Inhoud blog
  • Beatlejaren 2
  • Beatlejaren 1
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    strootje
    overpeinzingen, herinneringen en euh.. andere feitjes
    27-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beatlejaren 2
    Bericht aan de argeloze lezer die toevallig op deze blog beland is: dit is werk in progress. Het eerste deel van deze fictieve jeugdherineringen vindt u hieronder in 'Beatlejaren 1'. Fictief inderdaad, want elke vergelijking met bestaande personen is louter toeval. Veel leesplezier!

    23.

    Op de schoorsteenmantel stonden twee mahoniehouten figuurtjes. Moeder had ze gekregen van haar broer die in 1960, na de onafhankelijkheid, naar Congo getrokken was. Nonkel Robert werkte in Stanleystad en kwam twee keer per jaar naar België. Bij elk bezoek bracht hij een souvenir mee.

    Het Afrikaanse koppel had meteen een ereplaats in de zitkamer gekregen. De tengere, kormgetrokken vrouw hield haar handen zedig over haar schoot. Haar enorme borsten ontlokten vader geregeld de opmerking dat je er iemand zijn ogen mee kon uitsteken. Het bejaarde zwarte mannetje had spillebenen en steunde op een lange stok.

    Toen jonge broer en ik elkaar plagend heen en weer duwden, stootten we het wankele figuurtje van de schouw. We hoorden een droge knak en vreesden het ergste, maar de schade viel mee. Alleen de staf was gebroken. Sinds dan stond de grijsaard dreigend met een knots te zwaaien.

    Ook zijn zwarte broeders in Congo roerden zich. In 1964 braken zowat overal in onze vroegere kolonie rellen uit. Toen bekend werd dat de opstandelingen Stanleystad hadden veroverd en honderden westerlingen gegijzeld hielden, bleef moeder de hele dag naar de radio luisteren. Ze wou geen minuut van het gesproken nieuws missen. Het bericht dat Belgische paracommando's de stad bevijd hadden luchtte haar niet op, omdat er grote onzekerheid heerste over het lot van de gijzelaars. De rebellen hadden immers heel wat blanken neergeschoten.

    Pas toen tante Leen langskwam met de bevrijdende melding dat nonkel veilig en wel was, zagen we hoe één enkele traan met een kleine kronkel over haar wang rolde.

    Enkele dagen later kwam nonkel Robert op bezoek.
    "Je weet dat ik van geen kleintje vervaard ben, maar nu heb ik toch echt schrik gehad. Op mijn hotelkamer moest ik heel de tijd op de grond liggen, want de kogels en de bommen vlogen het ene raam in en het andere weer uit." Ik hing aan zijn lippen, maar vader grinnikte schamper. Toen moeder hem een verwijtende blik toewierp, vroeg hij of nonkel Robert nog een Ekla wou. Een pintje, dat sloeg hij niet af.
    De rebellen hadden op een bepaald moment alle blanken uit het hotel gedreven. Ze dwongen de gijzelaars in het midden van de straat te zitten. Uren moesten ze met de handen op hun hoofd in de loodzware hitte zitten. Niemand durfde een woord te zeggen, want de opstandelingen waren erg nerveus. "Die gasten waren niet normaal meer," zei nonkel. "Precies alsof ze iets geslikt hadden." Hij zuchtte. "En dan, zomaar ineens, begonnen ze wild heen en weer te schieten. 'k Dacht dat mijn uur gekomen was, jong. Overal hoorde je geschreeuw en gehuil. En dan stoven ze uit elkaar. Alsof de duivel ze op de hielen zat. Maar het waren onze para's die pas geland waren. Onze redders."

    Hij schraapte zijn keel.
    "Nog een Ekla, Robert?"
    "Met plezier. Weet je, als je zo dicht bij je einde bent geweest, begin je pas echt die dingen te appreciëren."
    "Da's zeker," zei moeder, en in de keuken gaf ze me wat geld om bij de kruidenier nog enkele flesjes te halen.

                                                
    24.

