Er zat een klein torretje in het gras. Het was een lieveheersbeestje. Het keek
omhoog en zag de zon schijnen boven op de grassprieten. Wat zou ik graag
daar lekker in de zon zitten, dacht het lieveheersbeestje en zei toen tegen
zichzelf: Nou, dan kruip je er toch heen! Het begon langs een grasspriet
omhoog te klimmen. Na een poosje was het al een heel eind gekomen.
Het ging goed, tot dat
.. boem
..
daar lag het weer beneden op de grond,
ondersteboven op zn schildje. Het is voor lieveheersbeestjes heel moeilijk om
dan weer op de pootjes te komen, maar het lukte en heel dapper begon het
weer te klimmen. Het ging nog een paar keer mis, maar iedere keer keek het
beestje naar boven, naar het zonnetje op de grasspriet en dacht dan:
En toch wil ik daar naar toe!
Eindelijk kwam het er ook. Het was moe, maar heel trots. Het had niet
opgegeven. Het was er helemaal zelf gekomen. Het maakte de schildjes op zijn
rug los, vouwde zn vleugeltjes open en liet ze ook lekker warm worden in de
zon. Heerlijk! Het lieveheersbeestje was helemaal gelukkig.
Toen kwamen er een ezel en een oude leeuw langs. De ezel lachte het
lieveheersbeestje uit:
Je doet net of je een berg hebt beklommen. Het was
maar een grasspriet hoor!
Maar de leeuw bleef staan, keek naar het genietende lieveheersbeestje en zei:
Goed gedaan torretje. Veel plezier daarboven.
Je bent gekomen, waar je wilde zijn.
Dat lukt ons lang niet allemaal!
|