Van Yulara Ayers Rock via Kings Canyon naar Alice Springs
De tijd zit erop en we vliegen weer thuis
het duurt nog maar enkele uren
Dus dit is de laatste blog die ik je schrijf
kijk morgen maar goed in de lucht
dan weet je precies waar we zijn of we blijven
voordat we terug zijn in 't land.
(vrij naar Lichtjes van de Schelde)
Gisteren lieten we hét icoon van Down Under achter ons en reden we verder naar Kings Canyon. Tijdens deze rit zagen we op een bepaald moment een kudde wilde kamelen, dromedarissen eigenlijk. Tussen hier en het Westen van Australië leven er inderdaad ganse kuddes dromedarissen in het wild. Hoe dat komt zal ik jullie vlug even in een notendop vertellen. Jullie hoorden al dat tussen Port Augusta in het Zuiden en Darwin in het Noorden de Stuart Highway loopt. Tussen Adelaide en Darwin loopt er ook een spoorweg die vanaf Port Augusta ongeveer evenwijdig loopt met de highway. De trein die van deze spoorweg gebruik maakt noemt men de Ghan. Hij legt het traject van 3000km af in 54 uur. Men noemt hen de Ghan omdat de spoorweg aangelegd werd door gastarbeiders uit Afghanistan. Deze mensen brachten hun eigen lastdieren mee uit hun thuisland, dromedarissen dus. Toen het werk afgelopen was en die Afghanen terug naar huis gingen (toen deden ze dat blijkbaar nog) lieten ze de meeste van hun dieren gewoon vrij. Aangezien het klimaat en landschap overeenkomsten vertoonde met dat waarvan ze kwamen, pastten de dieren zich hier wonderwel aan en plantten ze zich ook in grote getale voort. Vandaar dat er hier nu bijna evenveel kamelen rondlopen dan in Arabië zelf.
Op de rit van vandaag kwamen we trouwens ook een paar kuddes wilde paarden tegen en da's ongeveer hetzelfde verhaal. Ze we werden losgelaten of ontsnapten en begonnen in het wild te leven. Het dient gezegd dat die beesten, zowel dromedarissen als de paarden er zeer goed uitzagen. Die wilde paarden zagen er verdorie beter uit dan sommige paarden bij ons in een manège.
Nu, begint de vermoeidheid, vooral in combinatie van de loden hitte van de voorbije dagen (drie dagen 40°) toch wel toe te slaan.
Gisteren deden we enkel een korte wandeling aan de Canyon en reden dan door naar het hotel waar we ons de rest van de dag bezig hielden met luieren en lezen. Pas op, het was alweer 15h00 toen we aan het hotel aankwamen hoor.
Deze morgen zagen we er trouwens ook nog een dingoe.
Vandaag hadden we de laatste rit voor de boeg. Een rit naar Alice Springs waarvan weer een groot gedeelte over de Mereenie Road, alweer een onverharde weg.
We stopten aan een aantal plaatsen die op onze kaarten als interessant stonden aangeduid en dit ook waren. Over de rest van de rit valt weinig te vertellen.
Want, laat ons eerlijk zijn. Afgezien van de gravel roads waarop autorijden pure fun is en waar je er ook je aandacht moet bijhouden begint het rijden in de Outback een beetje saai te worden. Het is gewoon de cruisecontrol instellen en verder hoef je niet veel meer te doen dan sturen. Je hoeft zelfs bijna niet te remmen. Buiten de plaatsen waar we waren is er in de Outback niet zo veel te zien. En afgezien van CooberPedy en Alice Springs kan je zelfs niet spreken van dorpen laat staan stadjes.
Of worden we verwend en zien we na al dit reizen de schoonheid van het land al niet meer? Beschamend eigenlijk.
Maar, en da's en hele grote MAAR, als je ooit eens wil beleven wat echt alleen zijn is. Eens niks anders horen dan de wind en het kloppen van je hart in je oren. Als je eens wil ondervinden wat het is om een ganse op de baan te zijn zonder een levende ziel tegen te komen. Wel ,dan moet je zeker ooit eens een paar dagen doorbrengen in de Australische Outback. Maar dan moet je je ook durven smijten. Van de vertrouwde wegen afwijken, je bewust zijn van de risico's die je loopt maar je voorbereidingen treffen en dan ga je een
fa-bu-leuze beleving tegemoet die je voor de rest van je leven zal onthouden en koesteren. Eentje die aan de ribben blijft kleven.
Toen we in de loop van de vooravond aankwamen in Alice Springs hadden we op de kop 7000km afgelegd. We reden nog even door in de richting van Darwin omdat een 25tal km boven Alice Springs de Steenbokskeerkring loopt en daar wilden we toch ook even geweest zijn.
Daarna naar het hotel en gingen we een hapje eten. Ik wilde gaan zoals ik toegekomen was maar ik mocht van Annick niet mee zonder eerst te douchen. En misschien best, want ik denk dat er bij de boeren beesten staan die frisser ruiken als wij deden ondertussen. Niet dat we om de drie à vier dagen eens geen bad nemen hoor maar na zo'n dag gewandeld te hebeen in die hitte en ook met de auto gereden te hebben kan ik me inbeelden dat er dingen zijn die frisser ruiken dan wij.
