Nadat Helle
het uitgemaakt had en het bedrijf waarin ik werkte failliet ging, vonden mijn
vrienden het tijd voor mij om iets anders te gaan doen met mijn leven. Ze
vroegen of ik mee op tour wou met de band, en ik heb ja gezegd. Niet als
zanger, maar als mechanicus. Ik heb hier totaal geen ervaring mee, maar ik moest
hier gewoon weg. We zouden met de boot naar de Faeröereilanden gaan, ‘het land
waar geen boom groeit, het land dat op de maan lijkt’. Geef toe, het klinkt
mooi. Maar aan boord ging het vreselijk mis. We kregen ruzie, ik weet niet eens
meer waarover. Toen werd het zwart. Ik werd volledig nat en gewond wakker op
een verlaten weg. Het enige wat ik bij me had was een overal van het bedrijf
waar ik werkte en stapels met geld. Ik wachtte in een bushokje op een ingeving,
een herinnering. Een auto stopte en een man genaamd Havstein bood me een lift
aan. Hij bleek een psychiater te zijn en nam me mee naar zijn instelling voor
mensen die tussen kliniek en maatschappij instaan. Nu zit ik hier, net wakker
na dagen geslapen te hebben, in een kamertje en ik durf niet naar beneden te
gaan.
|