    Frank woonde aan de overkant van de straat. Hij was een stuk groter dan ik. Potiger ook dan de andere jongens van de klas, en ik was blij dat hij zo een beetje mijn engelbewaarder was. Zeker als ik met hem door de Stationsstraat reed, voelde ik me een stuk veiliger dan wanneer ik in mijn eentje door het territorium van de bende van Cartouche moest. Ooit hadden de kinderen van schrijnwerker Cardoens me van mijn fiets gesleurd en tegen een gevel gedrumd. Hoewel het bij wat trekken en duwen bleef, maakte ik toch liever een omweg als ik naar het voetbalveld reed. Ik was zeker geen getalenteerd dribbelaar en een goaltjesdief al evenmin. Toen ik de bal weer eens hopeloos hoog over het doel had getrapt, riep Frank kwaad dat ik Cardoens dringend moest vragen om mijn voet in zijn bankschroef recht te trekken.

    Elke avond trokken we naar de bouwwerven kort bij de spoorwegbrug. Ondanks bordjes 'Verboden op de werken te komen' klommen we in 'de nieuwe wijk' over bergen zand en stenen, verkenden de vochtige kelders of kropen via ladders en stellingen naar het dak. Terwijl we ons vastklampten aan het houten gebinte, keken we naar de dorpskom beneden in het dal en probeerden de spelers op het voetbalterrein te herkennen.

    Voor we naar het sportveld reden, zochten we wat rondslingerende bierflesjes bij elkaar en trokken er mee naar de kruidenier. Met het statiegeld kochten we spekken, zuurtjes of kousenbanden.

    "Zijn die flesjes wel van jullie?" vroeg Jef van Mie Pap. We knikten. Echt overtuigd leek hij niet. "Ik hoop het voor jullie, want de mannen van de bouw hebben er zich over beklaagd dat hun leeggoed altijd verdwijnt. Ze kunnen er niet mee lachen!"

    De volgende dag zaten we opnieuw in de kelder van een huis dat nog rook naar het beton van de funderingen. Plots hoorden we gestommel. We verstarden en keken elkaar verschrikt aan. Een struise man kwam de trap af. Ook hij schrok toen hij ons zag en bleef even staan. Daardoor hadden we net de tijd om door het keldergat te kruipen. Toch kon hij Frank zijn been pakken. Die stampte zo wild met zijn vrije voet tegen de schouder van zijn belager dat die even zijn greep loste en enkel Franks turnpantoffel los kon trekken.

    "Verdomme, hoe moet ik dat thuis uitleggen?" hijgde hij, toen we ons verstopt hadden tussen de varens en het hoge gras van de spoorwegberm. Ik wist het ook niet.

    We zijn in elk geval niet teruggegaan om de pantoffel te zoeken.

             
    25.

    We woonden in de Beukenlaan. Een vrij protserige naam, waarschijnlijk bedacht door iemand met grootse, onrealistische plannen, want eigenlijk was het een smalle straat met vooral arbeiderswoningen die uitliep op een bosje. Tussen de bomen kronkelde een hobbelig pad. Boeren, die het blad van hun schop of de tanden van hun hooivork in een jutezak gewikkeld hadden, reden er langs om naar hun akker te gaan. Als het hard geregend had, bleven hun wielen in de modder steken en moesten ze hun fiets op de schouder nemen.

    Er was weinig verkeer en we konden dus naar hartenlust voetballen. Met een steen trokken we strepen op de kasseien om het terrein en het doelgebied af te bakenen, en de goal vormden we met jassen of truien. De hoogte van het doel bestond alleen in onze fantasie en dat van de tegenstrever leek altijd groter, wat dikwijls tot heftige discussies leidde. Was de bal nu in de winkelhaak gegaan, had hij de deklat getroffen of was hij net over gevlogen?

    We hadden trouwens aangepaste spelregels. Zo had de ploeg die drie hoekschoppen afdwong recht op een penalty. We speelden ook met een vliegende keeper die mee naar voren stormde als we in de aanval waren. Bij een tegenoffensief holde hij weer naar zijn eigen doelgebied, maar tegen een goed gericht afstandsschot was hij meestal kansloos.

    Ik was vrij snel, maar een tegenstrever dribbelen ging minder goed. Eigenlijk had ik gewoon te weinig techniek, en dat bleef niet zonder gevolgen. Toen ik een lel tegen het leer wou geven, bleef de tip van mijn schoen in het rooster van de riolering steken. Ik verloor mijn evenwicht en smakte tegen de grond. De pijn schoot door heel mijn lichaam. Mijn dij was geschaafd en ik kon amper mijn linkerarm bewegen. Frank keurde de schade en zei zelfverzekerd: "Gebroken, jong. Dat zie je zo."

