Hoe onderzoek ik een eigendom?
Bij het onderzoeken van een eigendom naar aardstralen, ga ik steeds als volgt tewerk:
- Ik laat me door niets of niemand beïnvloeden, ook al mag de bewoner al een andere pendelaar over de vloer hebben gekregen. Ik vraag ook nooit vooraf naar hun klachten of hun situatie.
- Ik begin altijd buiten het gebouw als dit kan en mag van de eigenaars. Daar is ten eerst meer ruimte en ten tweede wil ik mijzelf ook niet laten beïnvloeden door de stand van hun bed of zetels of dergelijke.
- Daar ga ik dan op een plek staan in de tuin of op terras. Met de pendel in de aanslag begin ik mij op die plaats rond te draaien, rond mijn eigen as. Zo zoek ik de richting van de dichtstbijzijnde waterader. Op het ogenblik dat mijn penden begint te draaien heb ik een haakse lijn naar de dichtstbijzijnde waterader gevonden. Ik herhaal dit meestal nog eens met mijn wichelroede, niet alleen ter controle, maar ook als vorm van opwarming. Het is van belang om de richting vooraf te kennen om zo de waterader haaks te kunnen overschrijden. Zo bekomt met het grootste schokeffect, zo kan men de stralingszone het best, het nauwkeurigst afbakenen. Wanneer men te schuin over de wateraders loopt, bestaat de kans dat men ze pas veel te laat, of helemaal niet, voelt.
- Dit herhaal ik nog eens een paar stappen verder in de tuin. Dit om er zeker van te zijn dat ik mijn metingen niet start toevallig bovenop een waterader. Het zoeken van de richting is mentaal pendelen.
- Vervolgens stap ik, met mijn pendel in de rechterhand en met mijn linker hand voor mij uitgestoken om te voelen, vooruit tot ik de ader ontmoet. Ik hou mijn pendel in beweging, in de richting van mijn arm, van voor naar achter dus. Bij het naderen van de waterader begint mijn pendel te slingeren volgens de richting van de waterader, dus loodrecht op mijn looprichting. Boven de eerste oever begint de pendel te draaien. Voorbij de eerste oever gaat de pendel weer van voor naar achter slingeren, bij de tweede oever krijg ik terug een draaiende beweging en bij het verlaten van de waterdaders slaat mijn pendel weer uit in de looprichting van de waterader. Dit alles is fysisch pendelen.
- Ik doe dit alles dan opnieuw met mijn wichelroede in de aanslag. Bij het overschrijden van de eerste oever krijg ik een opwaartse beweging van de roede. Dan stap ik verder en bij de tweede oever krijg ik terug een opwaartse beweging.
- Ik zet een merkteken in het midden tussen de twee oevers.
- Vervolgens stippel ik de hele loop van de waterader uit tot een twintig à dertig meter van de woonst weg. Zo kan ik vaststellen of de waterader recht loopt of een bocht neemt.
- Nu de eerste ader is uitgezet, verlaat ik die en ga ik op zoek naar aders die evenwijdig lopen. Deze kunnen op 4 m afstand liggen maar kunnen ook 50 m verder liggen.
- Vervolgens zoek ik naar de aders of aardstralen die met de eerste twee gevonden aders een vierhoek vormen, dus aders die loodrecht op de eerste twee lopen. Ik bepaal de vier kruispunten en markeer die. Dit zijn de plaatsen waar er met succes naar water kan geboord worden.
- Ik bepaal nu de diepte en de looprichting van het water door bovenop de waterader te staan en mentaal te pendelen.
- Van alle aders bepaal ga ik na of ze al dan niet onder het gebouw doorlopen. Is dat wel zo, dan moet ik aan een andere gevel een verlengstuk van die ader vinden. Ik duidt ook aan waar de wateraders precies het gebouw binnen komen. Zo krijg ik een klaar inzicht van de structuur van de aders en is er geen enkele kans dat ik een waterader vergeet.
- NU PAS GA IK NAAR BINNEN!
- Ik teken binnen de aders uit op de grond of toon aan waar de ader precies loopt onder een bed of ander meubelstuk. De verbindingen moeten kloppen. Hoger liggende verdiepingen zijn een verticale projectie van wat ik op de gelijkvloers heb gevonden.
Waarom ben ik 100% zeker?
Door het toepassen van bovenstaande werkwijze ben ik 100 % zeker van de juistheid van de door mij gevonden aardstralen. Ik ga eerst buiten aan de slag en pas daarna kom ik binnen. Alle verbindingen binnen en buiten moeten kloppen, alles wat ik beneden vind, moet net hetzelfde zijn op een hoger gelegen verdieping. Dat is mijn garantie naar de mensen toe dat mijn metingen correct zijn.
Ik vertel de mensen waar de aardstralen zitten en welke plaatsen moeten gemeden worden en niet omgekeerd. Ik vraag niet eerst waar ze slapen en welk hun klachten zijn om hen dan volledig naar de mond te praten. Ik laat mij niet beïnvloeden door het verhaal van de bewoners. Maar wanneer ik dan achteraf hun verhalen hoor, stel ik steeds vast dat mijn metingen wel degelijk overeenstemmen men hun klachten.