1. Het ontstaan
Zoals elk jaar werd in 1963 door Jozef Beeckman, 'Jef Van Den Boi' (Café 'In De Post') op het dorpsplein een kaatstornooi georganiseerd. Tijdens het nakaarten aan de toog laaiden de discussies over de kwaliteiten van deze of gene ploeg hoog op. Van het ene woord kwam het andere en er werd besloten om de volgende week een revanchematch te spelen. Het bleef niet bij die ene match, want tijdens dat zelfde jaar werden nog verschillende wedstrijden gespeeld. Intussen had het initiatief bijval gekregen zodat reeds met drie ploegen werd gespeeld. Aan de deelnemers werd toen 20 fr. 'inleg' per match gevraagd. De mannen van het eerste uur waren onder andere "Eduard De Boitselier, Lucien Praet, Roland Vleeschouwer, Richard Vleeschouwer, Cesar De Smedt, Victor Van Holsbeeck, Victor en Petrus Bourgeois, Jaak Van Holder, Aldolf Beeckman, Eugeen Neukermans, Petrus Ots, Jozef Van Saene en Richard Raes.
Begin 1964 werden een twintigtal spelers bereid gevonden om het opnieuw tegen elkaar op te nemen. Daarom werd besloten om vier ploegen in competitieverband tegen elkaar te laten uitkomen. Er werd een bestuur aangesteld om alles in goede banen te leiden. Adolf Beeckman werd voorzitter, Petrus Ots secretaris en Richard Vleeschouwer penningmeester. Het lokaal werd gevestigd in café Romain op het Stationsplein. Deze herberg werd uitgebaat door Cyriel Vleeschouwer, de vader van Roland. Het was overigens Cyriel Vleeschouwer die de spelers de raad gaf om zich Amuzanten te noemen. Allicht zag deze man dat deze spelers nog wat anders dan kaatsen in hun mars hadden. Het bezit van een eigen lokaal nam niet weg dat er in meerdere straten van het dorp werd gespeeld. Elk café dat over een behoorlijk kaatsterrein beschikte, kreeg regelmatig de Amuzanten over de vloer. Zo werd er tijdens de beginjaren niet alleen gespeeld bij Romain, maar onder andere ook op de Dorpsplaats (In de Post), Hofstad ('t Hoeksken bij Dizzeken en Irma), op de Kattestraat (Moderna bij Jean de Strooper).
Van bij de aanvang werd met vier ploegen gespeeld. Hun namen (Strangers, Bulldozers, Ponderosas en Bananas) zijn tot vandaag behouden. Bij de keuze van de namen werd gezocht naar de kenmerken van de spelers die er deel van uitmaakten of werd er gegrepen naar de toenmalige muzikale of filmische activiteit. De Ponderosas danken hun naam aan de populaire televisiereeks Bonanza. De Strangers waren in 1964 gekend voor het late uur dat zij huiswaarts keerden. Hiervoor vond men zijn inspiratie bij het lied 'Strangers in the Night" van Frank Sinatra. Ook de Bulldozers hadden hun naam niet gestolen want dit waren allemaal spelers van een behoorlijke omvang. De Bananas tenslotte dankten hun naam aan de toenmalige hit 'Waarom zijn de bananen krom?' van Tony Corsari.
Van bij de aanvang beoogden de Amuzanten een competitie voor kaatsliefhebbers in de meest zuivere vorm te organiseren. Ofschoon in het reglement nooit een minimumleeftijd werd opgenomen, waren de leden in de praktijk toch hoofdzakelijk spelers die al een lange kaatscarrière in andere competities achter de rug hadden. dat verklaart waarom men hen in Okegem nog vaak 'De Veteranen' noemt. De enige restrictie die werd gemaakt was dat de spelers niet mochten aangesloten zijn bij een andere club.