    Ook moeder vreesde het ergste, en nog geen kwartier later namen we de bus naar het ziekenhuis. De dokter die me onderzocht kreeg een diepe rimpel in zijn voorhoofd. "Ziet er niet goed uit," vond hij. "Misschien is de elleboog geraakt en moeten we opereren."

    Gelukkig toonde de radiografie dat het een gewone breuk was en een uurtje later mocht ik weer naar huis met een zwaar gipsverband.

    Toen vader 's avonds thuiskwam, toonde ik hem met een schaapachtige glimlach mijn hagelwitte arm. Hij verstarde. "Jij vindt dat blijkbaar nog plezant," bulderde hij. "Hoe dikwijls moet ik nog herhalen dat je veel te wild bent. Maar ik kan natuurlijk net zo goed tegen de muur praten." Voor de tweede keer die dag schoot de pijn door al mijn vezels.

    Wat later vroeg hij: "Doet het nog pijn?"
    "Dat valt wel mee," antwoordde ik grootmoedig.

    Een gebroken arm had nogal wat voordelen. Thuis werd ik een tijdje ontzien. Ik hoefde niet in de tuin te werken en zag met enig leedvermaak hoe jonge broer onkruid moest wieden en andere vervelende klusjes opknapte. Ook op school mocht ik vanop de bank toekijken hoe mijn vrienden aan het sportraam hingen te kreunen.

    Tijdens de speeltijd vond ik het gipsen harnas minder leuk, want dan stond ik lusteloos aan de kant, terwijl de rest van de klas voetbalde.

    Ook op de stampvolle bus zorgde het gips voor problemen. Zodra ik een klein territorium tussen de wriemelende lichamen had veroverd, liet ik mijn boekentas op de grond vallen en greep met mijn vrije hand naar enig houvast. Soms gleed mijn jas, die los over het gips lag, van mijn schouder. Ze hing dan als een vlag halfstok over mijn rug en het kostte heel wat moeite om ze weer op haar plaats te krijgen.

    Plots voelde ik hoe iemand de jas over mijn schouder legde. Toen ik me omdraaide, keek ik in de donkerbruine ogen van een meisje dat ik al enkele keren gezien had zonder haar echt op te merken. Ik mompelde een dankjewel en keek meteen weer weg, want ik voelde het bloed naar mijn hoofd stijgen. Haar vriendinnen begonnen te giechelen, zodat ik strak voor me uit bleef staren. Pas toen het kirrende gezelschap van de bus stapte, draaide ik me voorzichtig om, net op het ogenblik dat ook zij even omkeek. Ze glimlachte fijntjes. Ik bloosde opnieuw.

    "Hé mannen, Roel is verliefd," schertste Frank.
    "Je bent gek," riep ik terug, maar 's avond in bed moest ik toch voortudrend aan die grote kastanjebruine ogen denken.


    26.

    Zes weken na mijn ongelukkige val mocht het gips weer van mijn arm. Toen we uit het ziekenhuis kwamen, had moeder een verrassing voor mij. "We gaan bij Novelty een lange broek kopen."

    Mijn eerste lange broek! Een belangrijk moment in het leven van een jongen. Wie zijn kuiten mocht bedekken was niet langer een kind. Ik voelde me de koning te rijk, want ik had zelf de lichtglanzende bruine stof met discreet visgraatmotief mogen kiezen.

    De volgende dag kon ik op de speelplaats eindelijk weer voetballen. Veel tactiek of overleg kwam er niet bij te pas, want meestal stormden we allemaal tegelijk naar de bal. Er werd geduwd en getrokken en tijdens zo'n geharrewar viel ik nogal ongelukkig tegen de grond.

    Mijn arm, dacht ik paniekerig, hoewel ik vooral in mijn knie een brandende pijn voelde. Toen ik opstond, zag ik dat er een gat zo groot als een vijffrankstuk in mijn broek zat. De wereld stortte in elkaar.

    Moeder merkte meteen mijn ontreddering en de uitbrander die ik verwacht had kwam er niet. Ze nam haar naaimandje en begon de broek te verstellen. Jammer genoeg had het garen dat ze gebruikte niet helemaal dezelfde kleur als de gehavende stof, zodat de schade toch niet helemaal gecamoufleerd was. Daardoor voelde ik lang nadat de schaafwonde genezen was nog altijd een schrijnende pijn in mijn knie.

