De eekhoorn is een echte boombewoner die als een acrobaat door de bomen rent en springt. Maar ook op de bosbodem is hij goed thuis. Hij begraaft zijn eten voor barre tijden en vindt het terug dankzij zijn reukvermogen. Hij houdt geen echte winterslaap. De winter brengt hij door in zijn nest.
Uiterlijk
Net als de bever, de hamster en de muis is de eekhoorn een knaagdier. Eekhoorns vallen op door hun grote pluimstaart, gepluimde oren, grote ogen en lange tenen met lange, scherpe nagels. De vachtkleur van rug en staart is rood of donkerbruin. De buik heeft echter een witte vacht die duidelijk afsteekt tegen de rugvacht. De wintervacht is donkerder en grijzer dan de zomervacht.
Eekhoorns zijn zonder staart 21 tot 25 cm lang. De staart is 14 tot 22 cm lang. Het gewicht varieert van 230 tot 415 gram. Mannetjes en vrouwtjes zijn even groot.
Leefwijze
Eekhoorns zijn vooral in de vroege ochtend en de namiddag actief. Voedsel zoeken ze in de bomen en op de grond. Ze kunnen goed springen en klimmen en bewegen zeer behendig tussen bomen en takken. De staart dient als evenwichtsorgaan. Hun voedsel bestaat hoofdzakelijk uit boomzaden zoals eikels, noten en kegels van naaldbomen. Ook eten ze knoppen, bladeren, bessen, paddestoelen, rupsen, vogeleieren en jonge vogels. Een winterslaap kennen eekhoorns niet, want ze blijven warm in hun nest en leggen voedselvoorraden aan. Wel zijn ze 's winters minder actief. De voedselvoorraden worden in de zomer en de herfst aangelegd. De plek waar ze hun voorraad hebben verstopt, vergeten ze vaak, maar dankzij hun reukvermogen sporen ze die meestal weer op. Doordat eekhoorns niet alle voorraden terugvinden, dragen ze bij aan de verspreiding van boomzaden in het bos.
Eekhoorns leven alleen en hebben een eigen leefgebied waarbinnen voedsel wordt gezocht. Ze bouwen nesten van 30-50 cm doorsnede. Deze nesten maken ze in boomkronen en worden gemaakt van twijgen van zowel van loof- als naaldhout. Van binnen zijn de nesten bekleed met zacht materiaal zoals bast, gras, mos of wol. Soms gebruiken ze ook boomholten of grote nestkasten als nestplaats. Naast één hoofdnest zijn ook vijf tot zes kleinere 'reservenesten' in gebruik.
Voortplanting
De voortplantingsperioden zijn van december tot februari en van mei tot juni. Verschillende mannetjes achtervolgen éénzelfde vrouwtje en proberen met haar te paren. Na de paring leven ze weer apart. De draagtijd duurt 5-6 weken. In deze periode bouwt het vrouwtje haar kraamnest dat steviger is dan een gewoon nest. Hierna worden 2-5 kale en blinde jongen geboren. Met drie weken zijn ze behaard en na vier weken gaan de ogen open. De jongen worden tien weken gezoogd, waarna ze vrij snel zelfstandig worden. Na drie maanden worden ze door de moeder uit haar territorium gejaagd