Ik weet niet wat mij allemaal overkomen is de afgelopen
maanden. Of ik weet het wel, maar het is mij allemaal teveel om te bevatten.
Het lijkt nog maar gisteren dat ik met Nana in de kolba woonde. Hoewel ze niet
altijd de beste moeder is geweest, mis ik mijn leven daar wel. Ik was er
gelukkig tot op zekere hoogte. De regelmatige bezoekjes van Mullah Faizullah en
uiteraard Jalil gaven kleur aan mijn leven toen. Hoe naïef ben ik geweest,
grote grote stommeling, om zelfs maar te denken dat Jalil écht iets om mij,
zijn harami bastaardkind, gaf. Zijn harami die hij eigenlijk koste wat koste
geheim wou houden. Ik had als kind gewoon niet door dat zijn wekelijkse
bezoekjes gewoon plichtsbewust waren, om zijn geweten te sussen. Maar toch, hij
gaf kleur en hoop aan mijn leven, mijn leugenachtige vader. Hoop dat ik op een
dag bij hem zou gaan wonen in Herat bij zijn andere vrouwen en kinderen. Hoop
dat er wel liefde was in de wereld. Wat zou er gebeurd zijn moest ik die ene,
welbepaalde dag niet naar Herat zijn gegaan? Dan had Nana haar misschien niet
opgehangen. Dan had ik misschien nooit ingezien dat mijn vader een lafaard was,
een die zijn harami liever kwijt dan rijk was. Dan had ik misschien nooit met
Rasheed moeten trouwen. Rasheed. Wat haat ik die man. Mijn leven is in een
nieuwe sleur terechtgekomen. Een die niet wordt afgewisseld met leuke
bezoekjes, maar die bestaat uit opstaan, het huishouden doen en Rasheed niet te
zien ontstemmen als hij terugkomt van zijn werk. Waaraan heb ik dit verdiend?