Hooglied Het boek Hooglied ontleent zijn naam aan de titel die Luther het in zijn bijbelvertaling gaf, Das Hohelied. De Hebreeuwse titel is Sjier hasjieriem, ‘Het lied der liederen’, dat wil zeggen ‘het mooiste lied’. In de Hebreeuwse bijbel maakt Hooglied met Ruth, Prediker, Klaagliederen en Ester deel uit van de vijf zogeheten Feestrollen (Megilot), die tot de Ketoeviem, de Geschriften, behoren. Het boek wordt in de Joodse traditie gelezen tijdens het pesachfeest. In veel bijbeluitgaven staat Hooglied na Job, Psalmen, Spreuken en Prediker bij de poëtische boeken.
27-09-2005
Je bent zo mooi
Het maken van een blog en het onderhouden is eenvoudig. Hier wordt uitgelegd hoe u dit dient te doen.
Als eerste dient u een blog aan te maken- dit kan sinds 2023 niet meer.
Op die pagina dient u enkele gegevens in te geven. Dit duurt nog geen minuut om dit in te geven. Druk vervolgens op "Volgende pagina".
Nu is uw blog bijna aangemaakt. Ga nu naar uw e-mail en wacht totdat u van Bloggen.be een e-mailtje heeft ontvangen. In dat e-mailtje dient u op het unieke internetadres te klikken.
Nu is uw blog aangemaakt. Maar wat nu???!
Lees dit in het volgende bericht hieronder!
De liefde is een vlammend vuur
Neen, uw blog moet niet dagelijks worden bijgewerkt. Het is gewoon zoals je het zélf wenst. Indien je geen tijd hebt om dit dagelijks te doen, maar bvb. enkele keren per week, is dit ook goed. Het is op jouw eigen tempo, met andere woorden: vele keren per dag mag dus ook zeker en vast, 1 keer per week ook.
Er hangt geen echte verplichting aan de regelmaat. Enkel is het zo hoe regelmatiger je het blog bijwerkt, hoe meer je bezoekers zullen terugkomen en hoe meer bezoekers je krijgt uiteraard.
30-08-2008
Jouw liefde is zoeter dan wijn.
Hooglied 1
1 Hooglied, van Salomo.
Zij
2 Laat hij mij kussen,
laat zijn mond mij kussen!
Jouw liefde is zoeter dan wijn,
3 zoet is de geur van je huid,
je naam is een kostbaar parfum.
Daarom houden de meisjes van jou.
4 Neem mij met je mee. Laten we rennen!
Mijn koning brengt mij in zijn kamers.
Laten we juichen en zingen om jou!
Laten we jouw liefde prijzen,
meer nog dan wijn.
Natuurlijk houden de meisjes van jou!
5 Meisjes van Jeruzalem,
donker ben ik, en mooi,
als de tenten van Kedar,
als het doek van Salomos tenten.
6 Kijk niet op mij neer omdat ik donker ben,
omdat de zon mij heeft gebrand.
Mijn moeders zonen waren hard voor mij:
ik moest hun wijngaarden bewaken.
Mijn eigen wijngaard heb ik niet bewaakt.
7 Zeg mij toch, mijn allerliefste,
waar laat jij je kudde weiden,
waar laat jij die s middags rusten?
Laat me toch niet dwalend
langs de kudden van je vrienden gaan.
Hij
8 Als je mij niet vinden kunt,
mooiste van alle vrouwen,
volg dan het spoor van de kudde,
weid je geiten waar de herders schuilen.
9 Vriendin van mij,
met een merrie voor faraos wagen
vergelijk ik jou!
10 Hoe lieflijk zijn je wangen en je ringen,
hoe sierlijk zijn je hals en je ketting.
11 Laten we een gouden sieraad voor je maken,
bezaaid met zilveren stipjes.
Zij
12 Nu mijn koning op zijn rustbed ligt,
geurt mijn nardus zoet.
13 Mijn lief is mij een bundel mirre,
hij slaapt tussen mijn borsten.
14 Mijn lief is mij een hennatros
in de wijngaarden van Engedi.
Hij
15 Je bent zo mooi, vriendin van mij,
je bent zo mooi!
Je ogen zijn duiven.
Zij
16 Wat ben je mooi, mijn lief,
wat ben je bekoorlijk.
Het groen is ons bed,
17 de balken van ons huis zijn ceders,
de binten zijn cipressen.
Mijn lief roept mij toe.
Hooglied 2
1 Ik ben een lelie van de Saron,
een wilde lelie in het dal.
Hij
2 Als een lelie tussen de distels,
zo is mijn vriendin tussen de meisjes.
Zij
3 Als een appelboom tussen de bomen van het bos,
zo is mijn lief tussen de jongens.
Ik verlang in zijn schaduw te zitten,
met mijn tong wil ik zijn zoete vruchten proeven.
4 Hij brengt mij in het wijnhuis,
boven mij zijn vaandel van liefde.
5 Verkwik me met rozijnen,
verfris me met appels,
want ik ben ziek van liefde.
6 Mijn hoofd rust op zijn linkerarm,
met zijn rechterarm omhelst hij mij.
7 Meisjes van Jeruzalem,
ik bezweer je bij de gazellen, bij de hinden op het veld:
wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken
voordat zij het wil.
Zij
8 Hoor! Mijn lief!
Kijk! Hij komt,
springend over de bergen,
dansend over de heuvels.
9 Als een gazelle is mijn lief,
als het jong van een hert.
Kijk! Hij staat al bij de muur.
Hij blikt door het venster,
tuurt door de spijlen.
10 Mijn lief roept mij toe:
Sta op, vriendin!
Mooi meisje, kom!
11 Kijk! De winter is voorbij,
voorbij zijn de regens, weggegaan.
12 De bloemen zijn verschenen op het veld,
nu breekt de zangtijd aan,
het koeren van de duif klinkt op het land.
13 De vijgenboom is al vol vruchten,
de wijnstok rankt en geurt.
Sta op, vriendin,
Mooi meisje, kom!
14 Mijn duif in de rotskloof,
verscholen in de bergwand,
laat mij je gezicht zien,
laat mij luisteren naar je stem,
want je stem is zo lieflijk,
je gezicht zo bekoorlijk.
Hij en zij
15 Vang voor ons de vossen,
vang die kleine vossen.
Ze vernielen de wijngaard,
onze wijngaard vol bloeiende ranken.
Zij
16 Mijn lief is van mij,
en ik ben van hem.
Hij weidt tussen de lelies.
17 Nu de dag weer ademt
en het duister vlucht
ga nu weg, mijn lief.
Spring als een gazelle,
als het jong van een hert
over de geurige bergen.
Ik zoek mijn lief
Hooglied 3
1 s Nachts in mijn slaap zoek ik mijn lief.
Ik zoek hem, maar ik vind hem niet.
2 Laat ik opstaan, rondgaan in de stad,
laat ik in de straten, op de pleinen,
zoeken naar mijn allerliefste.
Ik zoek hem, maar ik vind hem niet.
3 De wachters vinden mij
op hun ronde door de stad.
Hebben jullie mijn lief ook gezien?
4 Nog maar nauwelijks ben ik hun voorbij
of ik vind mijn lief.
Ik grijp hem vast en laat hem niet meer los
tot ik hem gebracht heb in mijn moeders huis,
in de kamer van haar die mij baarde.
5 Meisjes van Jeruzalem,
ik bezweer je bij de gazellen, bij de hinden op het veld:
wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken
voordat zij het wil.
Meisjes
6 Wie is zij,
die daar komt uit de woestijn
als een zuil van rook,
in een wolk van wierook en mirre,
in een geur van kostbare kruiden?
7 Kijk! Salomos draagstoel,
omringd door zestig helden
uit de keurtroepen van Israël,
8 allen met de hand op het zwaard,
geoefend in de strijd,
ieder met het zwaard op de heup,
bedacht op nachtelijk gevaar.
9 Een draagkoets maakte koning Salomo,
een koets van cederhout.
10 De stijlen zijn van zilver,
het baldakijn van goud,
de zetel is van purper.
Hij is versierd met tekens van liefde
door de meisjes van Jeruzalem.
11 Kom kijken, meisjes van Sion,
kijk naar koning Salomo!
Kijk! De kroon waarmee zijn moeder hem tooide
op zijn bruiloftsdag,
de dag die zijn hart zo verblijdt.
Bruid van mij
Hooglied 5
1 Hier ben ik in mijn hof,
zusje, bruid van mij.
Ik pluk mijn mirre en mijn balsem,
ik eet mijn honing uit mijn honingraat,
ik drink mijn melk en mijn wijn.
Meisjes
Eet, vriend en vriendin!
Drink, en word dronken van liefde!
Zij
2 Ik sliep, maar mijn hart was wakker.
Hoor! Mijn lief klopt aan!
Doe open, zusje, mijn vriendin,
mijn duif, mijn allermooiste.
