Zijn lippen verwijderden zich weer van de mijne na wat een
eeuwigheid leek te duren, maar toch veel sneller dan ik gewild had. Ik keek in
Thomas zijn prachtige blauwe ogen en voelde me alsof ik op een roze wolk zat,
ver weg van de gangen van de school, volledig in mijn eigen paradijs. Een
paradijs waar enkel Thomas en ik tot toebehoorden. Ik kon een glimlach niet
bedwingen terwijl gedachten over onze toekomst samen mijn hoofd opvulden. Hij
had me gekust! Dit wou vast zeggen dat we voor elkaar gemaakt waren. We zouden
trouwen in een warm land en samenwonen in een knusse villa. We zouden een
zoontje en een dochtertje adopteren en we zouden dagenlang in bed vertoeven,
elkaar aanrakend en knuffelend en
Mijn gedachtegang werd verstoord door een geluid dat als een bliksemschicht
door mijn roze wolk heen sloeg en hem tot stof liet vergaan. Het geluid was
afkomstig van Tibo, Yannick en Jasper; Thomas zijn vaste vriendenkliekje. Ze
stonden daar te lachen... nee, lachen was licht uitgedrukt. Ze stonden
voorovergebogen het uit te brullen alsof ze net de beste mop van hun leven
hadden gehoord. En dat deden ze niet zomaar. Ze lachten met ons.
Ik wou me naar Thomas richten, de arme jongen.
Uitgelachen door zijn beste maten, degenen die hem zouden moeten steunen door
dik en dun. Kon hij eraan doen dat hij ook op jongens bleek te vallen? Dat
hadden we toch helemaal niet zelf gekozen? Ik wou hem moed inspreken, hem
troosten, hem zeggen dat hij zich geen zorgen moest maken. We kwamen en samen
wel uit!
Maar tot mijn verbazing draaide hij zich om en
liep hij naar zijn kliekje toe. Hij gaf Tibo een high five en begon mee te
lachen, zijn armen trots in de lucht geheven als een overwinningsgebaar. Ik
zei toch dat ik het durfde!, hoorde ik hem triomfantelijk roepen. Tranen
schoten in mijn ogen toen ik besefte dat mijn grootste nachtmerrie waarheid was
geworden. Thomas, de man van mijn dromen, zag niet meer in me dan een grap. Ik
werd me nu ook bewust van de leerlingen die ons omringd hadden; het tafereel
van net was natuurlijk niet onopgemerkt gebleven in de overvolle gangen van
onze school.
Als je in
mijn buurt komt voel ik een verslindende vuurbol in mijn buik!, weerklonk Tibos spottende stem doorheen de gang,
het gedicht citerend. Nog één keer keek ik Thomas aan. Hij stond daar nog
steeds te lachen, de klootzak, en hij keek naar me. Zag ik nu een blik van
schuld in zijn ogen? Zou hij ook maar een tikkeltje spijt hebben van de pijn
die hij me nu bezorgde? Was dit echt zijn karakter, of was dit een evenbeeld
van de persoon die hij was naast zijn vrienden? Maakte het eigenlijk nog iets
uit?
In tranen baande ik me een weg door de eindeloze stroom van leerlingen, weg van
deze plek.
Wat hierna gebeurde, vertel ik jullie in mijn volgende blog.
X Michiel
|