Na 'n chemotherapeutische openhartoperatie - zonder 'n spoor van werkzame narcose of 'n zachte zweem van medemenselijk medeleven, zonder een zwoele zucht van goddelijke gratie of een spekvette spat van bittere gal - kroop Bernardus Vandeplusse, de hengelloze visser, op handen en voeten vanonder de botte bijl die zich losjes liggend in de twee ijzeren linkerhanden boven 'm bevond en sloop hij op een zonovergoten vaderdag, vogelvrij verklaard, in de richting waar hij de nakende tijden gewapend én wakende wist. Ginder, waar ze klaarwakker geduldig liggen wezen om op eender welk moment vanuit het niets onherroepelijk, genadeloos en nietsontziend toe te slaan.
Deels uit eigen beweging en deels aangedreven door de onweerstaanbare drang ter overleving, sprong Vandeplusse, ergens onderweg, recht en spurtte hij, met de gloeiende stront striemend stromende van tussen z'n hevig toegeknepen billen, het pikkedonker tegemoet tot hij niet meer verder kon en naar adem te happen stond, aan de wegbrokkelende rand van de gapende afgrond. De rotsen onder 'm geleken de afgezaagde tanden van een paardengebit, vlugvlug gepropt in een afgemeten maar veel te groot fotomodellenbakkes. Hij hoorde hoe 'n donderende orkaanwind 'm om de oren floot en hoe z'n oudemannenknieën kraakten. Hoe z'n drastisch doormidden gereten hart almaar bonkte van ikdrumbliksemikdrumbliksem en hoe er iets in z'n zonnevlecht gortdroog knapte. Z'n treurmarstranen denderden als 'n trein van 'm weg en het laatste dat hij dacht, vooraleer z'n hersens beneden hol de piekende stenen raakten, was dat hij als een totaal verblinde had geleefd. En de blik op zichzelf gericht, zag hij niet de werkelijke waarde van z'n opofferingsmoed en begreep hij niet dat hij handelde vanuit een zuiver zinnelijke intuïtie. 'n Miljoenen jaren oud instinct dat, het mag gezegd, voor 'm meer weg had van een kosmische instinker. Hoe anders te verklaren dat hij in de, door de ooievaar en de moederschoot, wijdopengesperde val trapte? Nee, hij zag het niet. Hetgene hij daarentegen wel in het oog kreeg, was de ijver waarmede de ene helft van z'n hart de overblijfselen van de andere helft iedere dag opnieuw en opnieuw in de kleinste plooien van de tijd begroef. Voortaan alleen nog halve harten troef! Voor z'n eigen bijdrage in heel deze historie is het nog iets te vroeg. Of al veel te laat. Dat kan ook.
Alzo komt het dus dat de weggespuwde en uitgebraakte Bernardus Vandeplusse u van halver harte welgekomen heet in het atelier van z'n vissersvisioen, net achter de hogedrukkamer van z'n niet-te-dromen moorddroom. Alles, of toch zo goed als alles, analoog geregistreerd en thans tot op de laatste bit gedigitaliseerd. Van zodra de pixels op zijn, is het surfen voor 'm gedaan. En is de aarde volledig om zeep - en spreekt u dat gerust tegen indien u met deze boude stelling niet akkoord kunt of wenst te gaan - dan beginnen we, volgens de vermetele Vandeplusse, aan de maan. En hij, het gekwetste dier dat gnuivend en snuivend een weg zoekt naar z'n ontnomen oogappel, schreeuwt het luid en krijst het naar alle windrichtingen, vanuit alle staten. Vooruitlopend op dat wat komen gaat, sleept hij zich na z'n dodelijke val schuimbekkend van woede door de stad en over de plaveisels van haar straten.
Van halver harte welkom in m'n getroffen keizerrijk van puin en gruis, gij familieverdriet en gij thuisgespuis staat er op de virtuele deurmat te lezen en voor de rest is het een trage amper dynamische 'kweetniethoe statische homepage waar Vandeplusse doorheen waart als een spook in slowmotion. En niet zomaar in een flapperend laken gestoken of met andere fantomenonzin omgeven maar wel degelijk in de gedaante van een echt spook. Dat, op die vervlogen zonovergoten tevens zonsverduisterde vaderdag, eindelijk aanspoelde tussen de cynische booswachters, de macabere wetsverkrachters, de morbide pretpachters en de dolende straatslachters. Na jaren van vicieuze omzwervingen en kringelende overpeinzingen, zowel front- als backstage, en slechts gehuld in een jas van papapaniek, trok hij z'n handen dicht tegen zich aan en omklemde daarin nog enkele scherpe maar fragiele scherven van magie. Lijkbleek zat hij ineengedoken te trillen. Als men goed keek, keek men er los doorheen, zo bleek zag de slappe vod. Hij had passie, liefde en trouw uitgestrooid en kreeg in de plaats leegte, leugenachtigheid en rouw toebedeeld. Afzender: ex-vrouw. 't Ijzige wijf oogt, als ze veel moeite doet, voor de duur van een moment best lichtjes sympathiek. Maar diep binnenin, onder het oppervlak van de ijswoestijn, huist er iets borderline, tiranniek en vaderziek. En dat alles in een lome sluimertoestand. Want met dat mens is er, als men het over de psychosomatische boeg zou gooien, heel wat aan de hand. Het zou heel wat voeten in de aarde hebben vooraleer de ware toedracht naar boven zou komen. Ondertussen, vanuit de fantoompijn van z'n spookachtigste zijn, verklaarde Benaar haar, en de hele klerezooi harer klerelijersclan, de totale oorlog.
Heel wat maanden van uitputting en ontbering verder, rest 'm thans enkel nog het eenvoudigste verzet tegen het dagdagelijkse onrecht. Stijfhouden de blauwgeslagen poten en zich niet door het liefdeloze laten chanteren: dit is de gescheurde vlag waaronder deze broze, felvermagerde gozer heden ten dage z'n gerechtvaardige burgeroorlog strijdt. Gezien de onverkwikkelijke feiten en gelet op de giftige gegevens, bezigt hij hiervoor z'n gesmoorde stem en gelooft hij, dankzij vrouwe Justitia en ondanks de maatschappelijke pikorde, meer dan ooit rotsvast in de leefbaarheid ener afsprakeloze werkelijkheid. De verborgen agenda vol zorgen, de onontkoombare corrigenda van morgen en de problematische addenda van de aanstormende lustra zijn 'm middelerwijl alle reeds welbekend. Toch is Benaar noch een treurnisvisionair noch een paniekprofeet van het zuiverste water. Voor deze schapeloze herder tellen niet de vage doemdenkerijen en de steeds weerkerende onheilsboodschappen die 'm, vanuit het ongerijmde, tomeloos tegemoetstromen doch enkel en alleen nog, ja... heel uitgesproken zelfs, de kathedraalgrote vriendschap van de brandschone Staat van Apathie en Lethargie en haar ontroerende trouw in z'n maandelijkse abeidsongeschiktheidstoelage. De Benaar, waarvan hier sprake, wou zich enkel volvaardig over het noodlijdende addergebroed ontfermen maar verwerd viavia zelf tot een steuntrekkende stoethaspel. Met z'n mankelende lijf om de zoveel maanden op krukken en z'n sprankelende geest domweg in stukken. Zover was het dus moeten komen. Edoch... door een waar mirakel zag hij zich toch nog simpelweg bijeengesprokkeld én gered worden.
In de dankbare wetenschap dat hij van u allen veel te veel krijgt, kust hij de sociale zekerheid en geeft hij dankbaarder dan ooit tevoren aan u allen het verkregene meer dan honderdvoudig terug.
|