Er is hier ook een casino, een beetje Las Vegas in Australië. We hadden nog $15 cash over en met dat bedrag gingen we daar een gokje wagen. We zijn er met meer geld buiten gekomen dan we er binnen gegaan zijn. Annick heeft daar vrij degelijk gewonnen op de jackpot en toen we nog $20 krediet hadden hebben we gecashed en dat biljet houden we en gaat in onze souvenirkast.
Nu nog al onze bazaar terug in onze valiezen krijgen en dan zijn we klaar om naar huis te vertrekken.
Onze eerste vlucht is morgen om 12h00 en als alles goed gaat landen we een dikke 30 uur later in Zaventem.
Het zal weer aanpassen zijn. We hebben een maand geleefd zonder stress of druk. Meerdere keren wisten we gewoon niet welke dag we wel waren. En vanaf overmorgen opnieuw in dat stramien van alles op uur en tijd te moeten doen. Rekening houden met van alles en nog wat. Onze houtkachel registreren en wie weet welke regeltjes er ondertussen weer bijgekomen zijn. Onze vrienden lieten ons met een snuifje sarcasme en met foto en al trouwens al weten aan welk weer we ons in België mogen verwachten. Lief van hen, toch? Vermoedelijk hebben we binnen de kortste keren een valling.
Je hoort het, er is wel wat weemoed. Het is alsof we pas aan deze reis begonnen en we zijn ondertussen al een maand verder.
Een maand ouder ook, maar met een valies vol met prachtige belevenissen, een rugzak vol met mooie herinneringen aan al die mensen die we ontmoet hebben. Mensen die we meer dan waarschijnlijk nooit meer gaan terugzien maar aan wie we nog jaren zullen terugdenken.
Naast dat valies en die rugzak hebben we ook nog een flinke schoudertas met levenservaring opgescharreld. Kortom we zijn blij dat we dit weer mochten meemaken.
Lieve mensen allemaal, het zit erop. Dit is vermoedelijk de laatste pagina die geschreven wordt in dit reisverhaal. Maar wees gerust, er zitten nog genoeg verhalen in ons hoofd om jullie te vertellen eens we thuis zijn. En ook hoe de vlucht geweest is horen jullie van ons zelf wel.
Wij willen jullie ook bedanken om met zo velen deze blog gevolgd te hebben. Dat doet ons veel veel plezier. En we hopen dat jullie via deze weg toch een klein beetje het plezier en geluk gevoeld hebben dat wij hier ook voelden.
Annick slaapt al. Ik kruip er ook in en bij leven en welzijn horen jullie opnieuw van ons binnen een paar uur, dagen.
Toen we eergisteren in Marla aankwamen was het er 39°. En dus een paar deugdoende biertjes in de plaatselijke bar gedronken.
Toen we er gisterenmorgen vertrokken was het er 22° en het voelde verdorie koud aan.
Enfin, na een tankbeurt en dat doen we hier in de Outback elke dag, de laatste lange rit naar Yulara Ayers Rock. Als we de theorie van die man die we ontmoetten in het begin van de trip ter harte nemen, awel dan leven der hier niet te veel kangoeroes meer. Er liggen zelfs geen dode meer naast de baan. Afgezien van van die nieuwsgierige, eergisteren diep in de woestijn, hebben we hier nog geen enkele gezien. En wij die dachten dat we ze in deze streek van voor onze voeten zouden moeten jagen.
Wat ikzelf, Annick jammer genoeg niet, wel gespot heb is een dingoe, een wilde hond. Ik geloof dat dit echt een gelukstreffer was want de kans dat we die zouden zien achtte ik héél klein. Maar toch geluk gehad dus.
Er liggen hier wel regelmatig dode koeien naast de weg en op een bepaalde plaats zag ik plots een dingoe naar zo'n karkas toe sluipen om er van te eten. Ik heb wel spijt dat we geen rechtsomkeer gemaakt hebben maar ik vond het op dat ogenblik nogal gevaarlijk en heel waarschijnlijk zou dat beest toch al weg geweest zijn dan.
Verder valt er over deze rit niets opwindend te vertellen.
Toen we op 125km van onze eindbestemming waren dachten we dat we Ayers Rock of Uluru zoals ze nu eigenlijk heet, al zagen liggen. We maakten ons al de bedenking dat het toch wel ongelooflijk was dat we die al van zo ver zagen liggen. Maar het was Mt Connor die we zagen, ook een gigantische monoliet midden in de woestijn maar een andere vorm dan de echte rock.
Later zagen we Uluru dan toch liggen aan onze rechterkant. Het dient gezegd, het is toch wel een indrukwekkend zicht.
Er staat onderaan een foto waarop je Ayers Rock in de verre verte ziet. Op dat moment staan we op vijftig km er vandaan. Je ziet dan ook dat er verder in de buurt eigenlijk niets is, koddig toch?
En hoe dichter je er bij komt hoe imposanter het wordt. Het is te begrijpen dat de oorspronkelijke bewoners van het land deze rots als een heilige plaats beschouwen.
