Geen
levend wezen zou ooit weten wat er was gebeurd op die donkere dag.
Een
zwarte dag dat een begin zou brengen in een episch gevecht om de redding van
één wereld
HOOFDSTUK 1
( rond 4000 v.C. De Aarde,
Westelijke Sahara, Afrika)
De
grond was nu al 2 dagen onafgebroken aan het beven. Grote scheuren ontstonden
in de droge grond, en landschappen werden verminkt of zelfs helemaal verwoest.
De
simpele huizen van het nomadenvolk stortten als kaartenhuizen in elkaar.
Deze
kleine dorpjes gelegen in de Westelijke Sahara in het westen van Afrika zouden
nooit stand kunnen houden tegen dit grof geweld der natuur.
Mannen
liepen al uren uit te kijken naar een mogenlijke vijand met hun zelfgemaakte
wapens in hun handen. En bij degene waar je het gezicht kon lezen zag je diepe
rimpels van angst.
Vrouwen
liepen, met kinderen in hun armen of langs hun benen, rond de instortende hutjes.
Ook bij hun viel de angst te lezen in de ogen, maar ook in de manier van
gedragen. Deze vrouwen of kinderen probeerden uit angst voor eigen leven te
redden wat ze konden. Kinderen groeven met hun kleine handen in het puin opzoek
naar iets om hun ouders blij te maken.
De
lucht kolkte en regen viel met bakken uit de hemel. Grote modderplassen
ontstonden rond de stugge woningen van het volk. Magere dieren zoals honden
zochten hoger gebied op omdat ze anders zouden worden weg gespoeld door de
gestaag groeiende massa slijk en modder.
Waar
de wolken het hevigst rondtolden schoten bliksemschichten naar de aarde op zoek
naar een doel. Bomen vlogen in brand, brandplekken ontstonden op de grote
zandvlakten en geiten werden geroosterd.
De
Nomaden hadden geen scholing gehad en wisten niet wat dit alles betekende. De
ouderen, die de hoogste aanzien hadden, zeiden dat dit de toorn van een god
was, wat werd geloofd door de anderen die niet beter wisten.
Elke
dag namen de aardbevingen en regenbuien toe. Het volk kreeg zelfs te maken met
iets nieuws. Hagel. Grote klompen vastgeklonken regen daalden neer op de bange
mensen. Deze keken verbaasd naar de schade wat dit natuurverschijnsel teweeg
bracht. Het vreemde eraan was vooral dat de temperatuur nog warm genoeg was,
waardoor de klompjes ijs ook direct smolten.
Mensen
vielen neer met hoofdletsel of andere verwondingen. Vrouwen probeerden hun
kinderen veilig te houden. Binnen konden ze niet schuilen want de hagelstenen
gingen dwars door het nietige dak van dunne bamboestokken met geweven
palmbladeren eroverheen.
Geiten
probeerden te vluchten voor deze vallende pijn, maar konden niet omdat ze vast
zaten aan touwen. Proberen onder de weinige bomen in de buurt te schuilen was
het enige wat ze konden, zorgen dat ze niet nog meer wonden opliepen.
Integendeel tot de dieren waren de inwoners van de dorpen heel anders bezig.
Deze liepen kriskras door elkaar schreeuwend en jammerend niet wetend wat te
doen.
De
hagel en onweer was tijdelijk maar de hevige regenval waren nu al een paar
dagen onophoudelijk bezig. Gewonden konden moeilijk verzorgt worden omdat er
niet veel droge plekke waren. Totale voedselvoorraden waren verwoest en akkers
verpest. Als dit weer niet zou verdwijnen binnen een paar dagen zouden de
eerste slachtoffers vallen.
Ook
was het waterspiegel van het grote meer sterk aan het stijgen. Kleine dammetjes
die in vroegere tijden waren gebouwd om grond te beschermen waren nu nergens
meer te zien. De laatste jaren was het waterspiegel alleen maar gezakt zodat
deze mensen konden gaan oogsten op het slik dat achterbleef omdat dat zeer
vruchtbaar was, maar nu liepen al deze velden opnieuw onder. Het zou niet lang
duren of een paar dorpen zouden al moeten zorgen dat ze gereed stonden al hun
bezittingen te pakken en te verplaatsen naar een veiligere plek.
Het
zag er slecht uit voor deze mensen
Het
gebeurde op de zevende regendag. De eerste doden waren al gevallen. Sommige aan
de honger, zwaar gewonden of mensen die werden verzwolgen in modderstromen. Er
waren er zelfs bij die zelfdoding de snelste manier vonden omdat ze geen zin
hadden in een pijnlijke langzame dood. Er werd weinig moeite besteed aan de
overledenen. Omdat de meeste elkaar toch niet kenden werd een lijk door 2
mannen opgepakt en op een afgelegen plek in de buurt van het meer gelegd in de
hoop dat de modder de rest zou doen. Er was gewoon geen tijd voor simpele
begrafenis met een ritueel gegeven door de Oudste.
Er
werd niet geloofd in magie of iets dergelijks, maar wat op die dag gebeurde
werd beschreven als een daad der goden. Als er iets van een schrift of een
manier was geweest om het volgende op te schrijven zou er eeuwen later nog over
gespeculeerd worden.
Rond
het middaguur, het moment dat de zon het felst zou schijnen als die zichtbaar
zou zijn, begonnen de donkere wolken steeds harder te draaien. Een soort van trechter
achtige draaikolk in de lucht. De wind ging harder waaien en je zag duidelijk
dat alle wolken de kant van de trechter op waaiden.