2. Organisatie van de Vereniging
Tijdens de jaren zestig kreeg het bestuur stilaan vorm: Adolf Beeckman werd tot voorzitter verkozen, Jozef Van Saene en Richard Vleeschuwer kregen respectievelijk de functie van secretaris en penningmeester. Andere bestuursleden op dat ogenblik waren Lucien Praet, Jaak Van Holder, Richard Raes, Roland Vleeschouwer en Albert Vleeschouwer.
Aangezien hun wedstrijden op een spontane basis waren gegroeid, drong zich bij de Amuzanten al gauw de noodzaak op om een reglement op te stellen dat de competitie op een stevige leest moest schoeien. Bij elke seizoensaanvang werd er nauwlettend op toegezien dat de ploegen evenwichtig werden samengesteld. Daarom werd vooraf vijf 'grote middens' aangewezen, evenveel 'kleine middens', 'achtermannen' en 'koordmannen'. Tijdens een algemene vergadering werden door middel van loting vier gelijkwaardige ploegen samengesteld. Deze werkwijze wordt overigens nog steeds gehanteerd. Aangezien het aantal spelers jarenlang schommelde rond de 20 eenheden, was het vrij gemakkelijk om iedereen te laten spelen. Tegelijkertijd bleef de competitie met vier ploegen erg duidelijk en liet ze ook toe het aantal wedstrijden tot meestal één per weekend te beperken. De competitie verliep parallel met de nationale. Dit betekent dat er werd gekaatst van einde maart tot begin september. In totaal werden 24 matchen afgewerkt en kwam elke ploeg vier maal tegen elkaar uit. Aanvankelijk werd er enkel op zaternamiddag gespeeld. De wedstrijden werden gespeeld tot 15 met een rust op 8.
Het spreekt voor zich dat deze wedstrijden amateurisme in de volle zin van het woord waren. Vergoedingen bestonden uiteraard niet. Wel hing het van de persoon in kwestie af hoeveel geld er verteerd werd. Men moet minstens de scheidsrechter en de kaatszetter op het einde van de match trakteren. Verliezers betaalden de winnaars een pint. De bijdrage van de club bleef in deze periode beperkt tot de truitjes en een prijs naargelang de behaalde plaats in de competitie. De Amuzanten maakten er, ondanks hun amteuristische opzet, een erezaak van dan hun ploegen eigen truitjes droegen. Hiervoor werd beroep gedaan op de sympathie van menig Okegems middenstander. Naast de obligate beker voor de kampioenen bleef dit beperkt tot een das of manchetknopen.
Scheidsrechter van dienst in deze beginperiode was Pierre Van Mulder die zijn taak in een niet altijd even rustig spelklimaat probeerde te vervullen. Regelmatig hoorde men in de naburige straten het geschreeuw om een bal die al dan niet 'mauvais' was of over een 'kaats' die vijf centimeter verder moest liggen. Regelmatig was de scheidsrechter in deze gevallen de grote schuldige. Zo gaat het verhaal de ronde dat Pierre Van Mulder, na een bal 'binnen' te hebben beoordeeld, zo werd belaagd door de gedupeerde ploeg dat hij van woede zijn boekje op de straatstenen van de Dorpplaats keilde en bezwoer dat hij nimmer nog een match zou fluiten, hetgeen hij ook niet meer deed. Andere scheidsrechters tijdens deze periode waren Victor Nuyts en Karen Van Opdenbosch. Huidig lid Johnny Bourgeois maakte toen reeds 'carrière' bij de Amuzanten als jonge kaatszetter.
De Amuzanten hoopten reeds lang op een eigen vlag. Deze kwam er in 1970. De plechtige inwijding gebeurde op 6 december door pastoor Houtman tijdens een plechtige eucharistieviering. Simone Goubert was meter van de vlag. Aansluitend op deze plechtigheid volgde een receptie en het jaarlijkse Sinterklaasfeest. Over de oorpsrong van de clubkleuren geel en groen (ook de kleuren van onze blogsite) kan men kort zijn. Er werd enkel voor deze kleuren geopteerd omdat deze omzeggens door niemand als clubkleuren werden gekozen en tevens evenmin verwezen naar een toenmalige politieke partij.
