Gij zult geen vogelen vogelen ! Gij zult geen konijnenpijpen !
Op een dag werd God nog voor zeven uur wakker met een geweldige stijve nek.
De moeder van zijn Zoon, - ons Mària in de volksmond had nochtans de sjaorze goed over Hem gelegd, die nacht.
Een verkwikkende, warme douche en het wereldbefaamde kersenpitje vers uit de microgolf ten spijt ; toch zat onze Lieve Heer bij t ontbijt tamelijk sip van Zijn vers geperst glaasje appelsiensap te nippen.
Zijn gebeeldhouwde hoofd - met Zijn lange, natte kloddenkop - keek, ten gevolge van die stevige nekpijn, een kwartslag opzij. Dwars door het keukenraam, van waaruit Hij als bij toeval een stukje Vlaanderen kon zien.
Nog geen maand geleden had Hij van op diezelfde keukenstoel de koers met veel begeestering en toewijding gevolgd.
Gilbert, Gilbert, Gilbert had Hij repetitief en krachtig geroepen tot de kristallen glazen en de rijstpappotjes in de kast rinkelden. Hij was wel niet des mensen, maar deed Zijn stinkende best om het te zijn, vooral dan op zondagen, en int bijzonder na de zaterdagse spaghetti van ons Mària.
Hij zat aldus heerlijk winden te laten op het simili-leer van de keukenstoelen van Arsène Weba, tot Hij ineens , tussen de pollutienevels en de uitlaatgassen door, een Vlaamse dorpstuin binnenkeek.
Voorwaar, ik zeg U, daar loopt een zwart dwergkonijn te vozen tussen de madeliefjes, sprak God met een vastberaden stem.
Zoals gewoonlijk luisterde niemand
En God Allemachtig, ook een Mechelse koekoek O heerlijk creatuur van Mijnentwege op nog geen meter daar vandaan !
Voorwaar, voorwaar en Ik zeg U opnieuw: Eén uur op 180 °C met lentegroentjes en die Mechelse koekoek wordt nog beter !
En daar word je tenminste niet zo winderig van, Mària!
Als dat maar goed gaat !, en God mijmerde even over de fijne momenten met ons Mària, ook al was het meer dan tweeduizend jaar geleden dat er van die fijne momenten waren
En in al hun miserie en eenzaamheid van een ommuurd stadstuintje hadden beide huisdieren hoe verschillend van pluimage ook toenadering gezocht omdat elk gezelschap beter is dan geen gezelschap.
Omdat ijskoude eenzaamheid, ijskoude eenzaamheid is, en er kwam een weg van verzoening. En God glimlachte van achter het keukenraam, met Zijn hoofd een kwartslag naar Vlaanderen gedraaid, Zijn kloddenkop zo stilaan droog
Hij glimlachte breed bij de gedachte dat een kip en een dwerg-langoor na maanden van aftastend gezwets, een soort van overeenkomst met elkaar hadden gesloten. Wat onverzoenbaar leek, had zich verzoend. De één sprong en huppelde de ander achterna. De ander trippelde en kakelde de één wat lieve woordjes toe. Mooi ! Ontroerend mooi !
Alsof de Tsjeven met de Liberalen of de Sossen, van pure miserie hun onverenigbaarheid op een hoop hadden gegooid om er tot slot het beste van te maken.
Je moet ze alleen lang genoeg in eenzaamheid opsluiten, en dan lukt het wel, zo zie je maar
dacht Onze Lieve Heer.
Tot tranen toe bewogen, zag God dat het goed was. Een liefde die geen liefde kon zijn, het verlangen dat geen verlangen zijn mocht. De Romeos, de Julias, de Tsjeven, de Sossen en de Liberalen, de kiekens en de konijnen, ze snoven aan elkanders gat, ook al was het van huize uit ten stelligste verboden.
En toch, God zag iets moois bloeien tussen totaal verschillende creaturen die met hun pluimen en hun zachte pels heerlijk tegen elkaar aanschurkten.
As doar moar gien jongens van koomn !, dacht God, en Hij trok monkelend een kam door Zijn haar.
S. Lehoucq
Mei 2011.
|