De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
06-09-2015
Landschap 1. Hilda Ram
Als der bomen botten breken,
en het verfrommeld blaadje lacht
schuchter uit het enge kluisje,
waar de winter het hield versmacht.
Als het jong en spichtig grasje
uit de harde bodem schiet,
en het weergekeerde vinkje
neurt zijn eerste lentelied.
Als de vissen in de vijver
duiken uit de diepte op,
en de gladde waterspiegel
breken met hun vlugge kop.
Als het vee met dartele sprongen
uit de stal gehuppeld komt,
het luchtruim vult met vreugdig loeien,
door de kou zolang verstomd.
Dan, dan is het één leven buiten,
Dan, dan is het feest op het land,
blijde jubelt al wat stem heeft,
juicht u tegen ten alle kant.
06-09-2015, 00:00
Geschreven door André
05-09-2015
Paulina. Hilda Ram
Wit, wit is het dons van de zachte tortelduif,
nog witter het luchtig, vlokkig sneeuwgestuif,
dat, maagdensluier, dekt het gans verschiet;
maar witter dan uw lelievoorhoofd niet,
Paulina.
Zacht, zacht aan aarde en zee de sneeuwvlok raakt,
geen slapend wicht, dat zij beroert, ontwaakt;
nog zachter streelt de bries bij zomernoen,
maar zachter niet dan uw lippenzoen,
Paulina.
Koud, koud is de aarde met blanke sneeuw bedekt,
nog kouder het lijk, waarop zich het baarkleed strekt;
koud, koud het grafzerk die het vergeten tart;
maar kouder nog dan al: uw stenen hart,
Paulina.
05-09-2015, 00:00
Geschreven door André
04-09-2015
Lentelied. Hilda Ram
De lente naakt, de lente naakt,
haar liefelijke adem vult de lucht:
een geurige walm, een zoete zucht,
waarbij een sluimerende aarde ontwaakt,
die, al wat haar dood scheen, leven geeft
en krachten leent aan al wat leeft.
De lente naakt, de lente naakt,
het ruist en bruist in mijn gemoed;
daar welt en zwelt een ganse vloed
van stil genoegen, vaak gesmaakt;
maar immer nieuw toch, immer zoet
als de adem, die de aarde ontwaken doet.
De lente komt, de lente komt,
een luchtig warme wasem speelt
op het vale gras der weide en streelt
en kust het, tot weer nieuw geblomt,
in het nieuw tapijt, zo groen en zacht,
de blauwe hemel tegenlacht.
De lente komt, de lente komt,
en als de bloemen in het gras,
zo bergen nieuwe vreugden ras,
wat leed ter neder had gekromd,
als het weiland onder het jong azuur,
zo tiert mijn ziel in het lentevuur.
De lente is daar, de lente is daar,
een lauwe zefier koost en zoent
het dorre rijshout, tot het groent;
tot iedere bot van het vorige jaar
een bladerrijke twijg ontvouwt,
en het vogellied weer schalt in het hout.
De lente is daar, de lente is daar,
gelijk der bomen najaarsbot
vermurwt mijn hart in blij genot,
het ontwaakt als uit een sluimering zwaar,
het herleeft, herademt, juicht en mint:
heen is het leed, het heil begint.
04-09-2015, 00:00
Geschreven door André
03-09-2015
Het dichterenlot. Hilda Ram
Ik weet niet, wat er mij in het hart ontroert,
door weemoed wordt het, door vreugd vervoerd:
een zalige weemoed, een dromerige vreugd;
het zingt en jubelt, het zucht en treurt;
verrukking voelt het en smart om beurt;
het vloeit over van lijden, het is vol van geneugt.
Een droom beweegt het, een vreemde waan,
iets als een hoop nog onvoldaan,
een wens en een vrees, die onzekerheid twijnt;
een blijheid zalvend door het krank gemoed,
een treurnis sluierend vervoeringsgloed,
het is of het, genietend, van weelde verkwijnt.
Een wereldzee is des dichters ziel:
haar raakt geen strand, geen vlotte kiel,
of spiegelend geeft ze hun beeltenis weer;
het minste wolkje aan het wijd azuur,
de zachte glimmer van het sterrenvuur,
het blikt alles om medegevoel op haar neer.
