De
nacht bezong de stilte beter dan mijn hart de liefde bezong. Het diepe blauw
omhulde mijn hart en mijn ziel. Het was middernacht en mijn adem blies
dromerigere wolkjes in de frisse lucht. De nachtelijke geluiden lieten mijn
hart, dat weldra zou stilstaan, langzamer kloppen.
Ik
was nog nooit zo zelfverzekerd. Ik weet dat iedereen het weglopen van je
problemen noemt , maar voor mij was het anders. Voor mij was dit de manier om
een punt te zetten achter de pijn die ik had en daar bovenop was het een manier
om terug te keren naar mijn vader, die toen ik nog 12 was, overleed in een
auto-ongeval.
Ik
liep met het doosje pillen in mijn rechterhand over het gras naar mijn
favoriete plekje, het heuveltje dat twee straten van mijn huis lag. Op de top
ervan kon je de maan en de sterren bewonderen. Zij waren sinds mijn vaders dood
mijn beste vrienden. Ik geloofde, of beter gezegd hoopte dat als je stierf je
naar de hemel werd gebracht en zo kon schitteren en neerkijken op je geliefden.
En zo hoopte ik ook dat mijn vader op dit moment niet naar mij zou kijken, want
hij zou teleurgesteld zijn.
Teleurgesteld omdat ik mijn leven niet kon oppikken na zijn dood. Maar verder
gaan zonder hem was te pijnlijk. Zeker omdat het op school niet meer zo goed
ging. Vele klasgenoten pesten me omwille van zijn dood. Ze zeggen dat mijn
vader met opzet in de gracht reed en dat hij dat enkel deed om zo van mij af te
komen. Want wie wil nu zo een zoon. Ergens geef ik hen gelijk, want ik ben
nergens goed in. Ik ben niet slim, niet handig en heb al zeker geen
buitengewoon talent.
Eigenlijk had hij helemaal geen reden om trots op me te zijn, maar eens ik hem
terug zou zien, zou hij het allemaal begrijpen, zou hij me omarmen ook al ben
ik al te oud voor knuffels.
Vastberaden
wandelde ik door en bereikte de top waar het lange gras wiegde door de wind
alsof het me wou verwelkomen. Het was volle maan en ik kon me geen betere nacht
voorstellen om dit te doen. Ik was de lange, slapeloze nachten beu. De nog
langere dagen die erop volgde al zeker. Maar wat ik zeker beu was, waren de
littekens die mijn armen sierden, de zoveelste reden om niet trots op me te
zijn.
Als ik nu zou gaan slapen, zou ik morgen
gewoon weer in de rotzooi om me heen wakker worden, dus nee, vandaag zal de
slaap me overmeesteren zodat ik nooit meer hoef wakker te worden.
Ik
was niet bang, toen ik het deksel van het doosje pillen opendeed. Mijn ogen
vulden zich niet met bittere tranen toen ik een felgekleurd pilletje op mijn
hand legde en ik slaakte geen zucht toen ik het pilletje in mijn mond stopte en
doorslikte.
Ik
besloot elke pil te verantwoorden. Deze was de belangrijkste, voor het
terugzien van mijn vader. De volgende voor de nog verse sneden in mijn pols.
Die erna voor de blik in mijn moeders ogen toen ze me zag omdat ik zoveel op
mijn vader leek. Ik was niet de enige met een depressie.
Ik raakte tot reden nummer 36 voor ik neerviel in het gras. Op mijn rug bekeek
ik de snelbewegende sterren, alles bewoog rondom me, maar de maan bleef
centraal. Ik lachte en ik schrok van het geluid dat het met zich meebracht. Ik
had al lang niet meer gelachen. Maar het gezicht van mijn vader keek me aan en
ik leek steeds verder verwijderd te worden van de aarde. Langzaam werd de nacht
donkerder en verliet mijn ziel mijn lichaam. Ik was eindelijk vrij. Verlost van
de pijn die me kwelde, terwijl ik steeds lichter en lichter werd, viel het
lichaam onder mij in een diepe slaap, die nooit beëindigd zou worden. Mijn ziel
fluisterde de woorden, die de nacht even lieten weerklinken: Vaarwel.