Het offensief van het katholiek
onderwijs
Tenzij u de laatste weken op een
andere planeet verbleef, weet u dat de katholieke dialoogschool meer
faciliteiten wil verlenen aan niet-katholieke (en vooral dan moslim)leerlingen.
Al enkele weken wordt de publieke
opinie overstelpt met berichten, die uitgaan van Katholiek Onderwijs Vlaanderen
(KOV, Lieven Boeve), van Thomas,
platform van de leraren r.-k. godsdienst (Didier Pollefeyt, de ware vader van
de katholieke dialoogschool) of van aanverwante organisaties, zoals de
bisdommen (Jürgen Mettepenningen, Piet Raes). Zij zingen alle de lof wat zeg
ik, de zegeningen van voornoemde school en haar nieuwe koers. Er lijkt maar
geen eind te komen aan de stroom apologetische geschriften.
Soms gaat het om opiniestukken waarop zonder meer de term kretologie
van toepassing is. Ontleed eens kritisch Piet Raes' Waarin schuilt de eigenheid van een katholieke school? (Knack.be, 5 juni). Hieruit ter
illustratie één passus: Op een katholieke school staat de humane vorming in
het teken van de humaniteit van Jezus Christus. In filosofentaal klinkt dat
als: de zin van het leven is leven geven aan anderen.
De meeste persberichten van KOV c.s. lijken echter veeleer zegebulletins. Ze bespelen
steeds weer de themas kwaliteit en gastvrijheid (of een variant daarop,
bv. de juiste omgang met de maatschappelijke diversiteit). Er wordt ook
gehamerd op het feit dat binnen het katholiek onderwijs althans bij directies
en schoolbesturen de consensus over de katholieke dialoogschool en haar
avances richting islam, zeer groot is. Een mooie illustratie vormt Boeves stuk Reacties op dialoogschool bewijzen dat
Vlaanderen niet klaar is met diversiteit (Knack.be, 2 juni).
De vraag rijst of zo veel
triomfalisme gewettigd is en, zo niet, of enige bescheidenheid niet mag worden
aanbevolen? Hieronder slechts twee van de vele kritische bedenkingen.
De stille ruimte
Een blijk van toenadering tot de
moslims zou erin bestaan ook voor hen stille ruimtes voor gebed en bezinning
open te stellen. Weet KOV exact wat in de ware (rechtlijnige) islam daaronder
precies wordt verstaan?
Moderne gelovigen zijn het er
min of meer over eens dat gebed of (religieuze) bezinning een intentioneel
proces is waarbij de gelovige zich richt tot en in gesprek gaat met (zijn)
god. Hoe persoonlijker en authentieker, hoe waardevoller het gebed: liever in
een bewuste, eigen woordkeuze, dan in loze formules waarvan de betekenis
misschien niet ten volle doordringt.
Niet zo in de islam, een premoderne doctrine. In de salaat (het gebed) primeren niet inhoud en intentie, maar
vormelijkheden: het gebed is een verplichting (zuil), dient verricht in het
Arabisch, in een welbepaalde richting, op vaste, nauwkeurig bepaalde
tijdstippen, wordt niet individueel maar collectief uitgevoerd (vandaar de
vaste tijden; collectief betekent niet noodzakelijk in dezelfde ruimte, wel
op hetzelfde moment). Verder bestaat de salaat uit een welomschreven reeks
lichaamsbewegingen in de juiste volgorde, dient zij te worden voorafgegaan door
een strikt geordend reinigingsritueel, wordt zij niet verricht in aanwezigheid
van kuffaar en
zeker niet voor hen (men bidt niet voor niet-moslims). Enz. O ja, en ook dit
wezenlijke kenmerk mag niet worden vergeten: de salaat is naar geslacht een
strikt gescheiden aangelegenheid.
Op dat laatste gaan we even door, gewoon ter illustratie. Vrouwen worden, om
het zacht uit te drukken, niet gestimuleerd om naar de moskee te gaan; ook
niet op vrijdag, de heilige dag voor moslims. In significant veel wij wikken
onze woorden moskeeën worden vrouwen geweerd, ook als ze voldoen aan de
strengste vestimentaire voorschriften.
Als ze worden toegelaten, komen ze niet in de gebedszaal,
maar worden ze afgezonderd in een aparte ruimte waar ze visueel niet auditief
volledig onttrokken zijn aan wat zich in de gebedsruimte afspeelt: zij zien
bv. de khatieb (vrijdagprediker) niet, maar ze horen hem wel.
