Inhoud blog
  • shalom
  • de drie eenheid
  • 32 zondag lucas
  • allerheiligen
  • een nieuw gebod
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    gedachten
    homelienhulp
    01-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.een nieuw gebod

    Vijfde zondag van  Pasen                                                                                      johannes 13, 31-33, 34-35

    9 mei 2004                                                     Een  nieuw  gebod

     

    De tekst uit het Johannesevangelie die we vandaag lezen, wordt soms gekozen in een huwelijksviering: “Een nieuw gebod geef ik u: gij moet elkaar liefhebben.” We kunnen de keuze voor deze tekst gemakkelijk meevoelen en tegen elkaar zeggen: “Precies, daar gaat het om! Als dat zo maar eens gebeurde “  Maar is dit gebod  tot liefhebben wel “nieuw”?

    Het is niet de eerste keer dat we dit woord horen.. Voor de meeste jonge mensen die gaan trouwen,  kan het woord “liefde” niet vaak genoeg voorkomen: in gebeden, in liederen en in lezingen. Het is alsof de liefde gratis verkregen wordt. Je hoopt dan maar dat het hun wapent en sterk maakt voor de dagen dat de liefde wel iets kost. Want zij zullen merken dat de liefde wel degelijk een “prijs” heeft, die betaald wordt met  inwisseling  van  eigen belang en eigen gelijk, met het delen van ruimte, materieel en geestelijk. Liefde is een woord dat in alle toonaarden wordt bezongen, zo vaak  zelfs dat het  soms  wel  een  beetje gaat irriteren. . Ook buiten de kerk worden wij te pas en te onpas met “liefde” bestookt ouderliefde, moederliefde, kinderliefde, kalverliefde, dierenliefde, en ga zo maar door. Maar vandaag kunnen we er toch niet omheen. Het is Jezus zelf die zegt: “Met de liefde die ik jullie heb toegedragen, moeten jullie ook elkaar liefhebben.” We moeten  dus wel even  stilstaan  bij dat evangelisch gebod van de liefde tot de naaste.

                 Laten wij eerst en vooral proberen er naar te “luisteren”, want het zijn geen gemakkelijke woorden. Die oproep lijkt voor  ons  soms onhaalbaar. Het typische van Jezus’ liefde is nochtans niet zo ongewoon of uitzonderlijk. Zij is de belichaming van de bergrede en de parabels.                                                                      Volgens het verhaal van Johannes zijn deze evangeliewoorden gesproken bij het laatste avondmaal met zijn leerlingen.  Juist voordat Hij hen dit gebod voorhield, is een van zijn vrienden, Judas, de kamer uitgegaan met geen andere bedoeling dan om Jezus over te leveren aan de overheid en Hem op die manier te dwingen van tactiek te veranderen,.  Petrus daarentegen reageert helemaal anders . Direct  na de woorden over het elkaar  beminnen roept hij uit, dat Jezus in elk geval  op hem kan rekenen !. Maar  de volgende morgen al, nog voor de haan helemaal is uitgekraaid, heeft diezelfde Petrus al driemaal  gezegd, dat hij niets met Jezus te maken heeft. Judas en Petrus behoren nochtansch tot de kring van Jezus vrienden. Hier is een nieuw gebod hard nodig. Hoe zij zich ook gedragen, waarheen zij ook vluchten, zij raken niet uit Jezus aandacht want een van de kenmerken van Jezus’ liefde is het beminnen van de vijand.. Dat gaat ver. Té ver naar menselijke maatstaven. Maar  Jezus deed het. Want “liefde is een werkwoord”. Hij geneest het kind van een Romeinse vijand  Hij laat zich door Judas, zijn verrader, kussen. Op het kruis vergeeft hij zijn vijanden “zij weten niet wat  zij doen“ zegt  Hij.   Jezus’ liefde was  gratuit en onvoorwaardelijk, onbaatzuchtig,  belangeloos. Ze was niet afhankelijk van schuldbesef, van berouw of verdienste. Jezus stelt bv. aan Zacherius, de  tollenaar, geen voorwaarden  om  hem  te  ontmoeten.  Aan de  overspelige vrouw  vraagt Hij niet eerst  boete  en bekering.  Jezus  begon altijd met  zijn liefde aan te bieden. Zijn liefde ging vooraf, was voor-komend. Daarom staat niet de deugd tegenover de zonde maar wel de genade.

