Ik vraag aan de vrouw van de grote zaal als ik hier ook sigaretten kan verkrijgen, ze kijkt me bevreemdend aan, geeft me een pakje en maakt me duidelijk dat ik er maar één per dag kan krijgen. Elke dag neem ik het pakje sigaretten mee op wandeling en wacht op de dikke meneer. Als hij toekomt op een buiige dag neemt hij me mee naar een lokaal café. Terwijl hij naar de bar gaat haal ik mijn pakje uit en leg het aan zijn kant van de tafel, hij kijkt me altijd heel dankbaar aan. Daarna drinken we altijd het rare drankje dat steeds weer mijn hoofd licht maakt. Vandaag heeft de dikke man ook iets mee voor mij, het is een prachtige jurk voor Sang diû, ik groet twee maal om hem te bedanken en voel onze vriendschap groeien.
De volgende dag is het een mooie dag, het koude weer is verdwenen. Mijn vriendschap met de dikke man groeit elke dag meer en meer. We verstaan elkaars taal helemaal niet, maar dat hoeft ook niet. Hij neemt me mee naar de zee, niet waar we met ons bootje toegekomen waren, maar verder waar allemaal boten samen liggen en zeemannen met elkaar praten. Voor het eerst sinds mijn aankomst kan ik een geur linken aan dit land, de geur van de zee en verse vis. De dikke man en ik zitten op een bank met Sang diû tussen ons in. We kijken allemaal naar de zee, eerder over de zee, naar het verre land die ik heb achtergelaten. De dikke man, mijn vriend, begint een verhaal te vertellen, ik begrijp hem niet maar hoor de emotie in zijn stem. Ik leg mijn hand op zijn schouder zoals hij dat altijd bij mij doet. We blijven verder staren over de zee, het doet ons goed. Als de avond valt wandelen we terug naar het gebouw met de grote zaal en nemen afscheid.
-Meneer Linh
|