    Woensdagmiddag speelden we geregeld voetbal tegen andere scholen. Meestal ging ik mee als twaalfde of dertiende man en beperkte mijn sportieve prestatie zich tot het schrijven van een verslag voor de schoolkrant onder het pseudoniem Pol Jasmijn. Een ironische verwijzing naar Paul Jacqmijns die elke zondag op Brussel Vlaams het sportprogramma presenteerde.

    Terwijl mijn vrienden de eer van de school hoog probeerden te houden, stond ik dus aan de kant. Week na week hoopte ik dat iemand gekwetst zou raken, zodat ik zijn plaats kon innemen, maar als dan toch een speler uitviel, werd meestal de andere reservist het veld ingestuurd.

    Toen een griepepidemie zowat een derde van de schoolbevolking en dus ook enkele voetballers had geveld, kreeg ik mijn grote kans. Tegen de plaatselijke technische school nog wel. De match van het jaar!

    Trots als een kleuter die een ballon heeft gekregen stapte ik het terrein op. Mijn splinternieuwe schoenen knelden een beetje, maar dat zou wel over gaan als we aan het spelen waren.

    Tijdens de opwarming, enkele minuten voor de aftrap, riep Frank: "Hé mannen, kijk wie we daar hebben: Johnny!"

    Johnny was de sterspeler van de ploeg. "Blij dat je genezen bent," zei Tarzan, de gymnastiekleraar. "Trek maar snel een truitje aan. We zullen je nodig hebben."

    Het probleem was dat de man die de ploeg recht moest houden geen voetbalschoenen bij had. Maar daar wist Tarzan raad op. "Roel, jij hebt toch een 40 hé. Geef jij dan je schoenen aan Johnny. Je vindt het toch niet erg?"

    "Neen, natuurlijk niet." Wat kon ik anders zeggen? Met de dood in het hart knoopte ik mijn veters los.

    "Knappe schoenen," vond Johnny, "maar je hebt ze nog niet veel gedragen, zie ik."

    Hij maakte een doelpunt en we wonnen met 3-2. Een magere troost!

     
    27.

    Aan de bushalte zag ik geregeld het meisje met de grote, donkerbruine ogen. Af en toe ontmoetten onze blikken elkaar en speelde er een flauw glimlachje om haar lippen.

    "Ze heet Danielle," zei Frank.
    "Wie?"
    "Ach kom. Iedereen ziet dat je gek op haar bent. Je ogen rollen bijna uit hun kassen."
    "Doe niet belachelijk."
    "Zoals je wil. Maar als ik jou was, schreef ik haar een briefje om een afspraak te maken. Ze wacht gewoon op een teken van je. Dat zie je zo."

    Een briefje schrijven was gemakkelijker gezegd dat gedaan. Enkele dagen eerder hadden we tijdens de les Nederlands de passage besproken uit Tsjip/De leeuwentemmer, waarin de grootvader nadenkt over een brief naar zijn gewezen schoonzoon. Ik wist dus dat het heel belangrijk was de juiste toon te vinden.

    Hoe begon je er aan? Haar gewoon aanspreken met "Danielle" klonk hard en koud. "Liefste Danielle" was dan weer te voortvarend, en "Beste Danielle" suggereerde dat ik alleen maar vriendschap zocht. Dan maar geen aanspreking!

    Hoe moest het verder? "Elke dag zie ik je aan het station." Dat wist ze natuurlijk ook en bovendien klonk het allesbehalve romantisch. Als ik je zie, gaat mijn hart sneller kloppen" leek belachelijk. Gewoon "Ik hou van jou" was dan weer te stijf, terwijl "Ik zie je graag" kinderachtig klonk. De Engelsen hadden het een stuk makkelijker. "I love you" gaf precies weer wat je voelde, kort en goed. Maar het was toch al te belachelijk Engels te gebruiken. Geen liefdesverklaring dus!

    Na lang piekeren, schrappen en scheuren was mijn briefje klaar.

    "Woensdagmiddag ga ik naar Cinema Rex. Ik zou het tof vinden als je ook kwam.
    Roel".