We hadden ook gedacht dat het hier veel drukker ging zijn, cfr de twaalf apostelen, Chinezen incluis. Maar dat valt heel goed mee. Het is hier rond de rots zelfs eerder rustig. Omdat we toch wel een beetje moe beginnen te worden hebben we eerst wat gerust en dan zijn we naar de zonsondergang gaan kijken met zicht op Uluru. Dit mag men gerust magisch noemen. We hebben er bijna twee uur vol bewondering staan op gapen. En wij niet alleen. De parking stond omzeggens vol met allemaal ongedwongen mensen die van van het zicht genoten. Het was zo'n beetje een hippie moment. Naast ons stond er ene met een verbleekte short uit de jaren 70 en een groot houten kruis rond zijn nek, daarnaast zat dan weer een jonger koppel op het dak van hun terreinwagen. Een beetje verder een ouder koppel voor hun camper. Ja, er waren zelfs Chinezen. Wij twee daar ook ergens tussen, kortom het was een bonte bende.
De acht foto's van Uluru hieronder zijn genomen tussen 17h45 en 19h20, waarbij de laatste twee om 19h15 en 19h20. Die laatste om te tonen hoe het was als de zon echt onder was. De zon ging immers officieel onder om 19h17. Je ziet hoe de rots van kleur veranderd gedurende dit tijdsverloop.
We achten ons gepriviligeerd en zijn zeer dankbaar dat wij op zo'n moment op zo'n iconische plaats mogen staan hebben. Heel, héél speciaal.
's Avonds maakten we nog een ritje om eens te kijken of we in het donker niet meer dieren zouden zien. Buiten een verdwaalde gigantische vleermuis geen geluk gehad. We reden een zijweggetje in om daar een eens te proberen en plots kwamen we daar terecht op een afgelegen plaats waar in de lichten van onze auto een verroest autowrak opdoemde. Als je van een spooky plek spreekt, awel dat was er één.
Uluru krijgt zijn rode kleur van het ijzersulfide waarmee ze bedekt is, dat reageert met de regen die erop valt. Het is inderdaad eigenlijk een verroeste rots.
Vandaag zijn we dan een wandeling gaan doen in de nabijheid van de rots. Van ver ziet die er vrij egaal uit maar in werkelijkheid is ze bedekt met kloven en grotten. Deze grotten werden gebruikt door de Aboriginals als woonplaats. In de winter regent het hier blijkbaar vrij regelmatig en het gebied rond Uluru is zeer groen. Er zijn zelfs op meerder plaatsen waterpoelen aan de voet van de rots.
Men kan de rots ook beklimmen. Er wordt door de Aboriginals echter gevraagd dit niet te doen uit respect voor hun cultuur. Sowieso mag de klim niet gemaakt worden van zodra de temperatuur stijgt boven de 36°. Er zijn blijkbaar al tientallen mensen bezweken aan de klim die zeer zwaar is.
Vandaag kon het dus ook niet want de temperatuur liep op een bepaald ogenblik weer op tot 40°. We kunnen jullie verzekeren, wandelingen maken onder die loden hitte is niet te onderschatten. In een ander gedeelte van het nationaal park maakten we een wandeling naar een kloof . De zon scheen loodrecht omlaag, er was nergens schaduw en de wind was allesbehalve verkoelend. We hadden water mee maar dat was na na een tijdje gewoon heet. Kortom, we waren eigenlijk blij dat we opnieuw aan de auto waren.
Uluru of Ayers Rock maakt samen met Kata Tjuta of de Olga's deel uit van een Nationaal Park. Dit park en de gronden zijn eigendom van de Anangu, een Aboriginal stam. Het is pas in 1985 tijdens de 'handback' officieel aan hun terug gegeven. De uitbating en de opbrengsten van het park zouden naar hen gaan. Maar ik heb hier nu wel een dubbel gevoel bij.
Wij waren ooit in Amerika in Monument Valley dat ook eigendom is van de Indianen aldaar. Dat park werd dan ook uitgebaat door hen.
Hier is dit anders. Je ziet hier nergens een Aboriginal rondlopen. Alle bedienden, verkopers e.d. zijn blanken. Je leest wel dat de Aboriginals in allerlei raden en colleges zitten maar bij de uitbating van het park zie of hoor ze je niet. Heel raar.
Nog iets over die Aboriginals. Ik druk me zacht uit, maar dat zijn nu toch echt niet de mooiste mensen ter wereld. Gisteren zagen we een vrouw, ja het was een vrouw, maar die had verdorie een straffere baard dan de mijne.
Je begrijpt, de Aboriginals hebben nog vele geheimen voor ons.
Ik heb wel het gevoel dat men zijn best doet om de plaats en de natuur hier te bewaren. Anderzijds is het spijtig dat het toch enorm toeristisch uitgebuit wordt. Hier is eigenlijk niks buiten het dorp waar we zitten. En dat dorp bestaat gewoon uit een aantal hotels en toeristische winkeltjes. Het doet ons een beetje denken aan de all in resorts in Turkije.
Maar goed, het is toch wel een beetje dankzij dit alles dat wij dit ook mogen beleven.
Sommige toeristen komen met hele busladingen naar hier, gewoon om de zonsondergang te zien.
Morgen hebben we een rit naar Kings Canyon. Het zit er jammer genoeg ver op.
