Ik kwam binnen en ik rook nog steeds de verfgeur. We hadden ons pas aangekochte huis de hele zomer lang gerenoveerd, en ookal heb ik meer dan één keer de verfborstels, hamers, boren, machines en werkmannen vervloekt, toch was ik best blij met het resultaat. En dan had je nog mijn kamer: in één woord te zeggen gigantisch. Luxueus en modern. Mijn badkamer bestond uit een douche, een wasbak, een kastje en een toilet. Mijn ingebouwde kleerkast was gevuld met prachtige, dure kleren, en mijn tweepersoonsbed was opgemaakt met een satijnen laken, waarop 4 donzen hoofdkussens lagen. Ik mocht dus wel zeggen dat ik aan het materiële geen gebrek had. Helemaal geen gebrek had. Toen ik alles zag staan, allemaal zo nieuw en ongebruikt, wist ik het zeker: dit is geluk. Ik ben gelukkig. Mijn gevoel werd versterkt door het geluid van een smsje. Ik wist wie het was: de persoon die mijn wereld kende. Of beter: die mijn wereld was. Die persoon wist alles over mij, kon altijd perfect mijn reacties inschatten, wist wat ik dacht en wat ik wou zeggen. Hij was mijn ziel.
Ik greep zo snel als ik kon mijn gsm uit mijn tas en ik las het berichtje. Zoals ik al wist, het kwam van hem. Hij vroeg of ik al thuis was, hoe mijn gloednieuwe kamer mij beviel.