                Deze genadige, barmhartige, gratuite liefde is het nieuwe  gebod van Jezus. Men  had er in die tijd geen woorden voor. Toen kende men alleen “eros” en “filia”, erotiek en vriendschap. Men heeft voor de christelijke liefde een nieuw woord uitgevonden “caritas”.  Moeten  we daaruit opmaken dat het door Jezus op dat  moment werd uitgevonden?. Bestond de plicht tot naastenliefde daarvoor dan nog niet?. Natuurlijk  wel.  Ook in de boeken van het  Oude Testament wordt de naastenliefde als gebod genoemd. Zo lezen we in het boek Leviticus : “Wees niet haatdragend jegens uw broeder, neem geen wraak op een volksgenoot, u zult uw naasten liefhebben als  uzelf”. Dat gebod van naastenliefde gold niet alleen  egenover  volksgenoten, zoals door sommigen wel eens wordt gedacht. Neen, in hetzelfde boek lezen wij ook nog :“Vreemdelingen  die bij u wonen hebben dezelfde rechten als een geboren Israëliet. U moet hen beminnen als uzelf, want u bent zelf vreemdeling geweest in Egypte”. Het  gebod  van naastenliefde, ook jegens de vreemdelingen, bestond dus al heel lang.  Jezus en zijn leerlingen kenden het vanuit hun gelovige opvoeding. Toch zegt Jezus:” ik geef jullie een -nieuw– gebod”. Wat  is dan dat nieuwe?. Misschien wel dat je niet alleen je volksgenoten en de vreemdelingen moet liefhebben  maar ook je vijanden. Jezus was ervan overtuigd dat de mens fundamenteel goed is. Het kwaad is slechts één kant van de mens. De schaduwkant. Die word dan nog verduisterd door onze  blik die gefixeerd is op die ene kwade kant. We zeggen terecht dat mensen” zwart” gemaakt worden, gedoodverfd, omdat we hen geen nieuw leven gunnen. Terwijl we zelf ondervinden hoe bevrijdend het is als het goede in ons bevestigd wordt.

     Doorheen de geschiedenis van het christendom trekt een lange processie van orden, instellingen  en van bekende en onbekende grote figuren die met ”caritas” geleefd hebben. Pater Damiaan en Moeder Theresa zijn zo twee boegbeelden waar we spontaan aan denken. Maar de vraag is vooral wat ons aandeel is in die voorkeursliefde?. Kunnen wij solidair zijn met aids-patiënten, drugverslaafden, asielzoekers, thuislozen, vereenzaamden?..  Als we als christenen Jezus’ liefde gestalte willen geven, moeten we hem graag zien in al die gezichten waardoor hij ons aankijkt. Vooral de gezichten van armen, onderdrukten en lijdenden   Ieder van ons zal het moeten invullen naar de eigen mogelijkheden.  We kunnen  er niet onderuit. We zullen vol aandacht en creatief moeten blijven voor die “minste mens”

    Tenslotte nog  deze  bemerking: Liefhebben  zoals Jezus is het typische van christenen.  Maar christenen  hoeven niet  te denken dat zij daarvan het monopolie hebben. De geest van  Gods liefde waait waar hij wil.  Andersgelovigen  brengen  er soms héél wat van terecht. Denk maar aan Ghandi.  Vooral als het over liefde gaat rest ons een grote bescheidenheid als we er alleen maar over praten.   Ik hoop dat het, als christenen,  wat meer zal worden dan dat.  

     

     

    W.V.  

    01-04-2010 om 00:00 geschreven door werner v  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    14-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3e zondag in de 40dagen tijd


    3de zondag in de veertigdagentijd                                                                                 Exodus 20, 1-17

    26 maart 2000                                                                                                            Johannes 2, 13-25

     

    Ooit klom Mozes midden in de woestijn tussen Egypte en het beloofde land een berg op. Daar ontving hij van God de tien woorden. Tien leefregels die de joden verder door de woestijn moesten helpen. Het zijn woorden die elk mens, wanneer hij ze onderhoudt, in het beloofde land doet geraken. Ze zijn zo belangrijk dat men ze hier, in de eerste lezing uit het boek Exodus, nog maar eens benadrukt. Tien woorden, tien principes. Ze staan zo vast als een huis en waren misschien daarom in steen gebeiteld. Wij kennen ze allemaal. Misschien niet meer letterlijk maar de inhoud toch ongeveer ,zoals; Gij zult niet weer voor afgoden neervallen. Gij zult geen oorlog voeren in mijn naam en mensen naar de verdoemenis helpen. Gij zult tegen uw medemens niet leugenachtig getuigen en zijn bezit begeren. enz. De joden kenden die woorden echter wel letterlijk, te letterlijk. In de loop der tijden werd er door geleerde mannen van alles bijgemaakt. Duizenden voorschriften en regeltjes, geformuleerd door de zogeheten ‘kenners’. Zo raakten die oorspronkelijke levenswoorden, in steen gegeven, gaandeweg versteend, dit wil zeggen, zonder hart, zonder bezieling. Het waren wetjes geworden om in orde te zijn zonder meer. Ze lieten de mensen niet meer toe voor elkaar te leven. Zij liepen bvb niet meer dan honderd passen op Sabat enz. en ze dachten daarmee in orde te zijn, ook al bleven er door hun manier van doen anderen gekwetst, bloedend liggen. Maar ook in vele andere opzichten was het geloof van Gods volk ‘versteend’ geraakt, ‘opgesloten’ in mooie synagogen en tempels. Tempels oorspronkelijk gebouwd om God te eren waren tot scheidingsmuren geworden tussen degene in en degene buiten de tempel. Het was een plaats geworden van een, in zogezegde ‘vroomheid’ verpakte grootheidswaanzin; kijk toch eens hoe gelovig wij zijn want wij, wij volgen de wetten.

     Jezus ergert zich geweldig aan die opvatting omdat hij weet  dat dit alles zeker nooit de bedoeling van zijn vader geweest is toen Hij Mozes de tien woorden gaf. Die woorden om de mensen te helpen, de mensen nabij te zijn. Dat moet anders worden, zegt Jezus, dat moet nieuw worden en Hij veegt de tempel schoon. Hij veegt de vloer aan met al dat onechte gedoe. Weg met dit alles ! Maak van het huis van mijn vader geen markthal ! Hij waagt het zelf te zeggen; Breek maar af die tempel, het moet meer zijn dan een verzameling van wetten en geboden, want dat doet geen eer aan God, integendeel. De tempel, de kerk, die Jezus op het oog heeft zijn geen stenen maar is opgebouwd uit mensen, mensen die, in de geest van de tien geboden, zorg dragen voor elkaars geluk. Eén van de tien is; Gij zult niet doden, maar dat is veel meer dan elkaar niet doodslaan. Het is ‘ja’ zeggen op het leven van elke mens, op het recht van elke mens om mens te zijn, om gelukkig te zijn; Dat was Gods bedoeling met; Gij zult niet doden. Wanneer je die medemens dat recht  op gelukkig zijn misgunt, ben je al aan het doden. Zorg dragen voor elkaars geluk , dat is de opdracht want wat stelt een mooi geschilderde kerk voor als we elkaar daarbuiten zwart maken. Wat stelt het voor hierbinnen het brood te delen en buiten de kerk alleen aan jezelf te denken. Wat hebben we aan mooie liederen, mooie woorden als we samen met onze zondagse kleren ook ons christen zijn voor een week aan de kapstok hangen. De vernieuwde tempel waarin God wil wonen is de andere mens, de medemens. Wie vanuit dit denken wil meebouwen aan een betere samenleving is een levende steen in een levende kerk.

    Ik hoop van gangzer harte dat wij samen  in die gedachte hoopvol kunnen uitzien naar die vernieuwing, die heropstanding, Pasen.   