We gaan nog eens zwemmen, geniet van de foto's en tot de volgende keer.
Gisteren hadden we de langste rit voor de boeg, 540km en laat ons eerlijk zijn, een vrij saaie rit.
We doken inderdaad de Outback in maar we kwamen al vlug in een dor woestijnlandschap terecht. Vanuit Port Augusta begint de Stuart Highway tot in Darwin. Zoals ik in het eerste bericht al zei is deze snelweg genoemd naar de eerste westerling die het land van Noord naar Zuid doorkruistte. Heden ten dage is de snelweg volledig geasfalteerd maar dit is eigenlijk nog niet zo lang. En van zodra men de snelweg verlaat zit men op dirt road, maar dit noemen de Australiërs niet eens off road.
Buiten het zien van een eenzame emoe en kadavers van kangoeroes en zelfs koeien viel er deze eerste honderden km niets te beleven. Of beginnen we verwend te geraken? De Outback is het terrein van het vee dat hier gewoon vrij rondloopt en dus ook op de weg kan lopen.
Men noemt het wel een snelweg, maar eigenlijk is het een veredelde tweevaksbaan. Maximum snelheid: 110km/h. Buiten die emoe en eental schapen en koeien zagen we niet veel dieren. Deze komen pas in beweging eens de avond valt. Het is ook dan dat ze het slachtoffer worden van het verkeer. Het is echt niet voor niets dat de meeste voertuigen hier uitgerust zijn met een bullbar of kangaroocatcher.
Deze highways in de Outback zijn ook het terrein van de roadtrains. Truck die tot vier opleggers trekken, een indrukwekkend zicht.
Zij hebben een absolute voorrang en hebben geen snelheidsbegrenzer als bij ons, hun maximum snelheid is dus dezelfde als de onze, 110 dus.
Op de Highway kwamen we ook voorbij een landingsstrook voor het vliegtuig van de Flying Doctors. Dat is gewoon een strook aangegeven door een verkeersbord en met uitwijkmogelijkheden voor de auto's want de doctors landen gewoon op de snelweg.
In de vooravond kwamen we aan in Coober Pedy, een mijnstadje waar opaal gewonnen wordt. Het zou zelfs de grootste producent van opaal ter wereld zijn en het noemt zichzelf dan ook de opaal hoofdstad.
Aangezien het hier zo warm kan zijn, vandaag hadden we op een bepaald moment 40° op de thermometer wonen veel mensen onder de grond. Het waren de veteranen uit WOI die hier kwamen werken die het idee invoerden door hun ervaring met loopgraven in België.
De naam Coober Pedy is trouwens afkomstig van de Aboriginals die diet gebruik met grote ogen aanzagen en die de mijnwerkers Kubba Piti noemden of blanke man in een hol.
Eigenlijk leven ze niet onder de grond als dusdanig maar in de bergwand die ze uitgegraafd hebben om het opaal te winnen. De hotelkamer waar we deze nacht in sliepen was trouwens in zo'n dugout zoals ze zo'n ondergrondse woning hier noemen.
Vandaag hebben we zo'n mijn annex ondergronds woning bezocht, begeleid door een kranige oud mijnwerker van 82 jaar oud, Rudi.
Alweer een man met een heleboel levensverhalen. Vijftien sigaretten per dag roken, zoals hij vroeger deed vond hij niet zo erg maar op een bepaald moment in zijn leven besefte hij wel dat hij een beetje te veel dronk. Volgens hem tot 12 liter wijn per weekend!!!!!!!!!!
Ofwel een sterk staaltje van overdrijven ofwel had die kerel een lever als een warmwaterkruik. Het dient gezegd, eigenlijk zag hij er nog redelijk goed en kwiek uit. We bezochten ook een ondergrondse kerk.
Daarna, het was dan al 11h30 reden we door naar de vlogende stop, Marla. Maar we deden dit via een omweg, weg van de Stuart Highway de woestijn in. We bezochten 'the breakaways' een dal omgeven door rotsformaties dat ooit de setting was voor Mad Max, beyond the thunderdome. Verder reden we door de Painted Desert. Als je eens op een afgelegen plaats wil komen, awel hier is het.
Honderd en meer km in de omtrek, niets. Geen GSM bereik, geen geluid, geen levende ziel, alleen een loden hitte. Als je hier iets voor hebt, wel dan heb je pas echt iets voor. We maakten ons vanavond de bedenking dat er eigenlijk niemand wist waar we waren. We hadden in Coober Pedy op het infocentrum wel het idee geopperd dat we die woestijnweg wilden volgen en uiteraard moest we vanavond inchecken op onze slaapplaats. Maar moest er nu iets gebeurd zijn, hoe lang zou het dan geduurd hebben vooraleer er zich iemand zorgen maakte.
Maar goed, het was een prachtige ervaring en we zijn er zonder accidenten door geraakt.
Met een beetje geluk en omdat het nieuwsgierige dieren zijn hebben we ook een paar kangoeroes gezien. Op een bepaald ogenblik waren we gestopt om de omgeving te bewonderen en plots zagen we tussen de bomen een paar dieren hun kop omhoog steken om naar ons te kijken. Een heel grappig gezicht. De kangoeroes zijn er wel, ze verstoppen zich alleen voor de hitte.