De organisatie van een competitie had onvermijdelijk financiële implicaties voor de club. Daarom werden geldbronnen aangeboord om de kosten van kaatsballen, prijzen voor de kampioenenploeg of Sinterklaasgeschenken op te vangen. Legendarisch tijdens deze periode waren de kampioenenbals vanaf 1966 die geld in het laatje moesten brengen. Meestal werden toen bekende vedetten uitgenodigd. Zo trad in 1967 in de Katholieke Kring Theo Van den Bosch op. Hieraan was tevens een sportavond verbonden. In 1968 waren The Strangers voor een bomvolle zaal te gast. De vergoeding lag zo hoog dat naar verluidt de organisatie met veel moeite een nuloperatie werd. Later traden met evenveel succes o.a. Ray Franky (1970), Zwarte Lola (1972) en Henry Spider (1973) op.
Naast de populaire bals organiseerde de vereniging jaarlijks een bakschieting, een Sinterklaasfeest voor de kinderen van de spelers en een fietstocht. Ook trof men ze aan op het voetbalveld. Zo werd in 1970 op een weide achter het Hof Te Hazeleer een voetbaltornooi georganiseerd. Hieraan namen naast de Amuzanten heel wat ploegen deel: Kaatsclub Herleving, De Roose, Kaatsclub Eendracht, de Chirojongens, de ouders van de Chirojongens en de bollekens uit Roosdaal.
3. Verdere uitbouw tijdens de jaren zeventig
Tijdens de jaren zeventig waren er heel wat wijzigingen in de samenstelling van het bestuur. In 1970 verlieten Jozef Van Saene en Richard Raes de groep. Voorzitter Adolf Beeckman, die op dat ogenblik tot burgemeester was verkozen, werd erevoorzitter en werd opgevolgd door Albert Vleeschouwer. Het bestuur telde verder nog: Roland Vleeschouwer, Richard Vleeschouwer, Lucien Praet, Jaak Van Holder en Marcel Cobbaert. In 1973 werd andermaal een grondige herschikking van het bestuur doorgevoerd. Lucien Praet werd voorzitter, Victor Van Holsbeeck fungeerde als secretaris en Roland Vleeschouwer als penningmeester. Marcel Cobbaert, Antoine Arents, Aimé De Borre en Frans Ricour waren tijdelijk bestuursleden van de vereniging. Deze laatsten verdwenen na korte tijd uit het bestuur en werden opgevolgd door Willy Van De Perre (1979), die Victor Van Holsbeeck als secretaris verving, Jean De Leeuw en Gaston Ruysseveldt (1980).
De club kende in 1970 een voorlopig hoogtepunt: maar liefst 28 spelers meldden zich voor de competitie aan. Het bestuur opteerde niet voor een extra ploeg, maar voor het behoud van de bestaande vier ploegen die elk twee reservespelers kregen toegevoegd. Het dient gezegd dat de daaropvolgende jaren het aantal spelers opnieuw daalde tot ongeveer 20.
Tijdens het begin van de jaren zeventig werd er nog gespeeld op de Kattestraat (café Moderna bij Jean De Strooper), Stationstraat (café Central bij Meert en Sportlokaal bij Edward De Boitselier) en Fonteinstraat (In de Welkom bij Ronsijn), Hazeleerstraat ('t Schipken bij Wouters). Het slinkend aantal herbergen en het drukker wordend verkeer beperkten steeds meer de mogelijkheden. Zo werd bijvoorbeeld in 1977 enkel nog gespeeld in de Hazeleerstraat (café Vrolijk Eversem bij Porré), de Leopoldstraat (café 't Paviljoentje bij D'Haese), Stationstraat (Bij Warken of café Central) en de Kattestraat (café Moderna). Tussendoor kaatste men ook nog op de afgelegen Idevoordelaan. In 1981 waren enkel nog de kaatsterreinen van de Stationstraat en de Hazeleerstraat in gebruik.
Het officiële lokaal werd in 1974 in het Sportlokaal gevestigd, waar ook de meeste bijeenkomsten plaatsvonden, alhoewel er ook heel wat vergaderingen volgens een beurtrol ten huize van de bestuursleden gebeurden. Voor grote festiviteiten werd uitgeweken naar de Katholieke Zaal of de Kloosterzaal.
Uit de reglementen blijkt dat de Amuzanten steeds streefden naar een grote eensgezindheid. Artikel 8 van het reglement van 1974 legde immers vast dat de ploeg die na een discussie het plein verliet de match met 15-0 verloor. Niettemin waren hoog oplopende meningsverschillen rond betwiste spelfasen meer regel dan uitzondering. Voor de meeste spelers behoorde dit nu eenmaal tot de charme van het spel. Wat voor een buitenstaander een echte ruzie leek, werd na de wedstrijd al gauw doorgespoeld. De Amuzanten deden overigens hun naam alle eer aan en waren altijd wel te winnen voor een grap. Zo vertellen oudere leden nog altijd het verhaal over hoe Eduard De Boitselier bij het stoppen van een bal in het hoge gras langs de Leopoldstraat tuimelde. Zijn medespelers, die enkel oog hadden voor de bal, kwamen na enkele seconden tot de vaststelling dat zij een speler misten. Eduard, die zich in het gras had verstopt, werd na een zoektocht uiteindelijk teruggevonden. Weddenschappen waren al evenmin uit de lucht. Na een wedstrijd wedde Victor Van Holsbeeck dat hij sneller kon achteruitlopen dan Lucien Praet en Albert Janssens dat vooruit konden doen. Lucien viel tijdens deze ren en hinderde hiermee Albert, zodat Victor met de overwinning ging lopen.
Ofschoon de Amuzanten in de beginjaren niet in competitieverband buiten de dorpsgrenzen optraden, verplichtten zij aanvankelijk, net als vele andere clubs, dat de spelers geen lid mochten zijn van een andere kaatsvereniging. Sinds 1979 liet het reglement toe dat spelers ook bij een andere club konden aangesloten zijn, op voorwaarde dat de Amuzanten niet benadeeld zouden worden.
De scheidsrechter was aanvankelijk Karel Van Opden Bosch (met als invaller Marcel Cobbaert) en later Petrus Bourgeois, die geruime tijd deze functie op zich wou nemen. Wegens hun verdiensten voor de kaatssport werd er voor Petrus Bourgeois en Albert Janssens door de Amuzanten een huldematch gespeeld.
Vanaf 1977 namen de Amuzanten deel aan de stedelijke kaatscompetitie van Ninove. Aangezien zij beschikten over voldoende spelers vormde de samenstelling van een degelijke ploeg geen probleem. Ruggagraat van de Amuzantenploeg waren: Roland Vleeschouwer, Frans Ricour, Karel Luysterman, Gilbert Helpers, Victor Van Holsbeeck, Victor Bourgeois en later ook Gaston Ruysseveldt. De Amuzanten eindigden telkens vooraan in de rangschikking en speelden zelfs kampioen in 1978.
Tijdens de jaren zeventig speelden de Amuzanten herhaaldelijk tornooien te Galmaarden (Bosberg), Roosdaal (café Chris en Molenhof) en Denderleeuw (veteranenclub De Gilde, voetbalploeg FC Denderleeuw).
De Amuzanten waren gekend om hun Sinterklaasfeesten die niet alleen de kinderen van de spelers op de been brachten, maar ook de jeugd van het hele dorp. Hierbij ontbrak het niet aan vindingrijkheid. Nu eens kwam de Sint met de trein, dan weer te paard of per boot èn er moet gezegd dat bij dit laatste niet alles van een leien dakje verliep. Zo stond in de vrieskou van 1970 op de brug tussen Okegem en Pamel een massa volk op de komst van de Sint vanuit richting Pamel te wachten. Toen iedereen dacht dat de heilige man hen vergeten was, zag men uiteindelijk een bootje naderen met hierin het eerbiedwaardige gezelschap. Door de gebrekkige roeikwaliteiten van de Zwarte Pieten duurde het nog een eeuwigheid vooraleer de laatste meters werden overbrugd.
In het kader van het Jaar van het Kind in 1979 werd een jeugdnamiddag georganiseerd. Dit vond plaats in de pas aangelegde wijk van de Prof. Van Vaerenberghstraat. De volgende activiteiten waren voorzien: hardlopen, hindernissenkoers, zakkenlopen, go-cart, fietsrijden, ringwerpen over flessen, mastklimmen, hoogspringen, ballenkraam en vèrwerpen. Deze organisatie, die de steun van BLOSO kreeg, was inzake opkomst een groot succes.
4. Naar een eigen infrastructuur
De jaren tachtig en negentig betekenden een succesperiode voor de Amuzanten. Veel wordt verklaard door het bezit van een eigen terrein en kantine die op de Okegemse bevolking, en steeds meer mensen buiten Okegem, een grote aantrekkingskracht uitoefenen. Niettemin leidde de inplanting van een infrastructuur tot een juridisch steekspel dat pas sinds een aantal jaren een ontknoping kende.
Een groot aantal kaatsspelers is niet altijd evenredig met een even groot aantal beschikbare pleinen. Dit probleem stelde zich in Okegem tijdens de jaren zeventig steeds scherper. Het drukker wordend verkeer en het slinkend aantal cafés maakten het probleem nog erger. Tijdens het weekend werden de Okegemse kaatspleinen bezet door vier ploegen van de Amuzanten., en telkens twee van Eendracht (later Denderzonen) en Toekomst. Uitwijken naar de weekdagen was evenmin mogelijk omdat de Amuzanten dan deelnamen aan de stadscompetitie en de twee andere clubs op dat ogenblik jeugdploegen in de lijnen brachten. De problemen lieten zich raden: een onvoldoende op elkaar afstemmen van elkaars kalender resulteerde in potsierlijke situaties. Zo stonden soms twee Okegemse clubs klaar om hun geplande match te beslechten, doch niet tegen elkaar. De verkeersomleiding voor een wedstrijd op het Dorp loodste alle auto's dan weer over de Stationsstraat waar gelijktijdig een andere match werd gespeeld. Er werd herhaaldelijk bij de Stad Ninove aangedrongen voor de oplossing van deze nare situatie, steeds zonder succes.
De Amuzanten besloten dan maar zelf het initiatief te nemen en vatten het plan op om op het terrein van de vroegere stortplaats van Okegem in de Pennemakerstraat een kaatsplein in te richten. Dit terrein was toen eigendom van Sylvie van Holver en Maria en Simonne Van Waeyenberghe. Geen haar op het hoofd van de Amuzanten dacht er aan dat dit vérstrekkende gevolgen zou hebben.
Op 3 december 1981 vroeg het bestuur aan het college van burgemeester en schepenen van Ninove de toelating voor de aanleg van een kaatsplein in vaste verharding, het oprichten van een bergplaats, sanitaire inrichting en vergaderzaal. Op 4 maart 1982 liet de ambtenaar weten dat een tijdelijke vergunning kon afgeveleverd worden. De Amuzanten lieten hierover geen gras groeien en hernieuwden hun aanvraag op 3 april 1982. Op 4 mei bracht ge gevolmachtigde ambtenaar gunstig advies uit voor een vergunning van drie jaar. Deze vergunning werd op 11 mei door het schepencollege bevestigd. Op het ogenblik dat de Amuzanten de bouw aanvingen, kwam er hevige kritiek vanwege het Groencomité van Ninove omdat het kaatsplein en kantine in een natuurgebied zouden aangelegd worden. Het comité vond ook dat kaatsen een volkssport is dat in de dorpskom moet gespeeld worden. Daarom werd er aangedrongen op één gemeentelijk plein. Op 17 augustus vroeg een lid van het Groencomité aan de Raad van State de nietigverklaring van de beslissing van de Dienst Stedebouw. Hij eiste het herstel van de omgeving, dit is een terugkeer naar een vuile stortplaats.
(wordt vervolgd)
|