| 
					
					 Nevelland 
  
Hier begint het boek van Merlijn (Jacob van Maerlant 1261)
  
Blauwe Maan 
  
In een cirkel 
buiten de tijd geweven 
kijken wij hand in hand 
naar de blauwe maan. 
  
Schrijven poëzie in open harten 
en vertellen verhalen over Elfen 
sprekende dieren 
verborgen eilanden in verdwenen meren 
en de wijze woorden van Merlijn. 
  
Tot de cocon van nevel ontrafelt 
en tijd  
opnieuw zijn plaats inneemt. 
  
Rest ons 
een warme heimwee 
naar dat magische moment 
en een stil verlangen 
naar een volgende 
blauwe maan. 
  
Nevelland 
  
In de grijze nevels 
proeft hij de stilte 
en baant zich een weg 
doorheen de kille dons. 
  
Daar waar hij de vreemdeling van gisteren 
weer ontmoet. 
Of was het eergisteren. 
  
Ook tijd lijkt hier tijdloos. 
  
Een korte knik 
met het verdwaasde hoofd 
als groet 
op weg naar morgen. 
  
Of naar nergens. 
  
Aarden 
  
Zacht graaf ik mijn handen 
in de warme Aarde 
en voel 
Haar eeuwenoude hartslag. 
Sluit de ogen 
en word boom 
luisterend naar het lied 
van fluisterende bladeren 
die met oude woorden verhalen 
over koningen en heersers 
maan en zon. 
Over de Vrouwe en haar dansende Heer. 
  
En ik begrijp 
de taal van mijn voorvaders 
want wij zijn één. 
  
Woud 
  
In deze kathedraal 
zal ik fluisteren. 
De kruinen van Jouw tempel 
aanhoren mijn woorden 
en Jouw heilige naam in de wind. 
En in elke boom 
elk blad, bloem, gras, steen 
herken ik het gelaat 
van de Oude Vrouw met de jonge ogen. 
En mijn stem 
schrijft in de Aarde: 
Je bent mooi 
want Jij bent Jij 
en ik hou van Je. 
  
Hou jij ook van mij? 
  
Onsterfelijk 
  
Laat 
onsterfelijkheid ons leiden 
geen woord 
gesproken. 
  
Laat  
stilte heersen. 
  
Laat ons, 
onbekenden, 
het versnipperd levensgeluk 
uitstrooien 
en vergeten 
wat waarheid is. 
  
Zoeken. 
Vinden. 
  
Een sterrenbeeld verschijnt, 
verdwijnt. 
  
Ook onsterfelijkheid 
is eindig. 
					
 
					
					
					 |