Nu zijn we in Marla. Een gat midden in de woestijn. Een motel uit de films, een bar, een restaurant en daarmee is het zowat gezegd.
Daarnet zijn we een biertje gaan drinken in die bar en buiten ons was er nog wat ruig, maar vriendelijk volk aanwezig. We maakten een praatje met de dame, ja, dame, achter de bar. En die vond het best aangenaam wonen. Alleen om boodschappen te doen was het lastig, dat was telkens tussen de 3 à 400km rijden. Hopelijk stel je dan niet vast dat je iets vergeten bent als je thuiskomt.
Geniet van de foto's en slaapwel,
CU,
Annick en Rony
P.S. nog vergeten te zeggen. We kwamen vandaag ook aan het Dogfence, een hek van 5400km tussen West en Oost Australië, twee meter hoog. Geplaatst om de dingoes in het Noorden te houden, weg van de schapen in het Zuiden.
Victor Harbor, waar we gisteren aankwamen is een alleraardigst, toeristisch stadje aan de kust.
Het hotel waar we verbleven was gelegen in een residentieel gebied waar ook huizen gebouwd zijn en werden. Vermoedelijk voor de iets oudere, rijkere inwoners. Het waren kasten van huizen, wel heel mooi maar opnieuw hadden de meeste huizen een zinken golfplaten dak. We blijven het een raar zicht vinden. De bouwgronden waren hier niet zo groot , klein, zelf minuscuul naar Australische normen. Ik spreek dan van 4 à 500 m². Maar die oppervlakte werd dan ook gans, en ik bedoel echt gans, volgebouwd. Als er rondom de huizen nog een meter vrij was, was het veel. Letterlijk één tot anderhalve meter tussen twee woningen, waar dan ook nog een blinde afsluiting tussen stond. En toch hadden ze dan toch nog ramen in die muren. Dat moet een benauwd gevoel én een prachtig uitzicht geven!
Aan de straatkant was alles dan weer mooi beplant en heel ruim opgevat.
Deze morgen hebben we er twee tweedehands platen- en boekenzaken bezocht waar Annick toch weer iets gevonden heeft van ABBA dat ze nog niet in haar verzameling heeft.
Men is hier wel Rock en Blues gericht met de nadruk op het hardere werk. AC/DC krijgt hier uiteraard een prominente plaats. Enfin, de mensen hebben hier een hele goede smaak wat betreft muziek.
Daarna alweer de weg op voor een lange rit. Hierbij moesten we na ongeveer 100 km Adelaide passeren. Wel via de ringweg maar voor het eerst in drie weken hebben we daar opnieuw kennis gemaakt met druk verkeer. Was me dat even slikken. Voorbij Adelaide werd het op de weg opnieuw rustiger. De volgende 100km reden we ononderbroken door onmetelijke graanvelden. Het graan was weliswaar gemaaid maar dit was toch wel een stuk van de graanschuur van Australië. We reden ook opnieuw onder een helblauwe hemel waar precies een paar plukken watten in gedropt waren.
In het plaatsje Lochiel, drie huizen en en openbaar toilet, stopten we aan een immense zoutvlakte waar we even het kind weer in ons los lieten. Eigenlijk hadden we wel een dubbel gevoel bij die vlakte. Enerzijds was dat prachtig om zien maar anderzijds moest dat eigenlijk een meer zijn, het Lake Bumbunga. Is het de opwarming van de aarde die zich laat voelen of is het een normaal fenomeen hier? Ik moest het eens gevraagd hebben.
...
Ondertussen heb ik het eens opgezocht en blijkbaar is het toch de normale gang van zaken, oef.
Er stond trouwens een strak windje op die vlakte, zie foto. En dat waren wij niet, maar andere, wie anders, Chinezen.
In de vooravond kwamen we aan in Port Augusta. Dit zou de poort tot de Outback zijn. Dat zegt men alleszins in de boekskes. We zien morgen wel of het waar is.
We hebben vandaag ook de eerste echte Aboriginals ontmoet. Alhoewel... En men had er ons al voor gewaarschuwd...
Ik hoop dat diegene die we vandaag ontmoetten niet de echte vertegenwoordigers van hun volk zijn. Ze zien er, om het zacht uit te drukken, niet echt aaibaar uit.
Ook het feit dat we logeren op een domein dat omheind is en 's nachts afgesloten wordt met een poort geeft niet echt een geruststellend gevoel. Zonder dan ook weer te zeggen dat we hier bibberend in ons appartement zitten hé. Maar soms kunnen te veel voorzorgen een averechts effect hebben, ik weet waarover ik spreek.
Er is alleszins een contrast met de gemoedelijkheid in de rustige afgelegen plaatsen die we de voorbije weken bezochten. Maar goed, het is maar een, hopelijk verkeerde, eerste indruk. Maar vermoedelijk zullen we in de Outback toch iets meer op onze tellen moeten passen. We laten het jullie zo spoedig mogelijk weten.
Oh ja, vandaag beseften we plots dat we tot hiertoe in feite nog geen enkele echte kangoeroe gezien hebben, dood of levend.
