We gaan op reis. Het is kamp. Ik eet een rood met witte radijs. Die lag onder een hete gloeilamp. t'Is weer gedaan, daarom vlieg ik weer snel terug naar de maan.
T'is al laat het is donker in de straat het wordt al licht mik ga slapen bij mijn nicht het is ochtend je krijgt een quotiënt t'is weer middag Hij hoorde de kwartslag het is al weer avond
Wij spelen en de honden kwelen buiten is het fijn dat kan je niet zeggen in de mijn binnen is het leuk ik lach me een breuk binnen, buiten het maakt niet uit ik krijg een grote buit ik ben zo blij met de bij
In de klas zijn we er voor elkaar. De juf is niet eetbaar De juf is boos. Daarom gaf ze iedereen een roos het was heel grappig Het was heel sappig maar ook wel pappig
Dieren zijn verschillend Maar ook goedwillend Stieren zijn geen gieren gieren eten pieren dieren zijn leuk Maar kennen geen spreuk spinnen zitten in kieren en vangen mieren
Buiten spelen is gezond. Met een dikke kond. Hij viel op zijn mond. In een vieze strond. Nu is zijn gezicht rond! Net het omgekeerde van een hond. Ik stond, voor een bom met een hond. Nu is het verhaaltje uit. Dag vieze spruit!
In de klas verbeter ik . Met een groene bik! De juf met rood. ze gaat naar school met de boot! Soms zijn we stout ! Een hond eet een bout. We zijn ook lief! Iemandzijn naam is stief. We zijn er thuis! En niet bij het rode kruis. school is gedaan! Ik zie de maan al staan.
Sporten is fijn! Mannen werken in de mijn. Lopen, dansen alles kan! Met een zeer goed plan. Met z'n alle is het super leuk! Door mijn fantastische spreuk. In een ploeg staan we klaar voor elkaar! Ik eet mijn frieten met tartaar. Winnen of verliezen het maakt niet uit! Ik eet elke dag een stuk fruit.