    De Mazout drukte ons altijd op het hart dat kwaliteit belangrijker was dan kwantiteit. Qua lengte zat het in elk geval goed.


    28.

    Omdat Frank me aangepord had Danielle een briefje te schrijven, lag het voor de hand dat hij haar de boodschap zou geven.

    Aan de bushalte zag ik hoe hij naar de overkant van de straat stapte en haar het papiertje toestopte. Ze riep er onmiddellijk haar vriendinnen bij die giechelend het briefje lazen. Toen Frank naar mij wees, keken ze bijna synchroon mijn richting uit. Mijn maag kromp samen en ik draaide me om.

    "'t Is in orde," zei Frank. "Ze komt."

    Zo, dat ging vlot. Niks aan eigenlijk!

    Toen Frank en ik in Cinema Rex aankwamen, stond Danielle met een vriendin naar de foto's in de hall te kijken. In de half verduisterde zaal zette ze zich tussen Frank en mij. Terwijl mijn vriend grapjes maakte met het andere meisje, bleef ik strak voor me uitkijken, verlamd door de spanning. Ook Danielle zei geen woord.

    Pas toen het helemaal donker was, durfde ik af en toe opzij te kijken. Ik vermande mij en legde voorzichtig mijn hand op haar arm. Schichtig trok ze hem weg, alsof ze een elektrische schok gekregen had. Die bruuske reactie gaf mijn toch al zo broze zelfvertrouwen een flinke deuk.

    Pas tegen het einde van het voorprogramma liet ik me een beetje opzij zakken. Toen ik bijna helemaal slagzij maakte en nog niks voelde, merkte ik dat ze met haar hoofd op de schouder van Frank lag.

    Nog voor de lichten aanflitsten, stond ik op om een plaats op het balkon te zoeken. Toen de film gedaan was, liep ik vlug naar buiten, want ik had geen zin om het kersverse koppel tegen het lijf te lopen.

    Hoewel ik dacht dat hij mij zou mijden, kwam Frank de volgende dag meteen naast mij staan aan de bushalte.
    "Sorry voor gisteren," zei hij, "maar zij bleef aandringen. Wat kon ik anders doen?"
    Ik haalde mijn schouders op. "Geeft niet," mompelde ik. Ik klonk even geloofwaardig als een pastoor die vanop de kansel zijn parochianen aanspoort om elke zondag naar de hoeren te gaan.

    Heel even had ik overwogen de banden van zijn fiets plat te zetten, maar die gedachte liet ik vlug varen. Zoiets doe je een vriend toch niet aan!


    28.

    Met Pasen was het kermis in het dorp. Een week lang liepen we tussen de friet- en schietkramen, het spookkot en de paarden- en kindermolens. De populairste attracties waren natuurlijk de rups en de botsauto's. Terwijl andere molens rondjes draaiden op de tonen van orgelmuziek en Duitse of Vlaamse schlagers, stond bij de botsauto's een echte juke-box. De bekende hits loeiden uit de luidsprekers. Het lawaai schrok oudere mensen af. Hoofdschuddend haastten ze zich verder naar iets rustiger plekken.

    Met die luide muziek bakenden we ons terrein af, want pottenkijkers konden we missen als steenpuisten. Tussen de zeilen met portretten van Johnny Halliday, Françoise Hardy, Elvis Presley, Cliff Richard, Helen Shapiro en The Beatles werden immers vernuftige verleidingstactieken ontwikkeld.

    Frank legde haarfijn uit hoe ik te werk moest gaan. "Voor je in de auto stapt, viseer je zorgvuldig het meisje dat je wilt inpalmen. Alles aan je houding moet er op wijzen dat je haar - en niemand anders - hebt gekozen. Je moet er dus voor zorgen dat je alleen haar wagentje ramt en andere aanstormende karren zoveel mogelijk ontwijkt. Ze moet meteen beseffen dat zij de prooi is en dat je niet zult rusten voor ze zich overgeeft. Pas op: in het begin zal ze de schokken proberen te ontwijken, maar gaandeweg zal ze zich makkelijker klem laten rijden. Dat hoort bij het spel. Nog één goede raad: als je na enkele ritten ondervindt dat ze je blijft mijden, kijk je beter uit naar een ander slachtoffer."

