In de opgave van dit "huiswerk" stond dat van de 4 berichten er minstens 1 bericht je eigen mening moest illustreren over politiek. Voor mij is het nochtans heel simpel: GEEN INTERESSE!!! Maarja, wat moet dat moet hé. Dus gaan we maar eens een poging doen.
Ok, ik zal een poging doen, maar ik weet niet of het op veel zal trekken. Dus onlangs was er een soort publicatie over hoe goed scholen zijn. Een soort schoolrapport voor scholen. De meeste kwamen er redelijk goed uit, maar enkele scholen een beetje minder goed. Dan denk ik wel: pech gehad!!! Dan het moeilijkste deel: de eigen mening formuleren. Er is redelijk wat ophef ontstaan rond dit artikel daarom dat ik er ook over spreek. Ik vind eigenlijk dat je je niet kan baseren op zo'n artikel. Ieder schoolgebouw is om te beginnen anders, dus niet iedere school zal over dezelfde zaken kunnen beschikken zoals een modern informaticalokaal. Er zijn natuurlijk ook verschillende leerkrachten die elk op hun eigen manier lesgeven. Er zitten ook overal andere leerlingen die zelf op hun eigen manier bepalen hoe de les loopt en hoe een schoolgebouw er soms uit kan zien.
Net zoals de rest van de klas ben ik natuurlijk ook naar dat feestje van Bart geweest. Ik kwam toe rond kwart voor 1 voor zover ik het nog kon herinneren. Ik zou natuurlijk over het gevecht tussen Gertjan en Joeri kunnen spreken zoals zovelen deden. Of over de seksuele escapades van onze goed vriend Dimi. Maar ik zal het eerrder over iets anders hebben. Namelijk de dj van onze eigen klas. Dj Drinko a.k.a Dries Willem kroop, jawel kroop, want lopen ging niet zo goed meer, rond twee uur achter de draaitafel en begon te draaien. Jump natuurlijk, maar dat viel niet echt in goede oren bij iedereen, maar het was alleszins niet slecht. Hij bleef maar doorgaan na al de peppillen die hij nam en al vlug maakte hij een grote fout en speelde twee maal op dezelfde avond hetzelfde liedje. Wonder bij wonder merkte het publiek die fout en het boe-geroep begon. Drinko ging rustig door met spelen wat niet geapprecieerd werd en de eerste bekertjes vlogen door de lucht. Nadat de rel over was en Dj Drinko terug vanachter de draaitafel was ging het feestje rustig door en rond 5 uur was het afgelopen. Tijd om naar op te kuisen en ergens een slaapplaats te zoeken om enkele uren later naar huis te gaan.
De harde, ongeduldige stem doet de jonge vrouw opschrikken. Ze krimpt
onwillekeurig ineen, zich betrapt wetend. Met moeite maakt ze haar
blikken los van de einder en een zucht ontsnapt aan haar lippen. Een
ijskoude windvlaag doet haar gebloemde schort even opbollen, tilt een
tip op van de omslagdoek die in slordige haast rond haar smalle
schouders is geslagen.
Hier sta je dus steeds je tijd te verdoen! Kom, schiet op kind, het werk wacht.
De oudere vrouw verwijdert zich direct van de kade en Anna volgt haar
aarzelend. Nog éénmaal werpt zij een verlangende blik achterom. Op het
puntje van de pier staat het hoofdkantoor van de Holland- Amerika lijn
met zijn prachtige, achtkantige, groene klokkentorens. De wijzers geven
éven ná half vier aan. De laatste bemanningsleden van het schip dat die
middag is afgemeerd sluiten hun geliefden in hun armen. Nogmaals laat
Anna haar ogen over het groepje mensen gaan, hoewel ze allang heeft
gezien dat hij er niet bij is. Ze zou hem uit duizenden herkennen. Zijn
blauwe ogen en zijn rode kuif staan voor eeuwig in haar geheugen
gegrift, ook al heeft ze hem maar tweemaal gezien. Een ferme por in
haar rug en een snauw van haar moeder doen Anna tenslotte voortsnellen.
Wat zoek je hier? Wil je je soms op jong laten zetten door een zeeman?
Onder het lopen vouwt Anna haar handen rond haar buik, wetend dat zij
haar gezegende staat niet veel langer verborgen kan houden. Anna Maria
Hamers, oud vijfentwintig jaren, is al vijf maanden zwanger van een
zeeman die zij óóit hoopt weer te zien.
Op de dertiende april van het jaar 1910 baart Anna een
gezonde zoon in de slaapkamer van haar ouders. Ondanks het aandringen
van haar moeder het kind toe te vertrouwen aan de vereniging van
jonge, onverzorgde kinderen heeft Anna voet bij stuk gehouden. Zij wil
dit kind koste wat kost zelf opvoeden en als haar ouders het verkiezen
haar op straat te zetten, zal zij haar weg wel vinden. Er zijn genoeg
deftige huishoudens die een flinke werkster vragen, tegen kost en
inwoning, waarbij een kind geen bezwaar is.
Zelfs als de pastoor zich met de zaak gaat bemoeien, hel en verdoemenis
preekt teneinde de naam van de vader te weet te komen, klemt Anna haar
lippen stijf op elkaar.