Vanwaar deze gendersegregatie? Niet, zoals ons wordt wijsgemaakt, om geflirt of
eventuele seksuele driften van de man in de kiem te smoren, niet uit respect
voor het verheven wezen dat de vrouw zou zijn (een Beschermde Parel), maar omdat de vrouw een potentieel onrein wezen
is. Wanneer een vrouw menstrueert is ze onrein (en mag ze in principe de
moskee niet eens betreden). Een merkwaardig gevolg is dit: stel dat een man
toevallig dus los van welke intentie ook de blik kruist van een
menstruerende vrouw (of haar, zelfs per ongeluk, aanraakt), dan is zijn gebed
in een klap ongeldig. Dat is ook de reden waarom orthodoxe moslims een vrouw de
hand weigeren te schudden, waarom meisjes geacht worden de blik neer te slaan
in het bijzijn van vreemde mannen, dat de gebedsruimte niet mag gedeeld worden
met kuffaar, want ook die zijn onrein. Enz.
Volledigheidshalve: de islam kent ook een andere gebedsvorm, de duaa. Die benadert veel meer het
moderne christelijke gebed of het concept bezinning: de inhoud is
grotendeels vrij, maar dit gebed is facultatief (levert geen punten
op) en er blijven toch nog heel wat vormvereisten, bv. inzake reinheid en
gebedsrichting. Als de moslimleerling de gelegenheid tot bidden krijgt, zal
zijn voorkeur wellicht uitgaan naar de salaat, het verplichte gebed dus.
Op deze heikele kwestie wees Vermeersch reeds in De Morgen van 10/5 toen hij over de
voorgenomen 'stille ruimtes' in katholieke scholen misschien iets te
cryptisch - schreef: Die ruimtes zijn evident bedoeld voor de salat, een gebedsvorm
die ritueel vastligt en niets met 'bezinning' te maken heeft.
Nu dringt zich deze vraag op aan KOV: Hoe zoeken jullie die
stille-ruimte-ook-voor-moslims concreet vorm te geven? Zal zij bedoeld zijn
voor duaa- of voor salaatverrichtingen (of voor beide)? Is daarover overlegd
met de betrokkenen? Zeker als het gaat om een salaatruimte zijn deze vragen
hoogst relevant: zal zij al of niet gendergemengd zijn? Zal zij correct
georiënteerd staan? Zal zij confessioneel gesegregeerd zijn? Zullen de moslimleerlingen
driemaal daags, op de vastgestelde salaattijden, worden vrijgesteld van het les
volgen? Zal men m.a.w. aan al de
revendicaties van de (rechtlijnige) moslimleerling tegemoetkomen? En zo ja,
wat dan met (de bepalingen van) onze Grondwet, met UVRM en EVRM, met Unia,
?
Of hadden jullie dat alles niet op voorhand overwogen? Pollefeyt mag dan wel
beweren op Knack van 12/5 dat voor de
dialoogschool bij katholieke schooldirecties een enorm draagvlak en een sterke
voorkeur bestaat, maar zijn al de voornoemde consequenties in zijn onderzoek
aan bod gekomen en deskundig uitgelegd?
De k van kwaliteit
KOV pakt er graag mee uit dat
haar k niet alleen staat voor katholiek, maar ook voor kwaliteit.
Niet lang geleden en kort na
elkaar zijn in Vlaanderen en Nederland drie studies verschenen waaruit bleek dat
de onderwijsongelijkheid in beide landen toeneemt.
In Nederland is dat het rapport Staat van het Onderwijs 2014/2015
(Onderwijsinspectie, 13 april)
en het Oeso-landenrapport (25 mei),
in Vlaanderen het rapport Gelijke kansen op school (denktank
Itinera, 25 april).
Beide landen blijken een flink probleem te hebben met kinderen van
laagopgeleide ouders, van welke afkomst dan ook: kinderen van laaggeschoolde
ouders maken in toenemende mate minder kans om hoog in het onderwijs te
eindigen dan kinderen van hoogopgeleide ouders en met hetzelfde
intelligentieniveau. Ook hun kans op uitval ligt aanzienlijk hoger. De drie
rapporten klinken zeer dramatisch. Het is ontnuchterend vast te stellen dat het
onderwijs steeds minder een hefboom van emancipatie, verheffing en verbinding
is geworden. Deprimerend is de vaststelling dat de vele herstel- en
compensatiemechanismen onderwijsachterstandenbeleid, onderwijsvoorrangsbeleid,
gelijke-onderwijskansenbeleid e.a. grotendeels falen. Wie maar enigszins
begaan is met het onderwijs, onze jeugd, haar (toekomst)perspectieven, de
sociale cohesie, ons aller veiligheid (enz.) zou die rapporten moeten lezen.