    Bij Frank lukte dat kat- en muisspelletje wonderwel. Met zijn James Dean-achtige uistraling hoefde hij zelfs geen moeite te doen, want heel wat meisjes draaiden de rollen om en maakten jacht op hem.

    Eén keer had ik ook beet. Jammer genoeg werd ik achtervolgd door Godelief, het lelijke eendje dat nooit een ranke zwaan zou worden. Zoveel was duidelijk! Maar als ze haar zinnen op jou gezet had, ging je beter naar huis, want haar doorzettingsvermogen was alom bekend. Haar aanpassingsvermogen ook. Nog voor ik de hoek van de straat om was, had ze al een ander doelwit gekozen.


    29.

    "Neen, geen sprake van. Je blijft thuis. Punt gedaan!"

    Elke zaterdag was het ruzie omdat ik wou uitgaan. Vader en moeder vonden dat de plaats van een scholier niet in een balzaal was. Ze vreesden dat het dansvirus mijn resultaten zou aantasten. Verwijzen naar vrienden die wel zaterdagavondpermissie kregen was geen goed argument. De prestaties van Frank en Wim maakten immers weinig indruk, en toen de twee fuifnummers een herexamen hadden, speelde dat zelfs in de kaart van mijn ouders.

    "Zo zie je wat er van komt als je met teveel andere dingen bezig bent!"

    De belofte dat ik hun slechte voorbeeld niet zou volgen viel in dovemansoren.

    Alleen jonge broer genoot van het rumoerige weekeindritueel. Met nauwelijks verholen leedvermaak zag hij hoe ik het onderspit moest delven. Toen hij er een heimelijke opmerking over maakte, gaf ik hem een slag om zijn oren. Huilend liep hij naar vader die me naar mijn kamer stuurde met de boodschap dat ik me niet op anderen moest afreageren als ik mijn zin niet kreeg. Zo miste ik zelfs mijn wekelijkse afspraak met Mannix.

    Met Pasen was er in de twee plaatselijke zalen drie dagen na elkaar een bal. Ik beslootopnieuw mijn kans te wagen en gooide meteen mijn troeven op tafel. Waarom zouden ze mij niet laten gaan? Het was vakantie en ik kon dus rustig recupereren van de inspanningen.

    Vader zuchtte diep en keek naar moeder die even met de ogen knipperde. "Goed," zei hij, "maar dan wel op één voorwaarde. Om twaalf uur thuis. En geen minuut later! Anders wordt dit je eerste, maar meteen ook je laatste bal."

    Meer hoefde ik niet te weten, en ik haastte me naar de badkamer. Hoe minder hij mij zag, hoe kleiner de kans dat hij zich zou bedenken, want net zoals ik besefte hij dat zijn toegeving de deur had opengezet voor andere uitstappen.

    Ik wou niks aan het toeval overlaten. Tegen mijn gewoonte in maakte ik overdadig gebruik van zeep en shampoo. Terwijl ik in de spiegel naar ontluikend dons op mijn bovenlip speurde, haalde ik de kam door mijn haar. Tevergeefs probeerde ik de weerbarstige pieken plat te krijgen. Ik vervloekte ook de puistjes op mijn voorhoofd. "Dat is 't venijn dat uitkomt," zei moeder half lachend. Er was in elk geval geen kruid tegen gewassen en ik kon de pukkels amper camoufleren met een dikke laag Cléracyl die als een tweede geelbruine huid op mijn gezicht kleefde. Om de schoonmaakbeurt af te ronden, wreef ik driftig met het flesje deodorans onder mijn oksels.

    Dan haalde ik het plastic van mijn nieuwe hemd en trok er de kopspeldjes uit. Omdat het vol hoekige plooien zat, besloot ik mijn jas de hele avond aan te houden. Moeder had die zelf gemaakt. Het patroon kwam uit een oud nummer van Het rijk der vrouw. Hoewel de mode van de kraagloze Beatlejasjes bijna voorbij was, had ze er toch een stijlvol geheel van gemaakt. De boorden waren afgezet met leer dat dezelfde kleur had als het fijne dasje dat ik met de grootste moeite geknoopt kreeg.

    Plots realiseerde ik mij dat ik mijn tanden nog moest poetsen. "Zie maar dat je geen stinkende adem hebt," had Frank gewaarschuwd. "want dan mag je het vergeten bij de grieten. Dus zeker geen salami met look eten."