En daarom lijdt ze, en juicht meteen,
niets, niets ter wereld is haar te klein,
niets glijdt ongemerkt op haar boezem hervoort;
het zijn duizend levens in één vervat,
het is diep gevoelen, nooit voelenszat,
dat dichterenlot, dat mijn hart heeft bekoord.
03-09-2015, 00:00
Geschreven door André
02-09-2015
De pop. Hilda Ram
Ja, kus uw popje, lieve meid,
en druk uw warme, malse lippen
met geestdrift op haar koude wang.
Ja, koester uw mollige armen
haar harde leden, onbuigzaam, log.
Nog kunt ge, wat ge geeft, niet schatten;
Nog bergt uw rijke liefdestroom,
met golf op golf zijn diepe bedding:
nog is het u enkel gegeven vreugd.
Wat maakt het, of ge op harde rotsen
of mulle zand uw schatten plengt?
Geen vergen kent ge, liefdes foltering.
Ja, kus uw popje, lieve meid,
en leert de les die het vrouwenhart
moet oefenen tot des levens eind.
Ja, immer warmt uw eigen boezem
het logge voorwerp uwer min:
niets kan als het vrouwenhart zo gloeien,
gelukkig, zo ge het niet ontdekt,
gelukkig zo die heldere ogen
van schuldeloos heil en wellust vol,
nimmer het pijnlijk hunkerend spreken
van het smachtig, liefdedorstig hart.
Ja, mocht ge nimmer het vergen leren.
02-09-2015, 00:00
Geschreven door André
01-09-2015
De heide. Hilda Ram
Eh, die vale, droeve heide,
ik zag en minde dij meteen,
in een hutje wilde ik wonen,
op dijn vlakte, gans alleen.
Mij verrukt die sombere schoonheid,
en de eentonige stille rust
dijner klanken, dijner kleuren,
die en drift en smarten sust.
Ik wou geen bloemen, dan dijn klokjes,
gouden sprankels in dijn nacht,
ik wou geen rozen, ik wou geen tulpen,
die een damp, een nevel smacht.
Ik wou geen kleuren, ik wou geen tinten,
dan de diepe purperglans,
die de zon dij leent bij het zinken,
aan de vurige rode trans:
dan de zachte blauwe wasem
in de morgengloor ontstaan,
bij het flikkeren van de paarlen,
die dijn vloertapeet belaan.
Ik wou geen klanken dan het ruisen
van dijn zwarte dennen, waar
het trage koeltje treurt en siddert
in het schemeruur, zo naar.
Naar dijn stille, zoete vrede
zucht mijn boezem. Vreugde, smart,
mocht het al zijn sluimer delen,
slechts naar ruste haakt mijn hart.
Eh, die stille, sombere heide,
ik zag en minde dij meteen,
in een hutje wilde ik wonen,
op dijn vlakte gans alleen.
01-09-2015, 00:00
Geschreven door André
31-08-2015
Zorgen-wolkjes. Hilda Ram
Zorgen-wolkjes zeilt maar voort
langs mijn blauwe hemel;
denk niet, dat ge het uitzicht stoort
met uw boos gewemel.
Het licht ontnemen kunt ge niet,
moogt ge ook donker wezen;
want, al dekt gij het hele verschiet
het zonnetje is gerezen.
Pakt u samen, zo ge wilt,
broeit tot zware vlagen;
ik heb een schuilplaats, ik heb een schild,
och, wat deert me uw plagen.
Dan, kortstondig is uw macht:
met uw boze luimen
vlucht ge dra voor 's windjes schacht
als een hoopje pluimen.
Zorgen-wolkjes zeilt maar door
ik wil op u niet letten:
het zachte, lieve zon-gegloor
kunt ge niet besmetten.
Nevens, langs en door uw schaduw
schiet het zijne stralen,
en mijn hemeltje is toch blauw,
hoe ge het moogt bemalen.
Hilda Ram pseudoniem Mathilda Ramboux.
Antwerpen 1858- 1901
Zij schrijft gedichten, en verhalen voor kinderen en volwassenen.