Een stemmetje diep in haar binnenste fluistert haar toe dat de zeeman
zijn pretje heeft gehad en nooit meer van zich zal laten horen, maar
een ánder stemmetje maakt haar wijs dat hij oprecht van haar gehouden
heeft. Opnieuw voelt ze zijn armen om zich heen, hoort ze de
gefluisterde woorden met het grappige, Belgische accent:
Ik kom terug, kleine Anna. Ik weet niet waarheen mijn schip me zal
brengen, ik weet niet welke gevaren ik moet doorstaan, maar ééns kom ik
bij je terug.
Anna klemt het kleine hoopje mens tegen zich aan, streelt met een
voorzichtige vinger het vuurrode kuifje van het kind, ziet in de
pientere, blauwe ogen haar minnaar voor één nacht. De pastoor, alras
beseffend dat hij tegen Annas onverzettelijkheid niet is opgewassen,
legt zich bij de zaak neer en zegt toe het kind later te dopen onder de
naam van zijn moeder. Annas moeder verlangt dat zij het kind vernoemen
zal, maar haar dochter schudt resoluut het hoofd. Een zweem van een
glimlach speelt rond haar mond als ze vastbesloten zegt: Hij zal
Joseph Johannes Jacobus heten.
Omdat de tweede naam die van haar man is, verzoent Annas moeder zich met de zaak.
Ze ziet de liefde in de ogen van haar kind en zonder aarzelen neemt ze
haar en haar jonge zoon in haar armoedige huishouden op. Zoals
voorgeschreven verblijft Anna veertig dagen ná de bevalling met de
kleine Joseph uitsluitend binnen de muren van haar ouderlijk huis. De
kerk beschouwt haar toestand, die voortvloeide uit seksueel contact,
als onrein. Na de verplichte periode van thuiszitten maakt Anna haar
eerste kerkgang, teneinde zich, onder het toeziend oog van een
priester, te ontdoen van haar zonden. In haar linkerhand houdt zij een
brandende kaars, in de holte van haar rechterarm rust de kleine Joseph
Johannes Jacobus. De priester ziet verbolgen op haar neer, maar Anna,
geknield voor het zijaltaar, recht fier haar schouders en glimlacht.
De seizoenen rijgen zich aaneen. Soms beuken felle
stormen het land, dan weer verschroeit een verzengende zon de aarde.
Dag in dag uit, op ieder ogenblik dat zij stelen kan, is Anna aan de
haven te vinden. Ondanks het moederschap is haar ranke figuurtje alleen
maar smaller geworden. De lijnen rond haar mond hebben zich verdiept,
de glans is uit haar blonde lokken verdwenen. Onafgebroken, haar hand
boven haar ogen, staart Anna in de verte. Tegen beter weten in wacht ze
nog steeds op haar zeeman, de man die ééns beloofde naar haar terug te
keren. De kleine Joseph, rustend op haar heup, kraait van plezier om
alles wat hij om zich heen ziet gebeuren. Hij zwaait naar de
havenarbeiders en de scheepslui die langslopen, zich niet bewust van de
meewarige blikken die zijn moeder worden toegeworpen. Anna is in de
loop van de laatste jaren een bekende verschijning geworden aan de
haven en hoewel zij niemand ooit wijzer maakt, vermoedt iedereen wat
zij daar doet. De jonge vrouw negeert het openlijke geklets, de
oneerbare voorstellen die haar soms worden gedaan en de wijzende
vingers. Met fier opgeheven hoofd gaat ze haar gang, van en naar de
haven, iedere dag opnieuw, jaar in jaar uit. Soms staat ze daar wel een
uur of nog langer, vergetend dat het werk haar wacht. Pas als de kleine
man ongeduldig aan haar rokken trekt, schreeuwend van honger of van
kou, komt Anna tot haar positieven. Dan sjort ze Joseph wat hoger op
haar heup en snelt met hem terug naar huis. Het kleintje, allang weer
verzoend met de situatie, kijkt zijn oogjes uit. Hij schaterlacht om de
vele venters die hun waren aanprijzen en bedelt steevast bij zijn
moeder om wat sprotjes. Dan haalt Anna goedmoedig haar beursje
tevoorschijn, telt drie centen uit voor de venter en koopt een bosje
van de kleine visjes. Vlak bij huis komen ze altijd Willem tegen.
Willem vent met kolen, veertien cent voor een emmer. Zijn gezicht en
zijn handen zitten onder de zwarte vegen. Hij is een aantal jaren
jonger dan Anna, maar desondanks heeft hij een oogje op haar. Anna weet
dat wel, maar ze blijft blind en doof voor de smachtende blik in zijn
ogen. Soms, als haar moeder haar dat vraagt, koopt Anna een emmer kolen
van hem die hij dan heel galant voor haar naar huis draagt. Bij het
weggaan strijkt hij de kleine Joseph altijd door zijn vuurrode kuif en
dan verbergt het jochie zijn kopje in de rokken van zijn moeder.
Dinsdag tijdens de les geschiedenis, die na de les nederlands kwam waarin er nogal wat afgelachen werd, kwam opeens de directeur binnen. Hij zag er niet echt goedgezind uit en begon direct met het afsteken van een preek. Tijdens deze preek die pakweg tien minuten duurde zei hij iets over de sfeer in de klas. Niet over de groepssfeer, maar over de studiesfeer die niet goed zou zijn. Daarmee bedoelde hij dat er te veel gelachen en geprutst wordt en dus niet goed wordt opgelet. Hij dreigde er ook mee om de leerlingen die tijdens de les niet meewerken en dom doen om hen uit de les te verwijderen en zelfstudie laten doen. Eventjes was het stil, maar enkele minuten later werd er weer gelachen zoals anders.