Dit
verschijnsel was niet onopgemerkt gebleven. Mensen keken naar boven met de
striemende regen in hun ogen en op hun simpele kleding, wijzend naar dit wonder.
Kinderen keken met grote glimmende ogen, vrouwen en mannen met angstige ogen.
Naar
een paar minuten begon de lucht te veranderen. De grijze massa begon een
blauwere gloed aan te nemen die zienderogen feller werd.
Uiteindelijk
was de gloed zo fel dat het door het wolkendek brak met een harde knap wat de aarde
nog harder deed schudden en de hutjes die miraculeus nog stonden liet
instorten.
Toen
de blauwe gloed een gat creëerde in het donkere wolkendek schoot er een straal
met een diameter van een klein meer naar beneden. Mensen doken in elkaar bang
voor de klap, maar wonderbaarlijk genoeg bleef de knal uit.
Mensen
stonden langzaam op en keken wat er gebeurde. De straal verdween niet. Blauwe
vonken flikkerden van de grote blauwe pilaar af. Het licht was net niet fel
genoeg dat je erdoorheen kon kijken, maar je kon duidelijk zien dat temidden
van al dit geweld honderden verschillende tinten blauw door elkaar heen
wervelden. Alles wat ook maar in de buurt stond werd na de pilaar toe
getrokken. Deze was nog steeds aan het draaien, maar het mooiste was nog dat het
in tegenovergestelde kant draaiden dan de wolken boven zich. Bomen dreigden af
te breken en schapen en geiten verzette zich hevig tegen de kracht van de
straal. Lokken haar en zomen van de kleding van de mensen die op bijna een
halve mijl afstand stonden werden ligt aangetrokken. De grijze lucht hoopte
zich op rondom de straal in de lucht. Het was niet duidelijk waar de straal
vandaan kwam, alleen dat dit niet zomaar iets was, wist iedereen wel.
In
verschillende dorpen gingen de oudsten met elkaar in gesprek. Deze gesprekken
duurde uren voordat alle Oudsten er over eens waren. Ze zouden erop uit moeten
trekken om uit te vinden wat dit verschijnsel betekende. Dit zou misschien wel
de enige manier zijn om zichzelf te kunnen redden uit de benarde situaties waarin
ze zich nu bevonden.
De
straal markeerde een plek in de Sahara. Een open zandvlakte waar eens wat bomen
hadden gestaan, maar waar nu niets meer van te bekennen was.
In
verschillende dorpjes werd het teken gegeven om te pakken, tot opluchting bij
sommige, maar ook tot bange blikken bij anderen. Al het materiaal dat nog
bruikbaar was na de hevige regenval werden in karren geladen, die voortgetrokken
werden door de geiten of gewoon door een mens.
Mannen
hielden hun wapens bij de hand, bereid om hun levens te wagen door de vrouwen
en de voorraden te verdedigen.
Er
waren niet veel diplomatische overeenkomsten tussen de verschillende dorpen
ondanks dat ze dicht bij elkaar lagen. Gevechten waren daarom niets nieuws, en
daarom stonden alle mannen paraat voor onraad.
In
een paar uur waren de eerste stammen al op weg naar de plek waar dit
natuurverschijnsel de grond raakte. Vrouw, man en kind hadden de laatste drogen
kleren aan getrokken om warm te blijven en minder te hoeven dragen. Vooral
vrouwen droegen de karren met spullen, gewonden, kinderen of de ouderen die
niet meer konden lopen.
Voor
sommige stammen was het verder dan andere, maar na dik een uur dat de eerste
groepen waren vertrokken kwamen de eerste al aan op hun eindbestemming.
De
straal was zo felblauw dat je er amper in kon kijken. Je kon er sowieso bijna
niet in kijken doordat waar de straal de grond raakte grote zandwolken omhoog
kolkten.
Omdat
de straal zo breed was kon je er niet zomaar langs kijken en moest je wachten
op de plek waar je stond.
Nog
steeds viel de regen met bakken naar beneden, maar minder erg als waar ze
vandaan kwamen.
Steeds
meer groepen mengden zich met de al aanwezige groepen. Natuurlijke werd er nog
steeds een afstand bewaard tussen twee verschillende stammen, maar er werd wel
gecommuniceerd.
Sommige
mensen waren op hun knieën gezakt en waren aan het bidden en tegen de
omvangrijke blauwe pilaar aan het praten, smekend dat alles goed zou komen.
Opeens
stopte het met regenen. Mensen keken verbaasd op.(vooral degene die op hun
knieën zaten konden een zacht glimlachje niet onderdrukken). De lucht stopte
met kolken alsof de pilaar er niet was. De wolken die de pilaar omringden
verdwenen beetje bij beetje, maar er bleef nog genoeg hangen om het meeste
licht tegen te houden. Blauwe gloed stroomde over de gezichten van de
aanwezige. Langgerekte schaduwen werden getrokken over de nog steeds doorweekte
grond. Het duurde niet lang tot ook de pilaar scherpte begon te verliezen, en
langzaam maar gestaag werd hij steeds dunner. Na een paar verbazingwekkende
seconde was de pilaar totaal verdwenen, en waar hij had gestaan zat nu een
groot gat in de grond. Een krater met een diameter van zeker 3 mijl. Alles wat er ooit
gegroeid zou hebben was nu verdwenen en daarvoor in de plaats was er nu een
kale vlakte met een blauw-zwart getinte ondergrond overgebleven. Temidden van
dat gat stond iets. Nou ja, je kon ook zeggen dat het hing. Het was niet
duidelijk te zien voor de vele honderden verschillende mensen aan de rand van
de krater, maar het was duidelijk dat het er niet zomaar stond.
Mensen
konden nu eindelijk verder kijken en het was verbazingwekkend hoeveel mensen er
waren toegestroomd. Deze enorme krater was omringd met verschillende culturen
en dialecten, allemaal bij elkaar voor dit wonder.
Op
sommige plekken begonnen de eerste groepen zich los te maken van de rest. Op
goed geluk verplaatsten ze zich naar het ding temidden van de krater.
Nog
steeds waren de meeste niet overtuigd om de groep te volgen die wel op het
centrum af liepen, en deze mensen bleven gespannen kijken naar wat er ging
gebeuren.
Terwijl
de eerste groepen dichterbij kwamen werd het voor hun doel wat zichtbaarder.
Het was een soort van raam. Een gigantisch raam in de lucht. Het was niet al te
duidelijk zichtbaar, maar als je door het raam keek zag je groen gras en verder
weg zelfs bomen! Maar als je dan langs dit raam keek zag je niets anders dan
donkerblauwe grond. Je kon al van veraf naar binnen kijken. Het was iets wat
niemand van hen ooit had gezien. Niet zoiets als een klei tekening, want hier
kon je in de diepte kijken. Je keek in een vlak landschap, groen met veel bomen
en een strakblauwe lucht.
Iedereen
keek naar de Oudste die op zijn beurt naar de poort bleef staren. Hij had twee
keuzes: terug gaan en kans hebben tegen nog meer rare natuur verschijnselen op
te lopen, of door de poort trekken om te ontdekken wat erachter bevind.
De
keuze was redelijk snel gemaakt. De Oudste zwaaide met zijn beverige hand eerst
naar de mensen die om hem heen stonden en daarna naar de poort. Hij werd
ondersteunt door 2 sterke mannen. De oude man zei nog wat woorden in de oude
taal tegen de goden totdat hij het teken gaf om door de poort te trekken.
Op
goed geluk liepen de eerste groepen door de spiegelachtige zwevende vierkant en
verdwenen over de velden. Toen de anderen zagen dat dit wonder geen kwaad deed
vertrokken ze ook door de poort. Er werd nog getwijfeld, maar het was of dit,
of terug naar de regen. Niet lang daarna waren alle groepen verdwenen door de
poort, verwachtingsvol wat dit hun zou brengen
HOOFDSTUK 2
(12e eeuw v.C. Troje
(Hissarlik, Turkije), Europees deel)
het
was de strijd om Troje, tussen twee aan elkaar gewaagde volkeren
het
stormde nu al 3 dagen aan een stuk door. De goden kregen de schuld van dit
slechte weer.
Niet
alleen de soldaten vochten, maar ook de goden vochten mee. Met Zeus, de
oppergod, aan de leiding.
Op
de 2e regendag was de strijd tot een hoogtepunt gekomen. De Grieken
hoopten gebruik te kunnen maken van de weersomstandigheden, maar hadden het
niet goed aangepakt. Veel doden waren er gevallen aan beide kanten, maar de
hoge brede muur van de Trojanen bleek niet te overmeesteren.
Deze
dag, de zoveelste dag in deze strijd, werd gebruikt om de doden te verzamelen,
wonden te genezen en uit te rusten.
De
Grieken hadden zich terug getrokken buiten schootsafstand in hun grote tenten
waar de soldaten konden rusten en eten.
De
grond voor de poort was rood van het bloed gemengd met de modder. De Trojanen
stonden toe dat kleine groepjes Grieken hun doden kwamen ophalen.
Beiden
kampen hadden te maken met een uitputting van hun manschappen. De Trojaanse
begraafplaatsen waren vol, zodat de doden verbrand moesten worden wat overigens
heel lastig was in dit weer.
Voor
de Grieken was het wat lastiger, want de doden konden niet mee terug genomen
worden naar het thuis land en begraven worden op het land van de vijand kon
niet, dat zou heiligenschennis zijn, dus ook zei maakten gebruik van vuur om
hun doden te verbranden.
Legeraanvoerders
uit het kamp van de Grieken waren bezig nieuwe plannen te maken voor een
mogelijke laatste aanval, maar ze wisten dat hun soldaten rust nodig hadden
anders zouden zij ze zo de dood in sturen. De reserves raakten uitgeput, en er
waren nog maar weinig soldaten die nog geen verwonding had opgelopen.
Ook
de weersomstandigheden wilde zeker niet meewerken. Vele soldaten klaagden over
voedselvergiftiging, verkoudheden, griepjes, pijn in het lichaam en veel meer
van zulke kwaaltjes.
Het
was voor de Grieken zo lastig om nu nog goede strategieën te bedenken omdat ze
rekening moesten houden met het weer, gewonden en het dalende aantal actieve
soldaten.
Ze
hadden altijd nog 1 laatste troef in handen, maar die wilden ze het liefst voor
het laatst bewaren, maar je kon zeggen dat dat nu al bijna was
Het
beroemde paard van Troje, waar je Grieken al nachtenlang in het geheim aan
hadden gewerkt als laatste redmiddel. De leiding over de legers had niet veel
keus meer. Of een frontale aanval met de kans al hun soldaten te verliezen, of
deze manoeuvre, maar dan de kans lopen op een hoop verliezen en weinig doden
van de vijand.
De
hele nacht lang werd er over gediscussieerd. De koning der Grieken was vanaf
het begin af aan voor dit plan, mede omdat hij de bedenker was. Maar een
belangrijke machtsgroep was het er niet mee eens. Dit waren vooral de
verschillende generaals, die de leiding hadden over eigen deel van het leger.
Ieder van hen wilde deze operatie, als deze zou worden uitgevoerd, willen
aanvoeren om alle roem op zichzelf te vestigen.
Diep
in de nacht liepen de gemoederen hoog op. Woede uitbarstingen kwamen vaker voor
dan gewoonlijk, en de dodelijke blikken die werden uitgedeeld waren dodelijker
dan een bliksemschicht van Zeus.
Maar
tegen de ochtend waren ze er uit. Iedere generaal zou zijn beste mannen sturen
die zich in het paard zouden gaan verstoppen. Het zou dus het paard worden.
De
Trojanen wisten dat de Grieken niet in het donker zouden aanvallen, dus maakten
zij zich op voor een paar uur slaap. De wacht op de muur werd verminderd en de
vuren werden aangestoken, en opnieuw aangestoken wanneer deze werden
uitgeregend.
Ondertussen
waren de Grieken in hun kamp druk bezig met pakken. Stilletjes werden alle
tenten en voorraden op de aanwezige karren geladen, en terug naar de boten
gereden.
Gewonden
en zieken werden door andere soldaten de schepen op geholpen, zo min mogelijk
geluid makend.
Het
levensgrote paard dat tot nu toe achter wat heuvels had gestaan werd nu in het
donker naar voren getrokken.
Via
een touwladder dat uit de buik van het paard kwam konden een groep frisse
soldaten naar binnen klimmen.
De
Grieken zouden natuurlijk niet vertrekken, maar het was maar een
schijnbeweging. de rest van de Grieken met alle materialen stapten in de boten
en lieten alles achter behalve het houten paard. Ze zouden niet te ver weg
varen, maar ver genoeg dat ze niet gezien konden worden.
De
Grieken hadden het slim aangepakt. Naast het paard werden een paar lijken
gelegd waarvan de lichamen vervormd waren met vreemde ziektes.
Er
werd gehoopt dat de Trojanen erin zouden trappen. Ze zouden moeten denken dat
de Grieken gestraft werden door de goden omdat ze heilig land hadden geschonden
en daardoor werden gestraft door de pest.
Het
paard zou dan een geschenk zijn om hun spijt te betuigen, en te hopen dat de
toorn van de goden niet zwaar genoeg zou zijn om Griekenland te teisteren.
De
volgende ochtend bij het opkomen van de zon werden de eerste bellen geluid en
klonk het eerste geschreeuw vanaf de muur. de Grieken zijn weg, de Grieken
zijn weg!
Er
werd flink gejuicht door de aanwezige soldaten, vrouwen en kinderen achter de
muur. Het regende en onweerde nog steeds, maar dat kon deze mensen nu niet meer
deren. Ze hadden gewonnen!
Even
later viel het paard pas op, samen met de omringende lijken. Het houten paard
dat midden in de modder stond, zielig en alleen met alleen de dode lijken en de
regen die het gezelschap hielden. De Trojanen vonden het een overwinning
geschenk van de Grieken, dus werd het paard naar binnen gehaald. Blije soldaten
trokken het immens grote paard met touwen door de modder naar binnen, waar het
op het binnenplein werd gezet als aandenken.
Die
dag zou een dag om te feesten worden voor de Trojanen.
Die
avond werden overwinningsliederen gezongen uit ieders keel die zich Trojaans
voelde. Wijn vloeide in overvloed, en dieren werden geslacht voor het vlees.
Er
werd gefeest tot diep in de nacht, maar de soldaten hadden nog steeds hun rust
nodig ondanks deze grote overwinning.
Ze
trokken zich terug in hun huizen naar hun vrouwen en kinderen, of naar de kazerne
als ze nog dienst hadden.
Het
paard stond afgedankt op het plein. Niemand lette er meer op en het werd ook
amper verlicht.
De
weinige wachten op de muur die nu dienst hadden stonden met kruiken wijn in hun
handen te praten en te lachen. Er viel niet veel meer te zien voor hen, maar ze
hadden niet door dat diep in de nacht de Griekse troepen terug voeren naar
Trojaans grondgebied. Stilletjes kwamen de honderden boten aan land en sprongen
de soldaten zo zacht mogelijk aan land. Zo snel en stil als ze konden sprintte
ze naar de rotsen die het dichts bij de muur in de buurt zaten.
Ondertussen
in het kamp van de Trojanen gebeurde er iets met het paard. Een groep in zwart
geklede mannen klom via een touwladder uit de buik van het paard, gewapend met
zwaarden, bijlen, bogen en dolken. Niemand lette meer op het geschenk van de
Grieken, dus deze mannen vielen ook niet op evenals het gat dat ineens was
ontstaan in de buik van het paard.
De
zwarte mannen verspreidde zich over het Trojaanse kamp. Elke wacht die niet
oplette werd zijn keel door gesneden, en stierf met grote ogen van verbazing.
Een groep Griekse mannen sloop de trap van de muur op. Daar werden alle wachten
een voor een stilletjes uitgeschakeld totdat er geen wacht meer was die de
bellen kon luiden. Terwijl de regen zich mengde met het bloed op de muur, werd
de poort geopend van binnenuit. Dit was niet onopgemerkt gebleven, maar het was
al te laat.
De
opgekropte woede en adrenaline kwam in een keer los toen de soldaten door de
open poort renden. Op andere uitkijkposten werden nu wel de bellen geluid, en
de stad ontwaakte uit een roes.
Trojaanse
soldaten kwamen in trosjes uit huizen, maar werden een prooi voor hongerige
Grieken, die belust waren op Trojaans bloed. Het was onmogelijk voor de
Trojanen om nog wat uit te voeren. De sterkste verdediging die ze hadden was
uitgeschakeld: de Muur. De ongeorganiseerde bende van de Trojanen werd zo
afgeslacht . De Trojanen konden niet meer gebruiken maken van hun machtige muur
en hun boogschutters en moesten het nu 1 op 1 op de grond uitvechten.
De
Grieken waren wakker en vol adrenaline in tegenstelling tot hun tegenstanders
die met dronken koppen bang naar buiten stormden. Er was helemaal geen tactiek
voor hun voor zoiets dus ze wisten niet wat te doen. De storm maakte het er
alleen maar lastiger op.
De
inwoners van de stad werden steeds dieper de stad in gestuurd. Vrouwen met
kinderen in hun armen probeerde te ontkomen aan de Griekse moordmachines, maar
er leek niet veel hoop meer voor hun. Bange soldaten probeerden hun vrouwen te
verdedigen, maar voor ze het wisten lagen ze al op de grond, dood bloedend.
De
eerste rookpluimen stegen al omhoog van verschillende gebouwen die vlamgevat
hadden. Vuur verspreidde zich over de stad. Huis na huis werd verwoest door de
vuurmassa waartegen zelfs de regen niets kon doen.
Van
overal klonk gekrijs en geluiden van gevechten. Waar je ook naartoe rende, je
was niet veilig meer. De meeste mensen vluchtte naar de grote kerk, achter in
de stad waar ze hoopten veilig te zijn. Steeds meer vrouwen, kinderen en
gewonde mannen kwamen rennend op de kerk af.
Ook
de mensen van adel en andere belangrijke personen waren aanwezig, bang al hun
macht te verliezen.
Om
het nog erger te maken begon de grond te schudden, wat zorgde voor nog meer
onrust tussen de mensen. Verschillende gebouwen zakten in onder het geweld,
maar de gevechten gingen gewoon door.
De
Grieken trokken steeds verder op naar de stad, alles plunderend, moordend en
afbrandend wat ze maar tegen kwamen
Moeders
werden van hun kinderen afgeslingerd die huilend in hoekjes zaten, schreeuwend
om hun ouders.
Steeds
vaker en harder begon de grond te schudden en er ontstonden scheuren door de
stad. Mensen werden omver geworpen en grote gaten ontstonden in de wegen.
De
Trojanen waren ontsteld. Hoe kregen de Grieken dit nu weer voor elkaar? Er werd
bang afgevraagd of de goden zich tegen hen hadden gekeerd, maar de Grieken
dachten hetzelfde. Bang voor deze bedrijging, maar de plunderingen die ze
konden maken waren belangrijker en kreeg ook de grootste prioriteit.
Het
zou niet lang duren of de Grieken zouden ook in de buurt komen van de kerk die
nu bijna helemaal vol was met het verzamelde volk Velen zaten hier op hun
knieën, biddend naar hun goden.
De
geluiden van gevechten en stervende mensen overstemde nu het geluid van de
regen en onweer. Mensen probeerde zich te verstoppen waar ze konden maar het
mocht niet baten. Steeds dichter kwamen de Grieken bij het eind van de stad
aan. Het zou niet langer dan een paar uur duren voordat zij de stad zouden
bezitten en dan nog een paar uren totdat deze met de grond gelijk gemaakt zou
zijn.
De
priester van de kerk probeerde de mensen in rust te houden. Hij riep hen op tot
een laatste gebed. Veel mensen draaiden in hun laatst hoop naar hem toe en
begonnen mee te bidden.
In
het donker was de lucht moeilijk te zien, maar opeens opende de lucht zich. In
het zwart van de nacht ontkiemde zich een blauwe vlek die zich steeds meer
verspreidde over de hemel.
Het
begon steeds harder te waaien en het leek net of alles in de richting van de
lucht werd getrokken.
Gevechten
werden gestaakt, gebeden werden gestopt en lijken draaiden zich om in hun graf
bij wijze van.
Alles en iedereen was nu geconcentreerd op het
schouwspel in de lucht. Steeds dieper werd het blauw in het centrum van het
blauw totdat het naar beneden kwam met een grote flits. De stad schokte en
iedereen klampte zich in doodsangst aan iets vast.
Als
een pijl flitste het blauw naar beneden. Mensen werden verblind door het ineens
zo felle licht. De straal had de grond geraakt zonder ook maar iets te laten
horen. Mensen wisten niet meer wat te doen. De straal was zo breed dat niemand
wist hoeveel hij van de stad had weg gevaagd. Hij was buiten de stad terecht
gekomen en vanuit de kerk was hij duidelijk te zien. Het enige wat nog in de
weg stond waren een paar huizen en een lage muur.
De
priester nam snel het woord, en vertelde de mensen dat dit een teken was van de
goden. Zij kwamen hen redden van de toorn van de Grieken. Mensen begonnen te
rennen in de richting van de blauwe zuil met de schamele bezittingen die ze
hadden. Vanuit alle richtingen kwamen opeens mensen aangerend die zich eerst
verstopt hadden, maar nu de rest volgde in de richting van het wonder.
Ook
buiten de stad woonden er mensen, voornamelijk vrije boeren die verder niets
met Troje te maken hadden, alleen maar met hun handelden. Zij hadden de rook
vanuit de stad allang gezien en wisten dat de Grieken waren doorgebroken in de
stad. in hun hutten waren de geluiden duidelijk te horen geweest van moord en
verminking. Velen hadden al hun bezittingen op karren geladen, klaar om te
vertrekken van het land.
Toen
dit wonder zich had voorgedaan wisten ook zij niet wat te doen. Vluchten voor
de Grieken, of hopen op een wonder van de goden en kijken wat dit was. Meningen
waren verdeeld en verschillende boerengemeenschappen vertrokken in de richting
van de enorme blauwe pilaar, gefascineerd door zijn schoonheid, en andere
groepen trokken in alle haast de andere kant op dieper het land in.
De
mensen die het dichtst aan de buitenrand van de stad woonden arriveerden al aan
de rand van de blauwe pilaar, om daar te wachten op de rest en dan te zien wat
er zou gebeuren met de pilaar of met hun.
Steeds
meer mensen van binnen en buiten de stad voegden zich bij hen.
Doodsangst
groeide onder de aanwezige omdat dit wel eens hun laatste redmiddel zou kunnen
zijn.
Ondertussen
wisten de Grieken ook niet wat te doen. Ze zagen alle Trojanen vertrekken in de
richting van het net vertoonde wonder, maar ook zij moesten kiezen. Als ze
achter de Trojanen aan zouden jagen zouden ze de kans lopen te sterven door dit
gevaarte, of ze konden blijven leven, feest vieren, en er met de buit vandoor
gaan.
Voor
de Grieken werd het teken gegeven om te blijven waar ze waren en niet de
achtervolging in te zetten. Gevechten werden gestaakt en steeds meer mensen
trokken in de richting van de pilaar. Honderden stonden er al, en duizenden
kwamen er nog aan.
In
de hele omtrek van de blauwe zuil stonden nu mensen, rijen dik bang maar
verwachtingsvol te wachten.
Mensen
hielden zich aan elkaar vast omdat ze bang waren dat ze anders de dood tegemoet
zouden zien als ze door de wind meegesleurd zouden worden.
Blikken
schoten van de blauwe kolos naar de kolos en omgedraaid, maar na een paar
minuten werd het wel duidelijk dat de Grieken de achtervolging niet zouden
inzetten.
Ondertussen
was ook het leger weer een beetje georganiseerd. De koning had op tijd weten te
vluchten samen met zijn zoon, zijn vrouw en een groot deel van de raadsleden en
bedienden uit het kasteel.
Niet lang daarna toen de meeste er waren
verdween de zuil zo snel als hij was gekomen. Alles was weer donker en het
enige aandenken van dit wonder was de grote krater voor de neuzen van alle
mensen.
In
het midden van alle duisternis scheen één vlek.
Niet
duidelijk zichtbaar van zon afstand, maar men wist dat dit een geschenk van
hun goden was. Als een man renden de mensen op het ding in het midden af, alle
angst van zich afschuddend. Hoe dichterbij, hoe duidelijker het werd.
Het
leek een soort raam te zijn dat in de lucht hing. Nog dichterbij werden de
kleuren duidelijk en leek het net alsof er zich een andere wereld bevond aan de
andere kant van het raam! De dichtstbijzijnde mensen aarzelden nog even, maar
hadden geen keus omdat ze verder werden geduwd door de massa mensen, dieren en
karren.
Uiteindelijk
verdwenen de eerste mensen, gevolgd door de koning en zijn soldaten, door het
gat naar de groene velden, hopelijk een goede toekomst tegemoet.
HOOFDSTUK 3
(jaar 1206, Mongolië/China,
Azië)
vanaf
de 13e eeuw was het Mongolische rijk een van de machtigste.
In
die tijd strekte Mongolië zich uit van China tot aan Rusland. Uiteindelijk werd
het land verscheurd door onderlinge twisten.
De
machtige leider Djenghiz Khan zorgde ervoor dat het rijk weer samen werd
gebracht. Hij vormde een groot georganiseerd leger dat bestond uit voornamelijk
snelle ruiters om de rest van de wereld te veroveren.
Djenghiz
Khan, de leider der Mongolen reed op kop van zijn leger. Duizenden soldaten
trokken op in de richting van de Chinese muur. De grote Khan zou niet stoppen
voordat hij zijn voorouders had gewroken, en heel China in bezit had.
Het
had zo lang geduurd voordat hij eindelijk zon perfect leger bij elkaar had,
dat hij al oud begon te worden. De training van zijn bereden soldaten had veel
tijd in beslag genomen, maar het leverde ook wat op! In de afgelopen veldslagen
was amper een vijfde deel van zijn leger gesneuveld of gewond geraakt, terwijl
ze zeker vijf keer zoveel vijanden hadden afgemaakt.
Door
deze overwinningen was zijn leger sterk gegroeid. Nieuwe soldaten uit veroverde
gebieden die zich aansloten zodat hun leven gespaard werd, maar ook arme boeren
die niet genoeg geld hadden.
Het
Mongolische leger zorgde voor voedsel, onderdak maar ook een redelijk loon.
Bijvoorbeeld de buit van een veroverd gebied werd verdeeld over de soldaten die
hadden mee gevochten.
Als
ze een bres zouden kunnen slaan in de Chinese muur dan zou heel China voor hen
open liggen. China was zo uitgestrekt dat het voor hen lastig zou zijn om op
tijd genoeg soldaten bij een te krijgen om de Khan te stoppen.
In
de verte waren de contouren van de immens lange muur al te zien.
Soldaten
met brede houten draagbare barricades werden naar voren geroepen. Deze schilden
konden een groot deel van de pijlen tegenhouden, en zorgen dat er niet teveel
bereden boogschutters zouden sterven tijdens hun offensief.
De
bereden boogschutters scholen achter deze schilden, en achter hem kwamen de
normale boogschutters die konden schuilen achter de bepantserde paarden. Daarna
volgde er nog een grote groep soldaten met lange speren en zwaarden gevolgd
door de elite bereden soldaten bewapend met de beste wapens uit het rijk.
Djenghiz
Khan bleef ondertussen in de achterste gelederen hangen met genoeg lijfwachten
en schilden zodat hij zich kon bezig houden met het leiden van de aanval en
niet te hoeven letten op mogelijke projectielen die zijn kant op zouden kunnen
schieten.
Het
enige tegenspoed in deze kruistocht was het weer. Al dagenlang regende het aan
een stuk door met soms zelfs hagel of onweer.
De
modder had hun opmars licht vertraagd.De aankomst was een dag eerder gepland, maar door de grootte van het
leger was het lastig om snel op te trekken.
Omdat
de muur nu al in zicht was, en ze natuurlijk allang waren gespot door de
Chinezen zouden ze overdag aanvallen en niet met geheime aanvallen op de
proppen kunnen komen.
Het
was al snel duidelijk dat de Chinezen van zich af zouden bijten. Rijen dik
stonden zij al klaar op de muur om hun aanvallers het land uit te houden.
Het
was duidelijk hoorbaar dat achter en op de muur bevelen werden uitgedeeld in
een taal die voor de Mongolen onverstaanbaar was.
Met
half gesloten ogen tegen de regen stonden honderden Chinezen klaar om de Mongolen
te lijf te gaan.
De
Mongolen kwamen steeds dichter bij, maar bleven buiten schootsafstand van de
Chinese boogschutters die hun bogen al gespannen hadden.
Aan
beiden zeiden stonden de gezichten strak en gespannen, wachtend tot een sein
dat leidde tot de aanval.
Djenghiz
Khan was nog in een gesprek gewikkeld met een van zijn bevelvoerders over de
beste manier om de Chinezen te lijf te gaan.
Dit
gevecht was niet zoiets als een veldslag waarbij twee legers tegenover elkaar
stonden op open terrein. Nu was het zo dat de Chinezen een voordeel hadden met
hun muur omdat deze hoogte had wat zorgde dat de boogschutters verder en
gerichter konden schieten.
Voor
de Mongolen zou dit een lastiger gevecht dan alle anderen moeten worden, omdat
ze nu niet gebruik konden maken van hun grootste kracht, de bereden soldaten.
Een
paar dagen terug waren er verschillende constructies gemaakt door bouwkundigen
in het Mongoolse leger. Er waren ladders nodig om eigen soldaten op de muur te
krijgen, er waren draagbare schilden nodig om de boogschutters veilig te houden
en er was een ram nodig om en de muur te rammen.
Het
gesprek was klaar, en ze waren er duidelijk uit.
Djenghiz
Khan maakte een gebaar naar een soldaat in de buurt van hem. Deze stak een
blauwe vlag omhoog met daarop een boog met een pijl erdoor, wat het teken was
voor de grondboogschutters om zich paraat te maken.
Rechts
van Djenghiz stond de aanvoerder van de bereden boogschutters, klaar voor
nadere orders. Er werd even een paar woorden gesproken en toen vertrok de
aanvoerder naar zijn eenheden.
Dit
alles werd gadegeslagen door de Chinezen die net zoals de Mongolen verkleumd
tot op het bot waren. De weinige bepantsering die ze hadden bood weinig
weerstand tegen de weersomstandigheden.
Heel
langzaam kwam het leger in beweging. De schilden werden naar voren gedragen en
de boogschutters bleven veilig daar achter lopen.
Op
de muur werd het teken gegeven voor de Chinese boogschutters om pijlen op hun
bogen te leggen. Voor het eerst salvo zou een sein worden gegeven, daarna
mochten ze schieten op eigen inzicht.
In
al deze commotie vertrokken de bereden boogschutters uit de gelederen, en reden
als een man naar de zijkant waar ze een eindje verderop stil bleven staan, onbereikbaar
voor pijlen.
De
rest van het uitgespreide leger bleef op marcheren naar de muur totdat ze
binnen schootsveld kwamen. Op de muur werd het teken om te vuren. Honderden
pijlen vlogen door de regen op de aankomende Mongolen. Veel pijlen vlogen in de
modder of in de houten wallen, maar sommige schoten eroverheen en troffen een
van de Mongoolse soldaten die dan kreunend neerviel.
Na
de eerste vloed van pijlen werd het tempo opgeschroefddoor de Mongolen die nu al flink tempo
maakten. Tijdens het rennen maakten de boogschutters zich gereed om te
schieten.
De
Chinezen bleven nu pijlen schieten. Oneindig veel vielen er als dodelijke
projectielen uit de lucht, maar hier werd ook de meeste aandacht aan besteed.
Even
verderop waren de bereden boogschutters op gang gekomen, geflankeerd door
verschillende bepantserde bereden soldaten die ervoor moesten zorgen dat er
niet veel boogschutters zouden sterven.
Het
duurde niet lang of de groep had een redelijkevaart gehaald en kwam nu in de buurt van de muur.
De
Chinezen werden uit hun concentratie gehaald, en werden afgeleid door de
aanstormende paarden, maar voordat ze iets konden doen was het al te laat. Tientallen
boogpezen werden losgelaten en de pijlen schoten richting hun doel. Op
hetzelfde moment werden de houten palissades omlaag gehaald zodat de
boogschutters erachter ook hun pijlen konden afschieten.
Voordat
de Chinezen iets konden ondernemen lagen er tientallen doden en gewonden.
Voordat
ze herstelt waren, kwamen de bereden boogschutters alweer langs gestoven met
een verwoestende pijlen regen als gevolg, gevolgd door een salvo van de
boogschutters op de grond.
De
afstand tussen deze en de muur was sterk geslonken en het zou niet lang meer
duren of de soldaten zouden de trappen bestormen om op de muur te komen.
De
Chinezen hadden zich al redelijk hersteld en begonnen weer terug te vuren, een
oogje houdend op de steeds terug kerende paarden. Boven op de rand van de muur
werden schilden omhoog gehouden door anderen soldaten zodat de boogschutters
werden beschermd maar nog wel door de spleten konden schieten.
Aan
beiden kanten waren er nu slachtoffers gevallen die werden weg gedragen naar
veilig terrein.
Na
nog een paar salvos werden onopvallend meerdere ladders van achteruit naar
voren gehaald. Toen ze op nog maar een paar voet waren genaderd werden de
ladders tegelijk tegen de muur aan geplaatst. De Chinezen moesten zich nu
concentreren op de boogschutters, maar ze moesten zich nu ook bekommeren om de
ladders.
Een
aantal werden op tijd terug geduwd, maar lang niet allemaal. Voor dat ze het
wisten sprongen de eerst Mongolen over de rand en begonnen in te hakken op de
Chinese gelederen. Ledematen werden afgehakt en bloed mengde zich met de regen.
Er
verschenen verschillende open plekken op de muur zodat er steeds meer Mongolen
de muur op konden klimmen.
Nog
steeds werden er van beneden pijlen geschoten door de schutters te voet en de
schutters te paard die nu halt hadden gehouden in de buurt van de rest van de
troepen, constant pijlen afvurend.
De
Chinezen wisten nog redelijk stand te houden tegen de goed getrainde veteranen
uit het Mongoolse leger.
Hetgevecht was nu verspreid over een grootte
breedte omdat de muur niet al te breed was wat zorgde voor vreemde vecht
situaties met weinig ruimte om uit te halen.
Na
bijna een half uur vechten konden de boogschutters aan beiden kanten niets meer
uitvoeren omdat alles door elkaar stond en ze bang waren eigen mannen te raken.
Ondertussen
stond Djenghiz Khan het gevecht vanaf een afstandje gade te slaan met een sluwe
trek om zijn lippen. Het was duidelijk dat zij aan de winnende hand zaten.
De
Chinezen waren zeker met twee keer zo weinig geweest, maar door de muur had dat
niet zo veel moeten uitmaken. Maar nu de Mongolen zulke effectieve strategieën
hadden gebruikt werd het voor de Chinezen knap lastig.
Het
was duidelijk te zien dat de meeste doden aan de verdediging zijn kant vielen,
wat zorgde voor bezorgde blikken bij de bevelvoerders die stug doorvochten.
Doden
vielen nu bijna in trosjes en er waren niet meer genoeg beschikbare mannen om
ze weg te slepen dus bleven ze liggen waar ze lagen. De stenen ondergrond was
ijsglad geworden door al het bloed, regen en hagel dat nu was samen gedropen
als een vieze smurrie.
De
Chinezen waren nu zo ver terug geslagen dat ook alle soldaten van de Mongolen
ook op de muur terecht konden.
na
zeker een uur vechten was er nog maar een linie Chinezen over die vochten voor
hun levens achter een barricade van gewonden en lijken. Maar in tegendeel tot
de Chinezen waren de Mongolen nog met een zeer groot aantal, en het was
onvermijdelijk voor de Chinese soldaten dat ze de slag om de muur zouden
verliezen.
Het
duurde ook niet lang voordat het sombere teken werd gegeven voor de Chinezen om
terug te trekken naar de paarden die aan de andere kant stonden.
Terwijl
de laatste mannen hun gevecht uit vochten, en misschien wel hun leven gaven
rende de rest glibberend naar het trappenhuis, achtervolgd door een groep
gefrustreerde Mongolen.
Als
bange hazen verdwenen de laatste Chinezen door het trappengat waarnaar een
stenen deksel van binnenuit werd dichtgegooid en vastgezet.
Ondertussen
waren er boogschutters van beneden naar boven geklommen en stonden nu aan de
randen en op de torens te wachten tot de vijand weer in zicht kwam.
Het
duurde niet lang of hoef getrappel werd hoorbaar en het duurde maar een paar
tellen voordat een opgejaagde groep Chinezen op paarden zichtbaar werden.
Aan
beiden kanten werden bogen gespannen voor de laatste maal. Er waren bijna geen
Chinese boogschutters over, maar ze wisten dat er nog iets aan stond te komen
en ze hadden ook geen keus! Ze moesten dit pad volgen.