Alternator
Alternatoren uit begin 20e eeuw
Een alternator (of wisselstroomdynamo) is een machine waarin mechanische energie, binnenkomend via een draaiende as, omgezet wordt in elektrische wisselstroomenergie. Deze omzetting berust op het feit dat wanneer een elektrische geleider door een magnetisch veld beweegt, er elektrische spanningen worden opgewekt in die geleider en bij gesloten kring dus stroom gaat vloeien.
Een alternator bevat in principe de volgende twee onderdelen:
- de stator, het stilstaande gedeelte
- de rotor of anker, het draaiende gedeelte
(Het onderstaande geldt voor zogenaamde synchrone generatoren. Er bestaan ook asynchrone generatoren, die bijvoorbeeld gebruikt worden in combinatie met een wind- of hydraulische turbine. Zie hiervoor bij Driefasige asynchrone motor.)
Bij de alternator wordt het magnetisch veld opgewekt bij kleine
uitvoeringen door één of meer permanente magneten, bij grotere
uitvoeringen door een elektromagneet in de rotor. De stator bevat een of
meer spoelen waarin door het draaien van de rotor de gewenste sinusvormige wisselspanning wordt opgewekt.
Bij alternatoren in elektrische centrales wordt de rotor als
elektromagneet gebruikt en wordt de elektrische energie in de stator
opgewekt. Dit wordt gedaan omdat het opgewekte vermogen
te groot is, en deze vanaf de stilstaande stator direct aan het
elektrische net kan worden toegevoerd. De benodigde bekrachtigingsstroom
voor het opwekken van het benodigde magneetveld is daarentegen relatief
klein en kan dus gemakkelijk op de draaiende as worden overgebracht via
sleepringen en koolborstels.
Omwille van slijtage worden de sleepringen vaak weggelaten en wordt
er een dynamo op de rotoras gemonteerd. De dynamo zorgt voor de DC
voeding van de draaiende elektromagneet op de rotor (borstelloze
alternator). In dit geval kan men spreken van een turbogroep omdat men
dan beschikt over een mechanische aandrijving, een alternator en een
dynamo.
Twee typen alternatoren
Alternatoren met uitspringende polen
Dit zijn traaglopende alternatoren aangedreven door stoommachines
of hydraulische turbines, met snelheden tussen 100 en maximaal 1000
omw/min. De diameter kan dus groter zijn zonder de toegelaten
omtreksnelheid te overschrijden, zodat men een groot aantal geleiders op
het anker kan plaatsen en bijgevolg de axiale lengte kleiner kan nemen.
Voor zeer traaglopende machines zoals hydraulische turbines komt men
tot diameters van 10 m en een nuttige axiale lengte van minder dan 1 m.
Uit hoofde van de vorm van hun rotor noemt men deze alternatoren ook
vliegwiel-alternatoren. Ze dragen op hun omtrek een groot aantal polen:
30 poolparen voor 100 omw/min ; 50 poolparen voor 60 omw/min.
Turbo-alternator
Turbo-alternators zijn snellopende machines aangedreven door een stoomturbine of gasturbine
waarvan de normale snelheid opgelegd wordt ten gevolge van de
normalisatie van de frequentie van 50 Hz: ofwel 3000 omw/min voor
alternatoren met één poolpaar ofwel 1500/min voor alternatoren met twee
poolparen. Om geen te hoge waarden voor de omtreksnelheid te bekomen is
men verplicht geweest de diameter van de rotor te verminderen, dus ook
die van de stator, zodat het niet mogelijk is op het anker een groot
aantal geleiders te plaatsen. Daar de magnetische fluxdichtheid beperkt is door de verzadiging is de enige mogelijkheid om een hoge emk
te bekomen de axiale lengte van de alternator te verhogen.
Turbo-alternatoren zullen dus altijd langer zijn dan de diameter.
Meestal zijn ze 2 à 5 maal langer dan de diameter. Deze machines hebben
een gladde rotor waarop de polen niet uitsteken. Deze machines hebben
een constante luchtspleetbreedte
Moderne ontwikkelingen
Een van de moderne ontwikkelingen op het gebied van generatoren is
het werken met hogere spanningen. Vroeger was het niet mogelijk om de
statorspanning, en dus de uitgaande spanning van een generator, veel
hoger te kiezen dan 36 kV (kilovolt). De spanning op het elektriciteitsnet is echter veel hoger, zodat transformatoren
ingezet moesten worden. Tegenwoordig kunnen spanningen tot 400 kV
opgewekt worden. Dit is mogelijk geworden door nieuwe technische
inzichten. Vroeger (en nu nog veel in conventionele generatoren) werden
vierkante statorstaven gebruikt, waarin de verdeling van het elektrisch
veld niet constant is. Doordat elektronen
elkaar afstoten, zullen zij zich concentreren aan de hoeken van de
staven, zodat het veld daar erg sterk is, wat gevaar voor overslag
oplevert. De thans gebruikte ronde statorstaven vertonen dit effect
niet. De echte vernieuwing zit echter in de speciale vorm van isolatie
die voorkomt dat er een tweede effect van ophoping van elektronen
ontstaat door stapeling van statorstaven. Deze isolatie is coaxiaal uitgevoerd met een isolatielaag tussen twee lagen halfgeleidend materiaal, waardoor de statorstaaf er voor de naastliggende staaf elektrisch neutraal uitziet.
Toepassingen
- In elektriciteitscentrales worden alternatoren gebruikt om elektrische energie op te wekken.
- Bij een moderne auto wordt een alternator gebruikt in plaats van een dynamo. Voor 1960 gebruikte men dynamo's. Nu gebruikt men een 3-fasen alternator en wordt de opgewekte wisselspanning gelijkgericht met diodebruggen. De alternator wordt aangedreven door de motor door middel van een V-snaar of multiriem. De alternator laadt via een interne of externe spanningsregelaar de accu.
- In een aggregaat
wordt veelal een verbrandingsmotor gebruikt als aandrijfmotor voor de
generator. Aggregaten worden gebruikt op plaatsen waar geen of
onvoldoende elektrisch vermogen beschikbaar is.
|