Voor ons is elk springbeest een kangoeroe (ik kom er nu ook achter dat ik het altijd verkeerd spelde) maar eigenlijk hebben we tot nu enkel Walabies, Walaroos en konsoorten gezien. Dit zijn de kleinere soorten want een echte kangoeroe kan tot 100kg wegen en moet dus een serieus beest zijn. Zulke zouden we in de Outback moeten gaan zien, we zijn benieuwd.
Ziezo, het was mijn bedoeling bovenstaand epistel in het klad op te slaan en morgen de rest te schrijven maar ik zal het maar doorsturen.
Dit keer niet veel foto's want eerlijk gezegd was er vandaag niet zoveel te fotograferen. En aan die Aboriginals durfde ik het niet vragen want ik wou geen ambras.
Gisteren verbleven we een ganse dag op Kangaroo Island. Nadat het eergisteren echt wel een druilerige, regenachtige dag was begon deze dag onder een blauwe hemel.
We dachten er een rustig dagje van te maken maar toch was hij weer goedgevuld.
Zoals ik al zei zitten we nu precies op het einde van de wereld. 150km van een dorp, midden in de bush en 16 km verder houdt het land gewoon op en is er niks dan water tot aan Antartica. Na een ontbijtje reden verder naar het Zuiden, Flinders Chase National Park in. De naam Flinders heeft trouwens niks te maken met vlinders maar met diegene die het gebied als eerste westerling doorkruistte.
Onze eerste stop was aan de 'Remarcable Rocks', een granieten rotsformatie die sinds 500 miljoen jaar in kunstzinnige vormen gesculpteerd is door blootstelling aan de elementen. Met een beetje verbeelding kan je er allemaal vreemde wezens in ontwaren.
Het rare aan de plaats is ook manier waarop ze in het landschap zijn ingeplant. Het is alsof ze net daar zijn neer geplant door een reuzenhand want nergens in de wijde omgeving is iets dergelijks te vinden.
Op de weg er naartoe hadden we op een haar na een ongeval. Zoals je op sommige foto's kan zien zijn de wegen hier heel golvend. Toen we naar die Rocks reden stond er net na zo'n golf een idioot, en geen Chinees deze keer, midden op de weg geparkeerd en een vijftal meter achter die auto liep zijn vrouw te fotograferen, ook midden op de weg. We moesten hard in de remmen gaan en ons ook op het tegemoetkomende rijvak werpen. Ik was er effenaf niet goed van. Gelukkig liep alles goed af.
De volgende halte was Admirals Arch. Ook al weer een wondermooie creatie van de natuur. En wat zeker zo fascinerend was, beneden op de rotsen leefde een grote kolonie Zeeleeuwen. Het was alsof we live naar een documentaire van National Geographic aan het kijken waren. We zagen de mannetjes met elkaar vechten, de pups met elkaar spelen en overal in de zee waren dieren gekke capriolen aan het uithalen. We hebben er zeker een uur staan naar kijken. Omdat de South Pacific Ocean ook het leefgebied is van de witte haai en zo'n zeehondenkolonie zorgt voor een lekker brokje voor hen hebben we ook op de uitkijk gestaan naar vinnen die het water doorkliefden, zonder succes evenwel. We zagen wel plots een school jagende dolfijnen vlak onder de kust.
De Admirals Arch is ook een 'last bushfire resort' m.a.w. een laatste schuilplaats bij bosbranden. Aanduidingen van zulke 'last resorts' zie je hier trouwens regelmatig. Meestal zijn dat gebieden aan een strand of toch aan water en anders is dit een plaats waar op een vrij grote oppervlakte niets, maar dan ook niets van begroeiing staat. Met bosbranden lacht men hier trouwens niet. Momenteel is het hier overal code very high. Dit betekent dat vuur dat onder deze omstandigheden ontstaat vrij gemakkelijk onder controle te krijgen is. Het hoogste level is 'catastrophic' (nog twee levels te gaan dus) en dan moet je maken dat je weg komt. Op welke manier ook. Eigenlijk komt het hier op neer: trek uw plan. Maar goed, zo ver zijn we nog helemaal niet maar je ziet wel overal sporen van vroegere bosbranden. Nu is het wel zo dat deze natuur die bosbranden eigenlijk van tijd tot tijd eens nodig heeft om oude begroeiing te verwijderen en nieuwe te doen groeien. Het is zelfs zo dat er soms gecontroleerde branden aangestoken worden om de vegetatie te vernieuwen.
En de dieren die hier leven weten er mee om te gaan op zo een manier dat het aantal slachtoffers binnen de perken blijft. Wij als zwakke mens zouden natuurlijk vlug het loodje leggen.
We zouden er echt niet graag in terecht komen.
Een volgende stop was aan Weirs cove, een plaats waar in de negentiende eeuw een vuurtoren stond en waarvan de bewoners pas om de drie maand bevoorraad werden per schip. Pas in 1940 geraakte een eerste vrachtwagen tot aan deze plaats.
Nadien reden we terug naar onze slaapplaats om een dutje te doen, de boog moet immers niet altijd gespannen staan.
Na een verkwikkende pauze bezochten we nog de 'Platypus waterholes' en omdat de plaats ons zo bekoord had keerden we nog eens terug naar Admirals Arch. Ondertussen was het al in de vooravond en waren we moederziel alleen op deze plaats. Toffe ervaring. We waren er nog getuige van een aandoenlijk tafereel recht uit een natuurprogramma op tv. Zoals ik al vertelde waren er op de rotsen ook zeehondenpups aan het spelen. Op een bepaald ogenblik kwam er een volwassen exemplaar aan land. Zij, want dat bleek het te zijn, begon te roepen en plots hoorde één van die pups die schreeuwen, stopte met spelen en haastte zich naar het volwassen dier dat zijn moeder bleek te zijn die terug kwam van de jacht. Wij voelden als het ware de blijdschap die van die pup afstraalde.
Wat het geheel nog mysterieuzer, zelfs spookachtiger maakte was het feit dat er in de loop van de namiddag een dikke mist opgekomen was. Alhoewel de plaats hetzelfde gebleven was beleefden we ze op een heel andere manier.
Vandaag hadden we niks anders te doen dan de ferry te halen en naar Victor Harbour te rijden. We zijn enkel eens gestopt aan Little Sahara, een duinengebied, maar dan zo groot dat het inderdaad doet denken aan een woestijn.
Morgen trekken we naar het Noorden, naar Port Augusta, volgens de brochures de officiële toegang tot de Outback.
Vandaag hebben we trouwens de vierduizendste kilometer afgemaald.
Ondertussen hebben we al een pak mooie dingen gezien, veel interessante mensen ontmoet en een koffer fantastische ervaringen rijker. Iedereen waarmee we aan de praat geraken heeft wel een verhaal, en willen ook ons verhaal horen.
Australië, een land met zijn inwoners met hun eigenaardige ingesteldheid. De meeste mensen waarmee we al spraken verwijzen altijd eerder naar hun afkomst dan naar hun huidige nationaliteit. Men kan hier niet omheen het feit dat het land nu éénmaal een jonge natie is.
Volgens de man waarbij we een tijdje geleden verbleven moet er trouwens jaren geleden eens een heel gedoe ontstaan zijn naar aanleiding van een vrouw van Aboriginal afkomst die tot het parlement wou toetreden. De vraag werd toen gesteld of zij wel de Australische nationaliteit bezat. Die vrouw maakte daar een hele zaak van met als resultaat dat bleek dat aantal mandatarissen eigenlijk niet mochten zetelen omdat zijzelf nog steeds over de nationaliteit van hun voorvaderen beschikten en dus het parlement moesten verlaten. Wie een put graaft voor een ander...
Wanneer we eergisteren in Robe toekwamen kregen toch wel een beetje stress. De dag erna, gisteren dus, moesten we om 15h00 de ferry naar Kangaroo Island nemen, maar het was wel een rit van 465 km, eigenlijk de langste al tot nu toe. Aangezien de allerhoogste maximumsnelheid hier 110 is maar je dat natuurlijk niet kan aanhouden als gemiddelde hadden we toch wel een rit van 5 à 6 uur voor de boeg. Die max. snelheid is trouwens bijlange niet overal van toepassing.
We hadden dus niet al te veel veiligheidsmarge. Gelukkig was de gastvrouw weer heel behulpzaam en regelde ze het dat we de ferry van 18h00 konden nemen. Zo waren we een beetje meer op ons gemak.
Deze gastvrouw en -heer waren trouwens al eens in Brugge geweest. Een uitzondering want de meesten waarmee we spraken kunnen België zowat situeren in Europa maar daar houdt het meestal op.
Alhoewel...momenteel is de dienstdoende premier van Australië iemand van Belgische afkomst , Martin Cormann. Iemand van onze leeftijd die pas op zijn zeventiende naar Australië geëmigreerd is.
Wat ik raar vind aan de Australiërs is hun manier van bouwen. Ze zetten weliswaar degelijke huizen maar 90% van de daken zijn dan weer niet bedekt met dakpannen maar gewoon met zinken golfplaten.
Hier rijden ook serieuze auto's rond. Wij hebben met onze Toyota landcruiser Prado al geen kleine wagen onder onze kont maar we vallen hier zeker niet uit de toon. De Toyotota Landcruiser V8, nog een categorie groter, zie je hier bv ongelooflijk veel rijden. Dat is een auto die in België niet meer ingevoerd wordt wegens onbetaalbaar aan BIV en verkeersbelasting.
Europese topmerken als BMW, Mercedes en Volkswagen zie je hier omzeggens niet. Toyota is hier veruit het populairste merk. Wat er ook veel rondrijdt is een bij ons onbekend merk, nl. Holden. Kende ik totaal niet. Volgens mij is dit hun versie van Vauxhall of Opel. Het symbool is toch een leeuw met de poot op een bal, Vauxhall dus volgens mij. Dat merk heeft hier een tof model. Een sportieve pickup. Echt een soort sportwagen maar dan in pickup versie. Die zie je hier trouwens ook courant met een dikke V8 onder de kap.
Zodus, we hadden ruim de tijd om de ferry te halen en we konden op de weg van Robe naar Jervis Bay stoppen om boodschappen te doen en een omweg via een toeristische weg te maken. Dat bleek dan weer een hele leuke gravel road te zijn. Autorijden kan hier soms plezanter zijn dan vroeger met de matchboxkes spelen.