     

     

    3de zn 40dag 2000.9                                                                                                                                                          Werner

                   

     

    14-03-2010 om 14:41 geschreven door werner v  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    11-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.introductie
    Vroeger was ik nogal aktief in het kerkgebeuren zoals; koor, lector , ook was ik in een preekgroep die door middel van een beurdrol een paar keer per maand voor een homelie moest zorgen en die dan ook voorbrengen. Door gezondheidsredenen kan ik dat nu niet meer maar ik krijg soms nog de vraag om enkele van die vroegere preken in omloop te brengen als hulp voor mensen die er gebruik van zouden kunnen maken. Dit ga ik dus nu proberen te doen

     2e zondag in  de 40 dagentijd                                                                 Matteüs 17, 1-9  

    20 februari 2005

     

    Bergen hebben iets fascinerends. Ze trekken mensen aan. Op een berg sta je met je hoofd in de wolken. Letterlijk. Op die plaats waar hemel en aarde elkaar raken voelt men zich dichter bij die hemel, dichter bij God. Niet te verwonderen  dat dit voor vele volkeren een heilige plek was, een heilige berg, plaats van gebed, van terugkeer naar het hart van de dingen. Ook in de bijbel komen er veel figuren voor waarbij de topmomenten in hun leven zich afspelen bovenop een berg. Abraham gaat daarheen met zijn enige geliefde  zoon om hem te offeren. Maar bovenop de berg wordt hem te verstaan gegeven   dat de God van Israël helemaal geen kinderoffers wil. De tien geboden zijn als een soort grondwet voor het volk Gods geformuleerd, en om duidelijk te maken  dat het God zelf is, die wil dat deze worden nageleed, wordt verteld dat Mozes ze van Hem heeft gekregen boven op een berg. Dit diep menselijk gegeven was ook Jezus niet vreemd. Hoe dikwijls lezen wij in de evangelies dat Jezus zich terugtrok op een berg om te bidden. En de evangelist Matteüs laat Jezus de ideale levenshouding, de acht zaligheden, afkondigen op een berg. Dat is  dus allemaal niet voor niks … Het verbaast dan ook niet dat een topervaring als de gedaanteverandering zich afspeelde op een hoge berg, ver van de wereld, weg van nieuwsgierige blikken. God ontmoeten is immers een intiem gebeuren dat hoogstens de aanwezigheid van een paar personen verdraagt: Petrus, Johannes, Jacobus. Deze zien hoe  Jezus als het ware door God werd aangeraakt. Hij straalt en is een en al licht; zijn vrienden geloofden: deze  man is licht van Gods licht. Slechts deze drie hebben het voorrecht dit te mogen meemaken. God echter van  zeer nabij ervaren is voor hen angstaanjagend. Zij  werpen zich op de grond. Maar Jezus komt naar hen toe en stelt hen gerust. Hij straalde licht en kracht uit en zijn volgelingen vonden dat heerlijk. Zij wilden die  topervaring vasthouden: “laat ons hier drie tenten bouwen” roept Petrus, die over zijn angst en twijfels, over Jezus lijden en dood niet wil horen. Hij wil Jezus altijd zien stralen zoals op de berg Tabor. Even verloren de leerlingen uit het oog dat naast de top een afgrond ligt waarnaar zij moeten terugkeren. Daarom  verbied Jezus hen over dit alles te spreken “voordat de Mensenzoon uit de doden is opgewekt”. Eerst moet Hij nog op een andere berg van gedaante veranderen. Daar zal zijn gelaat niet stralen en zijn kleed zal afgerukt zijn. Allen kunnen Hem dan zien, als ze  tenminste niet weggelopen zijn. En dan herkent nagenoeg niemand hem als de geliefde zoon in wie God zijn welbehagen heeft. Ook niemand stelt voor om daar op die berg  tenten op te slaan.                                         De leerlingen werd niet verboden te spreken over Jezus die straalde, maar ze zijn dat pas kunnen gaan doen, toen ze tot het geloof waren gekomen dat die mislukte mens aan het kruis toch een mens was in wie Gods  licht volop staalde

    11-03-2010 om 16:57 geschreven door werner v  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)


    Archief per week
  • 12/07-18/07 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 08/03-14/03 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs