Vroeger was ik nogal aktief in het kerkgebeuren zoals; koor, lector , ook was ik in een preekgroep die door middel van een beurdrol een paar keer per maand voor een homelie moest zorgen en die dan ook voorbrengen. Door gezondheidsredenen kan ik dat nu niet meer maar ik krijg soms nog de vraag om enkele van die vroegere preken in omloop te brengen als hulp voor mensen die er gebruik van zouden kunnen maken. Dit ga ik dus nu proberen te doen
2e zondag in de 40 dagentijd Matteüs 17, 1-9 xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
20 februari 2005
Bergen hebben iets fascinerends. Ze trekken mensen aan. Op een berg sta je met je hoofd in de wolken. Letterlijk. Op die plaats waar hemel en aarde elkaar raken voelt men zich dichter bij die hemel, dichter bij God. Niet te verwonderen dat dit voor vele volkeren een heilige plek was, een heilige berg, plaats van gebed, van terugkeer naar het hart van de dingen. Ook in de bijbel komen er veel figuren voor waarbij de topmomenten in hun leven zich afspelen bovenop een berg. Abraham gaat daarheen met zijn enige geliefde zoon om hem te offeren. Maar bovenop de berg wordt hem te verstaan gegeven dat de God van Israël helemaal geen kinderoffers wil. De tien geboden zijn als een soort grondwet voor het volk Gods geformuleerd, en om duidelijk te maken dat het God zelf is, die wil dat deze worden nageleed, wordt verteld dat Mozes ze van Hem heeft gekregen boven op een berg. Dit diep menselijk gegeven was ook Jezus niet vreemd. Hoe dikwijls lezen wij in de evangelies dat Jezus zich terugtrok op een berg om te bidden. En de evangelist Matteüs laat Jezus de ideale levenshouding, de acht zaligheden, afkondigen op een berg. Dat is dus allemaal niet voor niks
Het verbaast dan ook niet dat een topervaring als de gedaanteverandering zich afspeelde op een hoge berg, ver van de wereld, weg van nieuwsgierige blikken. God ontmoeten is immers een intiem gebeuren dat hoogstens de aanwezigheid van een paar personen verdraagt: Petrus, Johannes, Jacobus. Deze zien hoe Jezus als het ware door God werd aangeraakt. Hij straalt en is een en al licht; zijn vrienden geloofden: deze man is licht van Gods licht. Slechts deze drie hebben het voorrecht dit te mogen meemaken. God echter van zeer nabij ervaren is voor hen angstaanjagend. Zij werpen zich op de grond. Maar Jezus komt naar hen toe en stelt hen gerust. Hij straalde licht en kracht uit en zijn volgelingen vonden dat heerlijk. Zij wilden die topervaring vasthouden: laat ons hier drie tenten bouwen roept Petrus, die over zijn angst en twijfels, over Jezus lijden en dood niet wil horen. Hij wil Jezus altijd zien stralen zoals op de berg Tabor. Even verloren de leerlingen uit het oog dat naast de top een afgrond ligt waarnaar zij moeten terugkeren. Daarom verbied Jezus hen over dit alles te spreken voordat de Mensenzoon uit de doden is opgewekt. Eerst moet Hij nog op een andere berg van gedaante veranderen. Daar zal zijn gelaat niet stralen en zijn kleed zal afgerukt zijn. Allen kunnen Hem dan zien, als ze tenminste niet weggelopen zijn. En dan herkent nagenoeg niemand hem als de geliefde zoon in wie God zijn welbehagen heeft. Ook niemand stelt voor om daar op die berg tenten op te slaan. De leerlingen werd niet verboden te spreken over Jezus die straalde, maar ze zijn dat pas kunnen gaan doen, toen ze tot het geloof waren gekomen dat die mislukte mens aan het kruis toch een mens was in wie Gods licht volop staalde
|