergane glorie.
Toch is er een transformatieproces waarop
België mogelijk stukbreekt: Vlaamse natievorming.
Het
Belgische establishment staat oog in oog met Bart De Wever, leider van
de Vlaamse nationalisten, die het Vlaams autonomiestreven
verpersoonlijkt.
Het establishment, met aan het hoofd de koning, zijn
entourage en de heersende elite, is altijd geslaagd in het beheersen van
transformaties, door zijn
exponenten een belang te geven in België.
Waalse socialisten, ooit staatsgevaarlijk, werden trouwe landgenoten
dankzij de gulle subsidiekassen van de
Belgische staat. Links
Vlaanderen, socialisten en groenen, werden bondgenoten. Ze wonen liever
in een links België dan in een rechts Vlaanderen.
De Vlaamse culturele
elite werd ingepalmd door een België dat zich afficheerde als
multicultureel. Dat was stijlvoller dan kneuterige Vlaamse dorpstrots
met pensenkermissen rondom parochiezalen.
De
Wever is een probleem. Hoe kan het Belgische establishment een politicus
incorporeren die geen voorstander is van België? De Wever noemt zelfs
het koningshuis een poppenkast. De meeste Vlaamse politici koesteren
ontzag voor het gezag en zijn gemakkelijk te paaien met audiënties,
eretitels
en erebanen. België heeft circa vijftig ministers van staat.
Succesvolle Vlamingen, van charmezanger tot zakenman, maken kans op een
adellijke titel
baronnen bij de vleet. Het Belgische establishment kon
zo voorkomen dat zich een politiek-cultureel zelfbewuste Vlaamse
bovenlaag ontwikkelde.
Het
establishment heeft het autonomiestreven in Vlaanderen, de onderbouw,
onderschat. Jarenlang werd het Vlaamse nationalisme, samen met het
Vlaams Blok,
veilig verbannen achter een cordon sanitaire de
uitsluiting van de macht. Het werd geblokt, met etiketten als fascisme
en racisme. Vlaamse,
traditionele partijen hadden een eigen recept om
het autonomiegevoel electoraal op te vangen. Voor de verkiezingen
voerden ze een luidruchtige
pro-Vlaamse campagne, om de dag na de
verkiezingen te verstommen. Het establishment vond het prima. De Vlaming
die Belgisch premier werd, verloochende
toch alles wat hij zei. De
liberale premier Guy Verhofstadt (1999-2008) deed dat met verve.
In
die periode ging het mis. De christen-democratische CD&V, de
natuurlijke regeringspartij, kwam in de oppositie en volgde een
pro-Vlaamse koers.
Dat deed zij in kartel met een Vlaams
nationalistische partij (N-VA). CD&V-partijleider Yves Leterme
sloeg, onder luid applaus van zijn junior
kartelgenoot De Wever, op de
Vlaamse trommel. België moest confederaal worden. De christen-democraten
boorden zo de bron van het Vlaams nationalisme aan.
Het werd een
eclatant succes. In 2007 zegevierde het koppel Leterme-De Wever. Leterme
kwam voor de keus te staan: Vlaams minister-president blijven of
Belgisch premier worden. Hij koos voor het laatste en verloochende zijn
Vlaamse beloften. Het kartel ontplofte.
De
christen-democraten hadden wel het Vlaamse autonomiestreven
gelegitimeerd. De N-VA begon te groeien. Het CD&V zakte weg. De
Vlamingen zijn trots.
Ze zien in De Wever een man die pal staat voor de
Vlaamse autonomie en die het durft te zeggen. De Vlaamse partijen die
het Belgische establishment altijd hielpen,
liggen intussen in puin.
Wat
kan het establishment nog doen? Interne correctiemiddelen afkopen,
inkopen, omkopen werken niet bij De Wever. Wat resteert, is externe
druk,
bangmakerij. Het establishment kent de psyche van de Vlaming
moedig aan de toog, maar minder strijdvaardig naarmate het gevaar
dichterbij komt.
Daarom verschijnen in de media verhalen over
speculanten die het als aasgieren hebben voorzien op België. De
schuldige is bekend: De Wever.
Hij kan geen compromissen sluiten.
Oproepen voor een noodregering volgen, zonder N-VA. Ook Europa wordt
erbij gesleept. Europees Commissievoorzitter
Barroso zegt dat België
snel een regering moet hebben. De Europaus heeft gesproken.
De
vraag is hoe koel De Wever blijft in het politieke schaakspel met het
establishment. Marx zou dit waarschijnlijk zien als de klassieke
spanningen die onvermijdelijk
een einde maken aan het regerend systeem.
Zijn historische wetmatigheid zegt dat de politiek-culturele bovenbouw
niet ontsnapt aan de wurggreep van de
socio-economische onderbouw. De
tijd speelt in De Wevers voordeel. De Belgische staat verkeert in
politieke en financiële ademnood. Wallonië en Brussel
zitten structureel
krap bij kas. Van nieuwe verkiezingen is het gevolg dat zowel
Vlaanderen als Wallonië radicaliseert. De Wever haalt 40 procent in
Vlaanderen.
Socialistenleider Di Rupo haalt 40 procent in Wallonië. De
twee kunnen om tafel zitten om de koek te verdelen. Wallonië wil geld,
Vlaanderen zijn eigen bovenbouw.
Marx wees erop dat de instemming van
het establishment niet is vereist voor een politieke omwenteling,
integendeel.
Geen
establishment is gezelliger en minzamer dan het Belgische, dat de beste
champagne schenkt, maar de geschiedenis kent geen genade met wie zich
de leerrijke lessen
van het Marxisme niet eigen maakt.
Dit artikel werd gepubliceerd in NRC Handelsblad op Dinsdag 18 januari 2011, pagina 9
Een kritische bijdrage van Jean Vanempten in De Tijd over Europa begint met de bewering dat Europa leeft in een permanente staat van ontkenning.
Het is alsof iemand ongemerkt de Europese hymne van Beethoven heeft afgevoerd en in plaats daarvan 'Tout va très bien, madame la marquise' tot
Europees lijflied heeft gemaakt. ( ) De aanstormende problemen werden te laat onderkend, te veel onderschat en te traag aangepakt.
Het zou tot mei 2010 duren voor sprake was van een Grieks reddingsplan. Iets wat de Griekse politici in de maanden vooraf nog van tafel hadden geveegd.
En toen het plan er was, bleek het meteen al te licht.
De auteur heeft het over politici die de problemen pas aanpakken als ze zich stellen en daardoor eigenlijk altijd achter de feiten aan lopen.
Verder in de tekst staat volgende bedenking: Het onvermogen is niet alleen politiek of intellectueel, maar is vooral een onvermogen om buiten de
traditionele kaders te gaan. Het slopen van taboes is nog een van de grootste taboes van de Europese bank- en schuldencrisis, en daarom blijft
radicaal ingrijpen moeilijk. ( ) De permanente staat van ontkenning staat wel een snelle oplossing van de eurocrisis in de weg.
Telkens opnieuw moet Europa tegemoetkomen als er al een brandhaard is. Zelfs als iedereen wist dat die brandhaard er zou komen, zoals bij de Spaanse banken.
En in plaats van een zorgvuldig uitgekiend plan, komt er dan een oplossing die afhangt van de beperkingen van het moment.
Met het traject dat inmiddels is afgelegd, lijkt het vanzelfsprekend dat er op zijn minst een masterplan voor de Europese constructie moet klaarliggen.
Dat is nog altijd niet het geval. 'A part ça, madame la marquise, tout va très bien, tout va très bien!'
Ook in België was hoerageroep te horen, maar die verstomde nogal snel. Luc Coene, gouverneur van de Nationale Bank, verklaarde dat de EU-steunmaatregelen
voor de Spaande banken de crisis zouden oplossen. Het duurde nauwelijks enkele uren of hij werd door de markten in het ongelijk gesteld.
Ontkenning en overschatting van de publieke inbreng vormen een constante in deze crisisaanpak. In zijn rustige vastheid speculeert Europa op tijdswinst:
om de getroffen landen de tijd te geven om hun ziekte te laten uitzieken.
Anders Gelezen, dacht ik bij mezelf hoe moeilijk het is voor mensen die geen tijd hebben om verschillende kranten te lezen om te begrijpen wat er gebeurt.
De kloof overbruggen tussen de onheilsprofeten en zij die menen dat het allemaal wel goed komt. Dan zijn De Tijd en Knack wel aanraders.
De Tijd is zakelijk en sober, zelfs als het gaat over politieke themas. Maar er blijven veel vragen. Bij voorbeeld, of het correct is om de bankencrisis
op één hoopje te gooien met de totaal vastgelopen monetaire politiek van sommige EU lidstaten die dateert van lang voor deze bankencrisis?
Wanneer de leidende klasse van een staat een beleid voert door schulden te maken en de media daar géén kritische vragen bij stellen, kunnen de kiezers niet weten
dat ze bergaf aan het rijden zijn. Het gaat immers zo gemakkelijk en de problemen zullen zich wel vanzelf oplossen? Vergeten of genegeerd: de weg bergop is
altijd lastiger en duurt ook langer. Vandaar het grote belang van een kritische Vierde Macht die niet aanschurkt tegen de gevestigde macht.
Maar welke Vlaamse krant laat staan de staatszenders - durft nu nog in te gaan tegen dergelijk beleid, wanneer ze zelf afhankelijk geworden zijn voor hun
overleven van staatssubsidies? Waar zit de moed van de salonjournalisten die oh zo graag vooraanstaand willen zijn en de hoge toon voeren in elk debat,
maar vooral blijven zweren bij de status-quo en elke verandering afkeuren?
Bekende Journalisten
In mijn boek dS anders gelezen (www.andersnieuws.eu) wijdde ik een hoofdstuk aan de Bekende Journalisten BJ - die het voor en met elkaar doen in de media.
Een frappant voorbeeld hiervan was het artikel van drie bladzijden in dS van 28 november 2009 waarin Tom Naegels het eerste boekje van barones Mia Doornaert
mocht de hemel in prijzen. Wel erbij vermelden dat er één paginagrote zwart-wit foto bij was. Toch nog een vraag die Naegels als ombudsman zou kunnen beantwoorden:
zou het wel betamelijk zijn dat een journaliste de kennis die ze opdeed op kosten van dS gebruikt voor een privé-boek?
Was dat niet een van de pertinente bedenkingen bij het boek over de Keizer van Oostende geschreven door journalisten van de VRT?
Nu kan de aanzwellende kritiek ook al in Knack waar Mark Van de Voorde het heeft over de mediadel. Media die enkel nog met zichzelf bezig zijn en rondjes draaien
in een cirkel van zelfbewieroking. Het zal wel even slikken geweest zijn bij het gild van de BJ en ook niet terecht voor sommigen, maar wel toepasselijk op heel veel
BJ die het beeldscherm avond na avond vullen met hun ongelooflijk interessante anekdotes; liefst buiten hun vakgebied. Even citeren uit het artikel:
BV's vormen de nieuwe adel van het land, de nieuwe elite. En ze eisen alle aandacht op. Ze krijgen die ook. ( ) Deze fase van 'je hoort erbij omdat je erbij hoort'
is de mediadel ook ingetreden. Sommige BV's hebben hun bekendheid gewoon te danken aan hun BV-schap, hun bekendheid dus. Of ze worden uitvoerig in de media opgevoerd,
omdat ze in de media komen. Onze talkshows, of ze Vanthilt heten of De Laatste Show, of straks zelfs nog een andere naam dragen, zijn die fase ingetreden:
of je wat te zeggen hebt of niet, je krijgt het woord omdat je een bekend smoel bent.
Anders Gelezen: Ik herinner mij dat de ombudsman van dS, aan een lezer van AG die het moeilijk had met een stukje scheldproza, schreef dat een scheldpartij van een BV
wel nieuws is omdat het om een BV gaat. Blijkbaar een kwestie van afwijkende normen voor BV.
Het artikel in Knack sluit af met een citaat van de Franse journalist-essayist Jean-Claude Guillebaud in het weekblad La Vie: "Er steekt nogal wat kinderachtigheid
in deze zelfverheerlijking die ons journalisten ziet als 'einddoel', terwijl we ons zouden moeten beperken tot de rol van 'middel'."
Waarvan akte.
Di Rupo en zijn Vlaamse vazallen
Di Rupo doet in zijn eerste half jaar Europa na: vooral de mensen niet tegen de regeringspartijen in het harnas jagen door structurele maatregelen die de mensen zouden pijn doen.
Tout va très bien. In DT schreef Jos Bouveroux, gewezen Wetstraatjournalist en ex-hoofdredacteur van de VRT-nieuwsdienst, hierover het volgende:
Juicht, Belgen, juicht. Ons roemrijke land heeft al een half jaar lang een heuse federale regering. Is dat geen verbazingwekkende prestatie na het wereldrecord
van de langste kabinetsformatie? Premier Elio Di Rupo was vorige week bijna euforisch over deze halfjaarlijkse verjaardag. Ei zo na knalden de champagneflessen.
Maar is er - behalve dit ene feit - wel veel reden tot feesten? ( ) Akkoord, de coalitiepartners hebben het vaste voornemen om het vermaledijde BHV-dossier,
dat al zolang het politieke leven domineert, op te lossen. Maar volgens mij is daarvoor een hoge prijs betaald: een onvoldragen staatshervorming en een budgettair beleid
waarin vooral de forse belastingtoename opvalt. De geplande staatshervorming zal er de structuren niet doorzichtiger op maken. Van bijna elke bevoegdheid blijft een stukje federale materie.
Er zijn wel meer beleidsdomeinen naar de deelstaten toegeschoven, maar als puntje bij paaltje komt, is de Belgische staat helemaal niet ontmanteld.
De financieringswet zorgt ervoor dat de deelstaten niet al te ver uiteengroeien en er is een ruime overgangsperiode afgesproken. Dat betekent concreet dat een volgende
staatshervorming zich al aankondigt. Di Rupo heeft handig een pak zaken voor zich uitgeschoven. Hetzelfde op sociaal-economisch vlak.
Ingrijpende maatregelen zijn er niet gekomen. ( ) Opmerkelijk vind ik dat de zes partijen van de coalitie koste wat het kost de rit willen uitdoen, ondanks alle interne tegenstellingen. ( )
Maar een en ander betekent ook dat er tot en met 2014 geen erg ingrijpende maatregelen genomen zullen worden. Di Rupo is, zeker na de socialistische overwinning in Frankrijk,
niet van plan om het roer drastisch om te gooien. Hoezeer de liberalen en de rechtervleugel van CD&V ook aandringen, de PS zweert bij de behoedzame aanpak.
Of dat ook voor het land goed is, zal de erg nabije toekomst uitwijzen. Ik vrees wel dat een dergelijke politiek van pappen en nathouden uiteindelijk geen fundamentele oplossing
zal brengen voor de Belgische problemen. ( ) Voorlopig surfen we mee op de Duitse golven en proberen we ons onzichtbaar te maken voor Europa en de markten.
Erg moedig is dat niet. En dat verdient zeker geen champagne.
Nog in DT heeft Wim Van De Velden het over schuldig verzuim van de Vlaamse partijen (CD&V, Groen!, OVLD en SP.A) in verband met het akkoord over de splitsing van BHV.
Even meelezen: U houdt er niet van in korte broek rond te lopen en met vlaggen te zwaaien? En dus laat de 'historische' splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV) u eigenlijk koud?
U zou zich wel eens kunnen vergissen, zeker als u een van die 200.000 Vlaamse pendelaars bent die elke dag komt werken in Brussel. Want als u straks, na de splitsing,
een conflict met uw werkgever hebt en geen andere uitweg meer ziet dan naar de Brusselse arbeidsrechtbank te trekken, dreigt u van een kale reis terug te komen.
Niet alleen voor de arbeidsrechtbank, ook voor de politierechtbank en voor de rechtbank van eerste aanleg is de verdeelsleutel van 80-20, die gebruikt werd om het aantal Franstalige
en Nederlandstalige rechters in Brussel te bepalen na de splitsing, een ramp. Dat komt niet overeen met de verdeling van de werklast. Het is schuldig verzuim van alle Vlaamse partijen,
want ook al ontkennen sommigen nog altijd het licht van de zon, ze weten intussen dat verkeerde cijfers zijn gebruikt.
Eveneens in DT verwijst Lars Bové naar de emails over BHV, waaruit blijkt
dat men vooraf wist dat de cijfers over de werklast van het gerecht in Brussel fout waren en toch hebben de Vlaamse partijen dit akkoord in de Senaat goedgekeurd.
De ontkenning van deze fout door Servais Verherstraeten ( in Terzake) zorgde ervoor dat rechtbankvoorzitster Van den Bossche in een mail aan Verherstraeten insinueert
dat de staatssecretaris heeft gelogen in de tv-studio. Het artikel sluit af met een uiterst belangrijk vaststelling: Als de Kamer het wetsvoorstel goedkeurt,
kunnen de 'essentiële elementen' van de hervorming alleen nog bij bijzondere meerderheid gewijzigd worden. Ook hier kunnen de Franstaligen elke wijziging blokkeren.
Een mooi cadeau van onze uitgeslapen onderhandelaars.