Het belangrijkste verschil tussen analoog en digitaal ligt in de manier van verwerking van het signaal. Waar bij digitale technologie het oorspronkelijke signaal gereduceerd wordt tot een stroom bits - dus getrapt of sprongsgewijs - is bij analoge technologie het momentane signaal steeds analoog - dus traploos of glijdend - aan het oorspronkelijke signaal. Er is steeds analogie in de analoge signaaloverdracht: bijvoorbeeld de analogie tussen het geluid en het elektrische signaal dat een microfoon produceert, tussen de verschillende elektrische signalen in de versterker, en tussen de elektrische stroom in de luidsprekerkabel en het geluid dat door de luidspreker wordt weergegeven.
De oorspronkelijke betekenis van analoog en digitaal betrof de wijze van weergeven. Bij analoge weergave is de weergegeven grootheid analoog aan de weer te geven grootheid, terwijl bij digitale weergave de weer te geven grootheid met cijfers (digits) is aangeduid. Een bekend voorbeeld is de klok. Een gewone klok met wijzers heeft een analoge weergave, omdat de stand van de wijzers analoog is met de aan te geven tijd. Bij een digitale klok wordt de tijd in cijfers weergegeven.
Een veel gebruikte methode om een analoog signaal te transporteren is modulatie. Dit betekent dat van een basissignaal (bijvoorbeeld een sinusvormige draaggolf in de radiotechniek) een van de eigenschappen wordt veranderd: bij amplitudemodulatie wordt de amplitude van de draaggolf veranderd om het signaal te dragen, en bij frequentiemodulatie gebeurt hetzelfde met de frequentie van de draaggolf. Ook het veranderen van de fase van de draaggolf kan worden gebruikt. In een analoog modem dat wordt gebruikt om computers met elkaar te laten communiceren over een traditionele telefoonlijn, wordt een combinatie van modulatietechnieken gebruikt.
Elke vorm van informatie kan met een analoog signaal worden overgebracht. Vaak is zo'n signaal een elektrisch signaal dat door een opnemer of ontvanger wordt gevormd uit een bestaand signaal als geluid, licht, temperatuur, positie of druk.
De grootste beperking van analoge signaalverwerking is dat elk systeem onderhevig is aan ruis: willekeurige fluctuaties. Wanneer signalen herhaald worden omgezet of over lange afstanden worden getransporteerd, kunnen deze fluctuaties een belangrijke component van het signaal worden. Elektrische ruis kan worden beperkt door afscherming van de kabels en goede verbindingen.
Het ontstaan van ruis maakt het onmogelijk om signaalverlies en vervorming te corrigeren; wanneer immers het signaal versterkt wordt, wordt de ruis mee versterkt.
Zie het artikel over digitaal voor een verhandeling over analoge tegenover digitale signalen.
Het eerste bewijs voor het gebruik van zeep is bijna vijfduizend jaar oud en stamt uit Babylon. Een cilinder van klei uit 2800 v.Chr. bleek een zeepachtige substantie te bevatten, en ook werd een Babylonisch kleitablet van 2200 v.Chr. gevonden waar een samenstelling op staat beschreven die mogelijk een zeepachtige substantie op zou leveren als er lang genoeg wordt gekookt. Ook de Oude Egyptenaren gebruikten regelmatig zeep, waarbij de oliën van zowel dierlijke als plantaardige afkomst waren. Romeinse plattelandsvrouwen zouden de reinigende werking van zeep bij toeval ontdekt hebben. De klei van de oevers van de rivier de Tiber bleek te helpen bij het schoonmaken van hun was, doordat het vermengd was met dierlijk vet en as. Dit zou afkomstig zijn van de tempel van de berg Sapo, een naam die in veel talen terugkomt in het woord voor zeep. Er bestaat echter geen berg Sapo en meestal wordt aangenomen dat dit een verzinsel is.
Romeinen en Grieken kenden van oorsprong de zeep namelijk helemaal niet; zij gebruikten oliën om hun huid te reinigen. Het laat-Latijnse woord sapo wordt voor het eerst door Plinius genoemd. Het is een leenwoord uit het Germaans: *saipo-, getuige een zeer vroege Germaanse ontlening in het Fins: saippua. Oorspronkelijk was het de term voor de rode haarverf waarmee Germaanse krijgers een schrikwekkend uiterlijk poogden te verkrijgen. Uit het Germaanse woord ontstonden het Engelse soap, het Friese sjippe, het Duitse Seife en het Nederlandse zeep. Via het Latijn belandde het woord in het Italiaanse sapone, het Franse savon en Spaanse jabon[1].