De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
18-10-2014
Zandwegen. Elise Van Kaathoven
Waar de stilte houdt de wake, waar in de valleien,
lang vergeten dromen slapen onder bloemenspreien,
waar in het kruid als honingdruppels hangen gouden bijen,
daar ontglijden
brede, dromerige wegen aan de heide.
Langs de wijde, wijde velden en eenzame hoeven,
gaat hun ruige, schuchtere schoonheid, dienend het behoeven
van wie onder zware arbeid winnen het brood van heden,
maar die de ochtendluchten kennen en de avondvrede.
Als een krachtige avondteug gaan zij door het woud,
storten tussen donkere dennen stromen zonnegoud,
blank en zuiver liggen zij als het maanlicht komt gegleden,
lijk de melk de schonen dieren die hen daags betreden.
Stil verdroomd ten zomermiddag rusten zij op het land,
als de hitte trillend waas van zilvergazen spant,
maar in strenge winterdagen gaat hun stage moed,
tussen strakke, stugge lijnen de einder tegemoet.
En wanneer dan de avondwolken rode wieken spreiden,
vleugt langs hen een zachte gloed,
die dromen doet,
van de purpere zomerheide.
1923
Elise Van Kaathoven gaf les Frans aan de middelbare meisjesschool van Leiden
18-10-2014, 00:00
Geschreven door André
17-10-2014
Wat de zwaluwen vertellen. J N Van Hall
Reeds zijn de gele grastapeten,
bezaaid met de eerste dorre blaan,
een frisse wind waait zonder pozen,
de mooie dagen zijn gedaan,
nog sluit één enkele bloem zich open,
met zorg voor het allerlaatst bewaard,
de dahlia prijkt met haar kokarde,
de goudsbloem schittert in de gaard,
de regen plast. Op het dak van de woning,
belegt, (bijtijds bekend gemaakt),
de zwaluw haar vergadering,
de koude komt, de winter naakt.
Bij honderden beraden zij samen,
waarheen het rijzen wezen zal,
O zegt de ene: in Athene,
is het lekker op de oude wal,
ik ga er jaarlijks en ik huis er
op het Parthenon, daar heb je het best,
ik verstop in de gevel, moet je weten,
het gat van een kogel met mijn nest.
Een ander zegt: ik heb appartementen
te Smyra in het café besteld,
waar op de drempel in het zonnetje,
de pelgrim amberkorrels telt.
Een derde: mijn adres mijn waarden,
is Rhodos, weet ge, in het groot paleis,
het kapiteel van één der pijlers,
is jaarlijks het doelwit van mijn reis.
Een vierde: ik reis van het jaar zo ver niet,
ik word oud en kan zo niet meer mee,
ik ga naar het terras van Malta, tussen
een blauwe lucht en een blauwe zee.
Een vijfde: weet je waar het goed is?
Te Cairo, in een ornament
van de torens van één van de moskeeën,
daar heb ik steeds mijn wintertent.
En nog één: bij de watervallen,
is mijn verblijf, vergeet het niet,
de juiste plaats heb ik aangetekend,
in het koningsstandbeeld van graniet.
In koor: en morgen op dit uur,
zijn wij al een mooi eind hier vandaan,
langs donkere dalen, witte bergen,
en langs de schuimende oceaan.
Zo babbelen, klapperend met de vleugels,
de zwaluwen ginds in de sloot,
als stormen gieren, regens plassen,
en het bos zich verft in het schitterend rood.
De dichter kent de zwaluwentaal,
als zij, slaat hij de wieken uit,
maar ziet zijn vlucht straks, onmeedogend
door een onzichtbaar net gestuit.
Geef mij vleugels, geef mij vleugels,
zo luidt ook mijn droef refrein,
om met de zwaluwen mee te vliegen,
naar eeuwige lente en zonneschijn.
17-10-2014, 05:27
Geschreven door André
16-10-2014
's Nachts in de sneeuw. J N Van Hall
Beweegloos ligt het veld in donkere wintervacht,
geen kreet, geen ademtocht, het leven is geweken,
slechts hoort men nu en dan de stilte breken,
door het huilen van een hond, die ronddoolt in de nacht.
Geen gezangen in de lucht, geen grasspriet meer ontloken,
de winter heeft elk lied en elke bloem gedood,
de bomen steken, van hun bladerdos ontbloot,
hun wit geraamte omhoog, als droeve, norse spoken.
De bleke maan schijnt in de bloemloze gaarde,
het is of zij koud heeft, aan de hemel zo alleen,
zij laat haar doffe blik ver glijden over de aarde,
ziet alles doods en naakt in het rond, en spoedt zich heen.
Koud vallen zij op ons neer, haar laatste zilverstralen,
fantastisch schijnsel dat zij al gaande nederstrooit,
en met de wondere glans van het bleke licht getooid,
blinkt in de verte de sneeuw, in de eenzaam stille dalen.
O, welk een nacht is het voor de vogels in het woud?
Een wind als ijs giert om, de wilde stormen huilen,
geen lovertak in het rond om voor het weer te schuilen,
geen slaap verkwikt hen meer, zij hebben het veel te koud.
En bevend zitten zij, verwilderd en verstomd,
op de afgedorde tak, met ijzel overtogen,
en staren naar de sneeuw met angstig, zoekende ogen,
en wachten en wachten op de nacht die maar niet komt.
16-10-2014, 00:00
Geschreven door André
15-10-2014
De astronoom. J N Van Hall
Het is nacht, maar de astronoom laat nog zijn blikken waren,
door het luchtgewelf, en zoekt als het laatste gerucht verdwijnt,
naar de gouden velden. Zo, totdat het duister kwijnt,
blijft hij steeds peinzend, in heldere diepten staren.
De werelden, alsof het gewande korrels waren,
verdwijnen. Heel de stoet van nevelsterren verschijnt,
oplettend volgt hij de komeet, die langzaam deint
en roept, als daagt hij uit: kom weer over duizend jaren.
En zij zal komen, zij is getrouw en onwankelbaar,
zij kan de eeuwige wetenschap geen voetstap misleiden,
de mensen gaan voorbij, de mensheid wacht op haar.
Hij blijft met vaste blik het groots gesternte verbeiden,
en gaat ook zij te niet voor het uur van wederkomst naakt,
dan staat op het hoog vertrek de waarheid nog, en waakt.
1882
Jacob Nicolaas Van Hall
Amsterdam 1840-1918
15-10-2014, 00:00
Geschreven door André
14-10-2014
Langs de kille vaart. Richard De Cneudt
Langs de kille vaart staan slanke populieren,
in rusteloos drijven van bewogen luchten,
ik hoor boven mij zwepende takken zuchten,
winden verwoed door hoge kruinen gieren.
Bruinrode blaren zwaaien neer en zwieren,
stijgen en dalen, drijven even, vluchten
voor winden, die met wilde stormgeruchten,
een somber herfstfeest van verwoesting vieren.
Dwarrelen om het hoofd van dichters, schoonheid dromers,
gouden visies wekkend van gestorven zomers,
naschreiend luid in forse windentaal.
En gaan, samen met de droeve, grijze regen,
zijn lied van wanhoop snikkend allerwegen,
als bruine vlinders stervend in het kanaal.
14-10-2014, 00:00
Geschreven door André
13-10-2014
Vrome tocht. Richard De Cneudt
Ziet hoe gebukt door jaren en verdriet,
zij streng berustend langs de huizen gaan,
luisterend als kinderen naar het wijs vermaan,
dat hier en daar de goede zuster biedt.
Het zilveren klokje zingt zijn eenzaam lied,
de blauwe hemel lacht hen vriendelijk aan,
ik hoor het water klotsen tegen het riet,
voel zachte vleugels langs mijn wangen gaan.
En zwarte schimmen, tragisch beeld van wee,
wrakken, gestrand door noodlots grillig spel
aan de veilige kust, waar vrome zusters staan.
Zo gaan zij in lange rijen twee aan twee,
naar het eenzaam kerkje, nauwelijks een bidkapel,
dat vredig rijst in de stille lindelaan.
13-10-2014, 00:00
Geschreven door André
12-10-2014
In de witte kloosterzaal. Richard De Cneudt
Een witte zaal in strenge kloosterdracht,
door brede ramen weemoedvolle verte,
de Heilige Maagd Maria, drukkend zacht
het kindje Jezus, aan haar zuiver hart.
Boven de deur een stenen Christus, klacht
van foltering en goddelijke smart,
op het schoon gelaat dat lichtend de eeuwen tart,
en nog steeds de mensen verlicht in de nacht.
Simpele heiligenbeelden veel,
waaronder trouwe mensenofferanden,
droomvol en stil gewijde kaarsen branden.
In houten lijsten, stemmig zwart en geel,
veel vrome spreuken bont van kleurgewemel,
wijzend de zielen naar de hoge hemel.
1902
Gent 1877- 1959
12-10-2014, 00:00
Geschreven door André
11-10-2014
Herinnering. Jan Veth
Hij had het grote land aanschouwd,
de mateloze vlakten,
waar onder de hemel wijd uitgebouwd,
de golvingen verstrakten.
Waar het felle kleurenspel vervloeit,
als tempering van woorden,
en het worstelen van de wind zich boeit,
tot murmelende akkoorden.
Waar purper, goud, noch marmerpracht,
de zinnen overrompelt,
maar deinende contourenkracht,
de geest in deemoed dompelt.
Diep in zijn ogen, was het licht
van vrede en verzoening,
en op zijn helder aangezicht,
lag rouw noch boetedoening.
Hij was van hen, die stage strijd
verduren zonder klagen,
van hen die in gelatenheid,
zwijgen maar niet versagen.
Hij had het wijde land aanschouwd,
waar stilte en vrijheid wonen,
en in de nacht die statig blauwt,
stoorloos de sterren tronen.
1922
11-10-2014, 00:00
Geschreven door André
10-10-2014
Delft. Jan Veth
Uw torenklok heeft wisselende geslachten
luid uitgeluid, en hel verwelkoomt,
en hun gedachten hangen bleek verdroomd,
nog onder de lommer van uw grijze grachten.
Ja soms, als het licht uit heldere stralenschachten,
langs muur en poort en raamkozijnen stroomt,
spiegelt een plek waarachter jong geboomt,
Fabritius en De Hooch te peinzen plachten.
Maar toch, waar eens uw rij van wallen lag,
een gordel snoerend om die kleurige vesten,
die Johannes Vermeer in glorie glanzen zag,
bleef thans een schemerspel van schamele resten.
Want wat wij van die eeuwige schoonheid erven,
is louter schittering van superbe scherven.
1913
Dordrecht 1864- Amsterdam 1925
10-10-2014, 00:00
Geschreven door André
09-10-2014
Lente. S J Van den Bergh
Knielt der aanbidding neer,
en geeft de Algoedheid eer,
uit duizend bloemen bloeit en blikkert,
uit duizend droppen gloeit en flikkert,
op lucht zweeft, uit geuren walmt,
het gebed dat de aarde doorgalmt.
Knielt der aanbidding neer,
en geeft de Algoedheid eer,
het hart tot God omhoog geheven,
die ons de lente ten pand wilt geven,
dat al wat dood is weer herleeft,
wanneer zijn adem zweeft.
Knielt der aanbidding neer,
en geeft de Algoedheid eer,
wat heden sterft, zal morgen bloeien,
wat heden stolt, zal morgen vloeien,
en waar de zeis heeft gemaaid,
wordt morgen weer gezaaid.
Knielt der aanbidding neer,
en geeft de Algoedheid eer,
wisseling ligt in de eeuwige orde,
elke dood is een: ik worde,
en ik zie op iedere grafzerk staan:
bij God, en niet: vergaan.
09-10-2014, 00:00
Geschreven door André
08-10-2014
Polen. S J Van den Bergh
Moeder, wil mijn tooisel bergen,
ach, die bonte pracht misstaat,
en welk een hart kan dit vergen,
dat van duldloos leed vergaat?
Door de hoop opnieuw geboren,
sierde ik mij, als een feest gereed,
maar sinds Polen ging verloren,
voegt mij enkel het zwarte kleed.
Toen ik het wapperen zag der vanen,
schitterend in de zonneglans,
aan de speren der Ulanen,
prijkte ik met een mirtekrans.
Maar sinds in Grochowaas dreven,
Polens adelaar vruchteloos streed,
zijn slechts tranen mij gebleven,
voegt mij enkel het zwarte kleed.
Toen mijn lief, voor de smart
van zijn broeders, strijdwaarts toog,
rukte hij zich van mijn hart,
met de heldenmoed in het oog.
Ik wou toen lint noch strikken derven,
maar sinds Polens hoop ontgleed,
hij nu banneling is, steeds moet zwerven,
voegt mij enkel het zwarte kleed.
Toen wij de oogst hier mochten vieren,
van Sint Iwans lauwertak,
liet ik mijn haar in kronkels zwieren,
daar mijn oog van hoop en vrijheid sprak.
Maar sinds het Verraad ons heeft verkocht,
Polen wegkwijnt in zijn leed,
en de Woede ons land heeft bezocht,
voegt mij enkel het zwarte kleed.
1846
Samuel Johannes Van den Bergh
Den Haag 1814-1868
08-10-2014, 19:40
Geschreven door André
07-10-2014
Avond. Jenny Mollinger
De wind die in de schoorsteen zingt,
de klok die het ijlen van de tijd,
met kalme tik tot rust herleid.
Het lamplicht dat het naaste omkringt,
maar in de hoeken donker laat,
zo menig ding dat flauw omlijnd,
iets teders te overpeinzen schijnt.
De houding en het zacht gelaat,
van een klein Madonnabeeld. Een kelk
van rode tulpen, slank en pril,
of bloem na bloem iets schenken wil,
zo reikend en ontvangend elk.
Een boek dat open op mij wacht,
met woorden die ik ken en min,
al voor ik lees, zijn schoonheid in
mijn mijmering, uit te beelden tracht.
De rosse gloed van helder vuur,
de trouw van dingen om mij heen,
gordijnen dicht en ik alleen,
hier in de tover van dit uur.
07-10-2014, 00:00
Geschreven door André
06-10-2014
Februari. Jenny Mollinger
De dag is dampig, en de hemel blind
van trage tranen. De aarde ligt te wachten
in heimelijk verzamelen van stille krachten,
gelijk een moeder wachtende op haar kind.
De bomen schimmen door de regenmist,
met klamme takken, leeg van lentewazen,
een vogel echter zingt in zoet verdwazen,
de vogel droomt en zich vergist.
Het is of God iets droefs geduldig doet,
de regen ruist de duistere wereld over,
doch het argeloos lied jubelt van de tover,
die er nog niet is, maar eenmaal komen moet,
geheimen fluisteren uit elke boom.
Vermoeid en zuchtend, schuifelt langs de akker
de wind voorbij, mijn hart is leeg en wakker,
de hemel weent, het vogellied wordt zwakker,
de liefde blijkt een weggewaaide droom.
1897-1958
06-10-2014, 00:00
Geschreven door André
05-10-2014
Angelusklok. Pol De Mont
Bleeft gij 's avonds, door de velden dwalend,
terwijl ver in het westen bloedig de zon zinken ging,
nooit naar het gestamp staan luisteren van het verre klokje,
het Angelus meldend?
Niets op aarde streelt de oren gelijk die klanken,
zwevend zacht, haast zuchten, in het ronde stijgend,
een vurig zielsgebed, op de koele wieken,
ten hoge, ten hemel.
Nooit is het aardrijk zo plechtig gelijk die stonde,
alles zwijgt, nauwelijks durven de muggen gonzen,
heinde en verre houdt heel de natuur de adem in,
om vroom mee te luisteren.
Geheimnisvol, in die heilige stilte,
waar zij schroomvol schuilen in de schemerschaduw,
plengen wierookdampen hun geuren,
op duizenden bloemen.
Almaar voort, verweg in de donkerblauwe verten,
klinkt puurzilver het klokje, en weeft om
heel het boomrijk dorp heen, een web van klanken,
zinderend en Goddelijk.
05-10-2014, 00:00
Geschreven door André
04-10-2014
Ballerinen. Pol De Mont
Als een vlucht van mooie duiven, pauwestaarten, blank van veren,
neerstrijkend op een mollig grasperk, zacht met een licht geroeketoe,
als een golf van schuim, aanzwellend met een ruisen als van kleren,
borrelend, ziedend, bruisend, spattend, schitterblank nar de oever toe,
zo is de zwerm van de ballerinen, als zij bij het gejoel van de snaren,
in een lichte wolk van tul, de schermen komen uitgevaren.
Eerst een schommelen, traag, schoorvoetend, met een heel teder handbewegen,
dan een zweven, hangen, schuiven, langs de planken vederlicht,
straks een plotseling opwaarts willen, of zij eensklaps vleugels kregen,
hoog opzwaaiende, blanke handen, met een stralend aangezicht.
Nu, als zomervlinders, flidderfladderend rond rijpe rozen,
zwenken zij, elkaar omarmend, grillig buitelend twee aan twee,
of zij glijden, glibberen, gletsen, hakend naar het zoete kozen,
met vooruitgestoken lippen, nippensvaardig, zoenens gereed.
Soms slaan de armen breder en breder uit, als waterminnen,
buitelend op de rug der golven, de mond zoenend elke baar,
hun jurken flapperen op en neer als grote vinnen,
zij dartelen als dolfijnen, speelziek wentelend, schaar bij schaar.
O die rappe, gladde benen, o die gladde, rappe tonen,
sneller, lichter dan de lichtste en snelste tonen huppelen zij,
op het arpeggio van de vedel, tekenen zij die tovertonen,
arabesken, glijdend, glibberend, gletsend, als een zucht voorbij.
arpeggio= harpsgewijs, snel na mekaar
Wambeek 1857-1931
04-10-2014, 00:00
Geschreven door André
03-10-2014
Oktoberonweer. Julius De Boer
Een donderslag davert in doffe zwaarte,
langs sombere velden, bossen, heuvelklingen,
zie hoe in angstige stilte, blauwlichte klaarte
van een weerlicht, vlamt door verre avondkringen.
Weer rolt de donder, die in groot gevaarte
door het luchtruim dreunt, in dieper schemeringen,
dan daalt na even stilte, op het dicht gebladerte
een regen neer, en wekt herinneringen.
Het onweer wijkt, verrommelt in de verte,
en in het koel geruis van milde regen,
in het duistergroen geboomte, hoor ik gezang,
daal ik in mijn zielerust die ik zo verlang.
Kalm en weemoedig zweeft langs de avondwegen,
muziek van droom en lied tot het hoog gesternte.
03-10-2014, 00:10
Geschreven door André
02-10-2014
Dromerij. Julius De Boer
Ruisende woorden strelen mijn ziel tederste snaren,
die liefde in melodieën uit mij zingen,
als zingen nachtegalen in dit uur,
zij zijn verscholen in kruinen, of vrij in het klare
gestraal van maan en sterren en lichtschemeringen,
zingen zij, onbewuste zangrijke kinderen van de natuur.
Toen viel een genotshuivering van haar schoonheid,
over mij, in uur na uur van dromerij,
de lichte schemering van mijn zielswoning in,
ik zag door vensteren langs nachtzomen wijd,
uitstralen maan en sterren vol toverij,
en in het licht verscheen mijn dromenkoningin.
Mee zingt het licht in de zang van de nachtegalen,
en het schemerig wuiven van haar waasblank kleed,
langs fluwelen wouden ruist als een verre zeewind,
een verre stem komt in haar zoetste taal verhalen,
fluisteren wat alleen een minnaar weet,
in de betoveringsjeugd van de liefde, mijn wonderkind.
1904
1873-1966
02-10-2014, 00:00
Geschreven door André
01-10-2014
Waterranonkels. Jacob Winkler Prins
O bloemeneiland, wat moet ik beginnen?
Je drijft voorbij, voorbij aan mijn zij,
O bloemeneiland, wat moet ik verzinnen?
Opdat je niet dobbert, al verder voorbij.
Ik spreid mijn vingers,
Ik strek mijn handen,
Ik wandel mee, ik krop mijn verdriet.
De zon lacht in het water, met gouden
vangarmen pakt zij je, voor niet, voor niet,
O bloemeneiland, waarheen getogen?
Ik strek mijn armen, wandel mee,
Ik wandel mee met tranen in de ogen,
drijf jij naar de afgrond, naar de eeuwige zee?
1894
1849-1904
01-10-2014, 00:00
Geschreven door André
30-09-2014
De nachtegaal. Olga Weber
Middernacht plooit zijn glans uit,
een maan doorvloeide, wijde, witte roos,
als een lichtstraal beweegt zich een bekoorlijk geluid,
dan opent de hemel zich een poos,
een korte poos.
O, dat zacht getril,
loochent mij elke ondergang van het leven,
ik weet niet waar mijn heimwee henen wil,
mijn open hart dat ik dansend aan de sterren geef,
mijn bloedend hart, een rijpe vrucht die ik zingend weggeef,
een gouden hunkering doet mijn lichaam beven.
Ik zie het geluk door een open deur,
een warme gloed die mijn lichaam doorbloedt,
een zoete geur die de aarde en lucht doorvloedt,
het leven ademt een stil en zacht verlangen,
ik droom het geluid van zilveren klanken en kleur,