    Terwijl ik de tandpasta op de borstel streek, bonsde vader op de deur. "Zeg, hoe lang gaat dat nog duren? Blijf je daar kamperen misschien?"
    Toen ik wou antwoorden, viel de witte kledder van de borstel, recht op mijn nieuwe broek. Zacht vloekend probeerde ik de vlek met een washandje te verwijderen, maar het maakte de zaken alleen maar erger. De veeg zat op een vervelende plek, en Frank zou er zeker schampere opmerkingen over maken. Dat hij dat deed als er andere jongens bij stonden, vond ik nog niet zo erg, maar stel je voor dat ook meisjes hem konden horen! Ik vond het een vreselijke gedachte dat ze de hele avond grinnikend naar mijn onderbuik zouden staren. Gelukkig was mijn jas lang genoeg om de grauwe plek te bedekken. Met een beetje geluk zou zelfs niemand iets merken als ik ze niet los knoopte!


    30.

    In het Gildenhuis stonden The Comets op de affiche. Het orkest met vooral leden van de plaatselijke fanfare speelde hoofdzakelijk walsen, tango's en schlagers. De weinige popdeuntjes die ze ingestudeerd hadden, zoals 'The House Of the Rising Sun' en 'Wooly Bully' werden vakkundig onherkenbaar gemaakt door de kale accordeonist die met een aandoenlijke ijver de oorspronkelijke orgelpartijen naspeelde.

    Geen wonder dus dat de jeugd vooral naar Zaal Nova trok. Daar stonden immers gitaargroepen op het podium. The Starlights, The Firebirds en The Hound Dogs hadden zich gespecialiseerd in recente hits, maar ook instrumentals van The Shadows waren nog erg populair. Hoogtepunt van de avond was dikwijls een versie van hun 'Little B'. De drummer mepte zich door de eindeloze solo die hij zo precies mogelijk kopieerde, wat hem een oorverdovend applaus opleverde.

    In het begin voelde ik me nog wat onwennig in de bomvolle zaal. Ik stelde me op aan de zijkant van de dansvloer. Soms vormden de jongens en de meisjes twee rijen en wriemelden ze met houterig ingestudeerde passen door elkaar. Gelijktijdig klopten ze in hun handen, draaiden om hun as en hervatten heupwiegend de beweging in de andere richting. Na een tijdje schoof ik ook in de mechanisch bewegende rij. Ik probeerde de jongen voor mij te imiteren, maar echt vlot ging het niet. Achter mij begon iemand te giechelen en de meewarige blik van Frank maakte meteen duidelijk dat ik niet in de wieg gelegd was voor groepsdansen.

    Individuele inspanningen bevielen me meer. Zodra ik de beginakkorrden van 'Satisfaction' hoorde, stormde ik de dansvloer op om te jerken. Tijdens het refrein schreeuwde ik me schor. Ook 'Glad All Over' en 'Gloria' werden door de hele zaal meegebruld. De houten vloer daverde.

    Over de kusjesdans had ik gemengde gevoelens. Rondhossen in een dronken kring op de tonen van hoempa-deuntjes vond ik eigenlijk belachelijk. Aan de andere kant was dat ritueel wel een graadmeter voor je populariteit. Frank b.v. werd door zowat elk meisje uit de kronkelende polonaise gepikt. Ik moest langer wachten.

    Toch rukte plots iemand wild aan mijn arm en voor ik goed en wel besefte wat er gebeurde perste Godelief haar lippen op mijn mond. Ik duwde haar weg. Dat nu net de schrik van alle jongens de enige was die haar oog op mij liet vallen vond ik vernederend. Godelief was al even geschokt door mijn brutale afwijzing en siste iets onverstaanbaars. Frank grinnikte: "Fantastisch, jong. Op je eerste bal meteen een schot in de roos!"

    Na de kusjesdans volgde altijd een slow. Elke jongen ging op zoek naar een vrijstaande partner, maar er waren natuurlijk nooit genoeg meisjes. Zielenpoten die net iets te laat waren met hun uitnodiging, keken verongelijkt naar de knuffelende paartjes. Toch zag je ook heel wat lusteloos voortschuifelende koppels. Niet elk meisje was immers opgezet met haar partner.

    Zelf nam ik een afwachtende houding aan. Ik wou eerst kijken hoe de anderen het deden, en pas dan mijn slag slaan. Er kwamen nog genoeg slows!

    Toen het orkest 'Unchained Melody' inzette, besloot ik mijn kans te wagen. Ik haastte me naar het meisje dat ik al de hele avond met mijn ogen gevolgd had. "Dansen?" vroeg ik op zo neutraal mogelijke toon. Er bestonden snediger inleidingen, maar ze stemde toe, zij het zonder veel enthousiasme.

    Ik liet mijn linkerhand op haar heup rusten en drukte mijn rechter tussen haar schouderbladen, zoals ik het andere jongens had zien doen. Mijn partner legde haar handen op mijn bovenarm. Een slecht teken, want zo kon ze me makkelijk wegduwen als ik te opdringerig werd.

    Van Frank had ik geleerd dat je meteen de conversatie op gang moest brengen om de aandacht af te leiden van je onrustige vingers. Spijtig genoeg had hij er niet aan toegevoegd wat ik moest zeggen. Ik vermoedde dat ik best eerst kon vragen hoe ze heette. Mia. Ik had heimelijk gehoopt dat ze naar mijn naam zou informeren, maar dat deed ze dus niet. Toch gaf ik de moed niet op en in een plotse aanval van originaliteit zei ik: "Veel volk hé!" Ze knikte en keek verveeld de andere kant op. Frank, die een knap blond wicht in een innige omstrengeling hield, knipoogde en gaf een bemoedigend knikje.

    Als woorden niet helpen, moet je overgaan tot daden, had hij gezegd. Daarom drukte ik mijn onderlijf zo dicht mogelijk tegen haar bekken, terwijl mijn rechthand almaar verder naar haar nek gleed. Ze reageerde nauwelijks. Ik probeerde mijn hoofd tegen haar wang te leggen, maar ze bleef koppig wegkijken. Een blok gewapend beton. Net toen ik een nieuwe aanval wou inzetten, stopte de muziek.

    "Bedankt," fluisterde ik. Ze glimlachte flauw en stapte naar haar vriendinnen die druk begonnen te praten en af en toe grinnikend omkeken.

    Vol ongeduld wachtte ik op een nieuwe slow, maar toen The Firebirds 'My Girl' aankondigden, zag ik dat het tien voor twaalf was. Omdat vader ermee gedreigd had dat het mijn eerste, maar meteen ook mijn laatste bal zou worden als ik niet om middernacht thuis was, spoedde ik me naar de uitgang.

    Ik keek nog even om en zag hoe Mia ongeïnteresseerd over de schouder blikte van een magere jongen die met onhandig scharrelende vingers haar rug verkende. Misschien was het ook zijn eerste bal!


    31.

    "En wat wil jij later worden, jongen," vroeg nonkel Leo toen ik zo'n jaar of tien was.
    Ik moest er niet lang over nadenken, want ik had pas Mannen op de maan van Kuifje gelezen.
    "Ruimtevaarder," zei ik vol overtuiging.
    Nonkel begon te lachen. "Nog zo een, en 't is Pasen!"
    "Ik vraag me af wat jij daar zo belachelijk aan vindt," snauwde tante Leen. "Jij wou toch ook burgemeester worden."
    Nonkel keek alsof ze hem een trap in zijn weke delen gegeven had. Het was dan ook een delicaat onderwerp. Enkele jaren eerder had hij op de lijst Gemeentebelangen gestaan, maar hij had slechts 17 voorkeurstemmen achter zijn naam gekregen.
    "Trouwens," voegde tante eraan toe, "de wereld behoort aan de dromers."
    "Aan de durvers zeker," bromde vader.
    "Neen, Frans, aan de dromers."

    Er volgde nog een hele discussie waarbij ik ingedachten de kant van tante Leen koos, maar nu ik 15 was, twijfeld ik aan haar stelling. Ik kreeg immers geen greep op de wereld. Dromen deed ik anders genoeg. Van een eerste lief, meer zakgeld en vooral: meer vrijheid.

    En dan was er natuurlijk nog die andere droom: bij een groepje spelen!

    27-01-2009 om 00:00 geschreven door stroobr  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)


    Archief per week
  • 26/01-01/02 2009
  • 12/01-18/01 2009

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Laatste commentaren


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs