Mijn vader hoest al een tijdje bloed op en ik maak mij zorgen om hem. Hij zegt wel dat het niet erg is maar ik weet wel beter. We lopen door een bouwvallig dorp en zien ineens een pijl vlak naast ons landen. Mijn vader trekt mij vliegensvlug mee achter onze kar. De volgende pijl komt recht in zijn dijbeen terecht en ik zie dat hij enorme pijn lijdt. Toch gaat hij in de aanval en kan de boogschutter neerhalen. Nadat mijn vader de pijl uit zijn been getrokken heeft, help ik hem om zijn been dicht te naaien met de middelen die we kunnen vinden. We verlaten het dorp en wandelen een eindje in het bos. Hier vertelt hij dat hij voelt dat zijn einde gekomen is. Hij zal niet lang meer leven. In diezelfde nacht sterft hij en ik ben kapot van verdriet. Ik sta er alleen voor nu en ik heb niemand meer die me kan beschermen. Ik blijf nog uren naast hem liggen tot er plots een onbekende man op mij afstapt. Ik raak in paniek en richt het pistool op hem. De man lijkt vriendelijk maar van mijn vader mocht ik niemand vertrouwen. Dus dat doe ik ook niet. We praten even en hij overhaalt mij om met hem mee te gaan. Als ik bij de familie aankom, zie ik de jongen die ik eerder al tegengekomen ben maar van mijn vader geen contact mee mocht zoeken. Zijn ouders vertellen mij dat ze ons al weken volgden omdat ze zagen dat mijn vader niet lang meer te leven had en ze zich zorgen maakten om mij. Nu weet ik wel zeker dat ik bij de goede mensen terecht ben gekomen.