Mijn hoofd is nat van de dauw,
mijn lokken vochtig van de nacht.
3 Maar ik heb mijn kleed al uitgedaan,
moet ik het weer aandoen?
En ik heb mijn voeten al gewassen,
moet ik ze weer vuil maken?
4 Mijn lief stak zijn hand naar binnen,
een siddering trok door mij heen om hem!
5 Toen sprong ik op, ik ging hem opendoen.
Mijn handen dropen van mirre,
mirre vloeide van mijn vingers
op de grendel van de deur.
6 En ik deed open voor mijn lief,
maar hij was weg,
mijn lief was weggegaan.
Een duizeling beving mij
toen ik zag dat hij er niet meer was.
Ik zocht hem, maar ik vond hem niet,
ik riep hem, maar hij antwoordde niet.
7 De wachters vonden mij
op hun ronde door de stad.
Ze sloegen mij, ze verwondden mij,
ze rukten mij de sluier af,
de wachters van de muren.
8 Ik bezweer je, meisjes van Jeruzalem,
als jullie mijn lief vinden,
wat zeggen jullie tegen hem?
Dat ik ziek van liefde ben.
Meisjes
9 Wat heeft jouw lief meer dan een ander,
mooiste van alle vrouwen?
Wat heeft jouw lief meer dan een ander,
dat je ons dit zo bezweert?
Zij
10 Mijn lief glanst en schittert,
hij steekt boven duizenden uit.
11 Zijn hoofd is van goud, het zuiverste goud,
zijn lokken zijn als dadeltrossen, ravenzwart.
12 Zijn ogen zijn als duiven
bij een stromende beek,
die baden in water,
die gedompeld zijn in melk.
13 Zijn wangen zijn als balsemtuinen,
die overheerlijk geuren.
Zijn lippen zijn als lelies,
die druipen van vloeiende mirre.
14 Zijn armen zijn als staven van goud,
met turkoois bezet.
Zijn buik is als een schijf van ivoor,
versierd met saffier.
15 Zijn benen zijn als zuilen van albast,
op voetstukken van zuiver goud.
Zijn gestalte is zo fier als een ceder van de Libanon.
16 Zijn mond is zoet,
aan hem is alles begeerlijk.
Dit is mijn lief, dit is mijn vriend,
meisjes van Jeruzalem!
Ik ben van mijn lief
Hooglied 6
Meisjes 1 Waar is je lief naartoe gegaan,
mooiste van alle vrouwen,
waar is je lief naartoe gegaan?
Laten we hem samen zoeken.
Zij
2 Mijn lief is naar zijn tuin gegaan,
naar zijn balsemtuin beneden.
Daar wil hij weiden,
daar wil hij lelies plukken.
3 Ik ben van mijn lief,
en mijn lief is van mij.
Hij weidt tussen de lelies.
Hij
4 Je bent zo mooi, vriendin van mij,
zo bekoorlijk als Tirsa,
zo lieflijk als Jeruzalem,
zo ontzagwekkend als een vaandelvrouw.
5 Wend je ogen af, ze verwarren mij.
Je haar golft als een kudde geiten
die afdaalt van de Gilead.
6 Je tanden zijn als witte schapen:
klaar voor de scheerder
komen ze twee aan twee uit het water,
er ontbreekt er niet een.
7 Als het rood van een granaatappel
fonkelt je lach,
door je sluier heen.
8 Ook al zijn er zestig koninginnen,
en wel tachtig bijvrouwen,
meisjes zonder tal,
9 zoals mijn duif is er maar één,
mijn allermooiste is de enige.
De enige voor haar moeder is zij,
een stralend licht voor wie haar baarde.
Alle meisjes die haar zien, prijzen haar gelukkig,
elke koningin, elke bijvrouw juicht haar toe.
Meisjes
10 Wie is zij,
die daar oplicht als de dageraad,
zo helder als de volle maan,
zo stralend als de zon,
zo ontzagwekkend als een vaandelvrouw?
Hij
11 Ik ging naar mijn notengaard beneden,
om te kijken naar de bloesems bij de beek,
naar de ranken aan de wijnstok,
de granaatappels in bloei.
12 En plotseling voelde ik mij meegevoerd
als op een wagen van mijn nobel volk
Dans
Hooglied 7
Meisjes 1 Draai rond, meisje uit Sulem, draai rond,
draai rond, we willen naar je kijken.
Hij
Kijk! Zie je dat meisje uit Sulem,
zoals ze danst tussen twee reien?
2 Wat zijn je voeten mooi in je sandalen, koningskind!