er slaapt een man in mijn huis soms noem ik hem de mijne hij neemt fateuil en ether in hij snijdt mijn adem af dan sluip ik nors de kamer uit ze werdt teveel de zijne teveel zijn lucht zijn bloed zijn brood dat ik wel eten moet de hand die ik dan bijt en die me steeds weer voedt
en dat ik zwaarder werd van heupen met de jaren dat is het kind van hem waarop ik eeuwen broed en wellicht nooit zal baren alleen de man zuigt zog hij sloeg de diepste wond hij scherpt mijn bloedbaan aan en zet mijn angels klem van alle huizen woon ik liefst in hem