Met speciale aandacht voor oorzaken, gevolgen en oplossingsmodellen.
Voor drie Itinera-conclusies vragen we bijzondere aandacht.
Primo. Op p. 21
lezen we: In het
gemeenschapsonderwijs maken achtergestelde leerlingen (
) meer kans dan in het
vrij onderwijs om beter te presteren. Het gemeenschapsonderwijs herverdeelt de
kaarten dus beter dan het vrij onderwijs.
Leerlingen uit zwakkere sociaaleconomische milieus doen het in het
Gemeenschapsonderwijs (GO!) beter dan in het katholiek onderwijs. Wat betreft
gelijkekansenbleid en sociale mobiliteit van leerlingen uit een achtergesteld
milieu is het GO! effectiever. Of, nog anders geformuleerd: de oorspronkelijke
handicap van een lagere sociale afkomst (en achterstelling) wordt het
efficiëntst weggewerkt in het GO!
Aandacht voor de zwakkere leerling: ook dat maakt deel uit van kwaliteit.
Kennelijk moet KOV hier nog wat aan schaven?
Secundo. Kansengekijkheid en grotere
sociale mobiliteit hangen samen met een grotere sociale gemengdheid in het
onderwijs. De mix tussen leerlingen uit een bevoorrecht milieu met die uit een
achtergesteld milieu levert positieve resultaten op.
Het onderzoek wijst op een sterke positieve correlatie tussen de resultaten
van sterke leerlingen en die van zwakke leerlingen. Een mogelijke verklaring
voor dit resultaat is dat, wanneer het niveau van de zwakkeren wordt
opgetrokken, het gemiddelde niveau automatisch omhoog gaat, wat tot gevolg
heeft dat de druk op de besten ook groter wordt. (uit de Samenvatting van Itinera zelf).
In vergelijking met andere Europese landen doet België het op dit punt heel
slecht. Het rapport constateert dat de segregatieratio in België tot de
hoogste van Europa behoort (p. 22).
Tertio. Maar nu rijst de vraag: stel
dat we de zwakkeren beter ondersteunen, zou dit dan de betere leerlingen
kunnen ophouden en het gemiddelde prestatieniveau naar beneden halen? (p. 16).
In tegenstelling tot wat men vaak beweert, vormen de aspecten efficiëntie,
gelijkheid en sociale mobiliteit (of veerkracht) geen hinderpalen voor
elkaar: het rapport toont dat een systeem dat de zwaksten optrekt zonder de
sterksten te schaden, bestaat en werkt.
Het is echt de moeite waard te lezen wat het Itinera-rapport én de twee
voornoemde studies die betrekking hebben op Nederland, hierover te zeggen
hebben. Ze maken alle drie duidelijk dat er helemaal niet gekozen hoeft te
worden tussen uitmuntendheid en rechtvaardigheid.
Interessant is de reactie op dat alles van Lieven Boeve,
directeur-generaal van Katholiek Onderwijs Vlaanderen in De Standaard van 27/4 jl. (Onderwijsnet bepaalt sociale
mobiliteit). Als hij stelt
dat het GO!-onderwijs (
) door de grotere sociale mix onder de jongeren en het
verschil in publiek daarvoor veel meer middelen (krijgt) dan wij, dan is dat
een dubieuze voorstelling van zaken. De middelen waarop Boeve doelt in het
jargon SES , is het extra geld voor scholen met leerlingen uit een minder
bevoorrecht sociaaleconomische milieu, o.m. bepaald door het opleidingsniveau
van de moeder. Welnu, SES-middelen zijn voor alle scholen van alle
netten dezelfde. Dat geldt overigens voor alle
onderwijsinnovaties sinds
. minister Vanderpoorten (1999-2004!).
Het zou van intellectuele eerlijkheid hebben getuigd als de heer Boeve had
geschreven dat het katholiek onderwijs relatief
evenveel middelen ontvangt, maar dat die in absolute cijfers voor het GO!
hoger liggen omdat dat net nu eenmaal (verhoudingsgewijs) heel wat meer
leerlingen opvangt die voor dergelijke middelen in aanmerking komen.
Best begrijpelijk dat in een reactie s anderendaags in
dezelfde krant (Boeve zet de wereld op haar kop), Raymonda Verdyck, topvrouw van GO! pareert: Het verbaast
mij dat de directeur-generaal van het katholiek onderwijs dat verschil (de grotere kansengelijkheid in GO! dan in
het katholiek onderwijs LV)
niet verklaart vanuit het eigen beleid, maar aan de extra werkingsmiddelen die
het GO! krijgt voor minder kansrijke leerlingen. Dat is de wereld op haar kop.
De superdiverse samenleving waarin we leven, weerspiegelt zich sterker in het
GO! [
]. Wij kiezen al jaren voor een sociale mix [
].
Cream skimming? Een oefening
Een verhelderende oefening is
deze.
Zoek op Google naar de grootste
SO-school van pakweg Hoogstraten of Turnhout (het gaat om katholieke scholen;
ik kies met opzet de Noorderkempen want daar zijn haast geen openbare
SO-scholen; van een echt vrije schoolkeuze is daar geen sprake).
Bekijk nu het aanbod van deze scho(o)l(en). U zult merken: in de eerste graad
is daar de zg. B-stroom volkomen onbestaande. De B-klas is het traject,
speciaal uitgestippeld voor leerlingen die met een achterstand uit de
basisschool komen. Hij vormt een essentieel
aspect van de vigerende decreten betreffende (eerste graad) SO. Aan wie minder
vertrouwd is met de onderwijsorganisatie en -regelgeving is het moeilijk in
een-twee-drie uit te leggen hoe zeer de niet-aanbieding van de B-optie ingaat,
zo al niet tegen de letter, dan alleszins tegen de geest van de decreetgever.
Wij vragen ons af hoe een dergelijke uitsluitingspolitiek juridisch en moreel
kan worden verantwoord. Misschien zal KOV ons antwoorden dat genoemde
scho(o)l(en) de B-taak overla(a)t(en) aan andere katholieke scholen in de nabijheid
(een kwestie van efficiëntie dus). Goed, laten we dan niet spreken over
uitsluiting, maar over segregatie, apartheid.
Is daar een betere verantwoording voor? Want hoe dan ook: van een sociale mix
is geen sprake. Kan het zijn dat op die manier de bedoelde (gerenommeerde) scholen
hun rol van elite-instelling ten volle kunnen waarmaken: de zwakke leerlingen,
die het algemene niveau dreigen naar beneden te halen, worden doorgeschoven
naar elders. Wij spreken hier alleen over het ontbreken van de B-stroom, maar
er zijn andere anomalieën (zie ons essay in Liberales 472, 05 feb. 2016).
Het zou interessant zijn hier het reeds aangehaalde rapport van de Nederlandse Onderwijsinspectie nog eens
onder de aandacht te brengen. Daarin wordt immers een gelijkaardig
oplossingsmodel gesuggereerd (naast andere strategieën): het pleidooi voor het
gemixte of brede brugjaar (Nederland kent de B-klas niet).
Expliciet leerlingen weigeren kunnen katholieke scholen niet, maar zou het
kunnen dat zij er op een geraffineerde manier toch in slagen aan de poort te
selecteren (in de literatuur ook gekend als cream skimming). En nee, heren van KOV, het streven naar
excellentie heeft niets te maken met het streven naar elitarisme (supra).
Mag ik de KOV-verantwoordelijken in dat verband deze lectuur aanbevelen,
geschreven door jullie Leuvense
collegas, Erwin Ooghe en Erik Schokkaert. De
titels zijn veelzeggend: School
accountability: (how) can we reward schools and avoid cream-skimming? (2009)
of School Accountability: Can We Reward
Schools and Avoid Pupil Selection? (2013). Zij behandelen de vraag hoe scholen optimaal kunnen
presteren zonder (in de verleiding te komen) enkel de beste leerlingen te
selecteren.
Onze ultieme vraag aan u,
mijnheer Boeve c.s.: Zijn moslimleerlingen door de band genomen
achterstandsleerlingen met laaggeschoolde ouders niet beter af met een alom verspreid aanbod van goede B-klassen (en dito
BSO/TSO-richtingen) in een sociaal
gemengde omgeving (zelfde campus, zelfde speelplaats, zelfde refter,
).
Zouden ze daar niet meer aan hebben dan aan stille ruimtes, hoofddoeken
e.t.q.?
De
ziel van het kind, een informele netoverschrijdende studiegroep
(burgerinitiatief), Gent
Penvoerder Luc E. Vervloet, historicus, oriëntalist, onderwijsdeskundige
luc.vervloet@telenet.be
|