Vandaag en morgen zitten we op Kangaroo Island, één groot reservaat eigenlijk. We bezochten onder meer op Seal Bay een kolonie zeeleeuwen. We mochten ze tot op min of meer tien meter naderen. Vrij imposante beesten toch wel.
We hadden vandaag ook onze echte regendag. Niet zo tof maar niet aan te doen. Morgen gaan we het eiland verder verkennen.
We zitten ondertussen eigenlijk onderaan in het midden van Australië en het verste punt dat we in westelijke richting komen. Vanaf overmorgen rijden we naar het Noorden, richting Outback.
Toen we in het begin van onze reis(ik spreek dan van Sydney en omgeving) tegen de mensen zegden dat we ook naar Alice Springs reden was het alsof we hel en duivel gingen tegenkomen. Men gaf ons de raad veel extra water mee te nemen, zelfs extra brandstof, op te letten voor slangen én zatte aboriginals. Uit onze doppen te kijken op de weg , enfin we konden niet voorzichtig genoeg zijn.
Hoe dichter we echter bij die Outback komen, niet vergeten dat we ondertussen toch al een 3600km gereden hebben, hoe meer de mensen ons geruststellen over de tocht in de woestijn. Uiteraard moet je er een beetje het hoofd bij houden. De meesten hier hebben trouwens die tocht al eens gemaakt terwijl diegene waar we in het begin mee spraken nog nooit in de Outback geweest waren.
We vergeten soms ook dat we zo ver van huis zijn of hoeveel afstand we hier wel afleggen. Zo vroegen we op een bepaald moment in een kledingzaak, het waren solden weet je, of de verkoopster ongeveer wist welke Australische maat overeenkwam met de onze. Achteraf moesten we daar mee lachen, alsof een verkoopster bij ons zou weten met welke Australische maat een maatje 38 overeenkomt.
Bij een andere gelegenheid vroegen we of onze gastvrouw wist of er op Kangaroo Island degelijke supermarkten waren. We waren er verdorie nog 465km van verwijderd, alsof wij weten welke supermarkten er zijn 100 km voorbij Parijs.
De plaats waar we vanavond en morgenavond logeren ligt op een goede 150km verwijderd van de dichtsbijzijnde plaats van betekenis. 150km dus zonder winkels. En daar profiteren ze hier wel van op economisch vlak. Ze bieden ontbijt en diner aan maar hier zijn de kamers dan niet uitgerust met een keukentje, iets dat we tot hiertoe altijd gehad hebben. Maar we trekken onze plan. We hadden er ons gelukkig op voorzien en inkopen gedaan voor een paar dagen.
Aan dit hotel is ook één brandstofpomp maar da's ongeveer de enige die er is tussen hier en de plaats waar we van de ferry kwamen.
We hebben trouwens tot hiertoe bijna altijd zelf voor ons eten gezorgd. Men kan hier in de supermarkten een heel uitgebreid assortiment vinden. Ook om gezond te eten met verse groenten en fruit. We moeten er alleen een beetje op letten dat we er van profiteren als we in een plaats komen waar een supermarkt is en daar kan soms wel wat afstand tussen liggen.
Je vraagt je misschien af hoe we dat dan wel doen om dat allemaal te bewaren. Wel, in de eerste supermarkt hebben we ons een grote piepschuimen box aangeschaft. Deze keer kregen we hem van een sympathieke winkelbediende, op andere reizen kochten we hem, kost meestal niet zo heel veel. We kopen dan ook een paar koelblokken die we op de kamer in het vriesvak leggen en zie, in uiterste nood blijven onze voedingswaren twee dagen koel.
Oh ja, we hebben gisteren ook onze eerste slang gezien. Een serieuze gust van ongeveer anderhalve meter. Het liep trouwens bijna fataal af voor dat beest want we hebben ze op een haar na plat gereden. Ze moet gelukkig tussen onze wielen geglipt zijn want toen we achteruit reden was ze verdwenen.
Half twaalf alweer. Tijd om er in te kruipen. Geniet van de foto's en tot volgende keer,
Als men je dat hier vraagt is het niet de bedoeling heel je leven te vertellen maar gewoon te antwoorden : and how you doin'? Ik had in het begin nogal de neiging om over te gaan tot het eerste maar aangezien de aandacht van de mensen al vlug weg ebde ben ik daar maar mee gestopt.
We zijn ondertussen jammer genoeg al over de helft. Bijna niet te geloven dat het al twee weken geleden is dat we in Sydney vol bewondering voor het Operahouse stonden.
Over de voorbije dagen valt er niet zo veel te vertellen eigenlijk, ofwel begin ik gebrek aan inspiratie te krijgen.
Vanuit Port Fairy reden we twee dagen geleden naar het natuurgebied 'The Grampians', een bosrijk, heuvelachtig en rotsachtig terrein met spectaculaire vergezichten. het was eigenlijk maar een overgangsritje van 160km.
We logeerden er in Hall's Gap, een heel gezellig stadje waar ik tijdens een wandeling in gesprek geraakte met een nogal markant figuur. Een oudere kerel, bijna zo groot als ik maar gemakkelijk 25kg zwaarder met een opvallende walrus snor en een tshirt van een snorrenclub. Hij droeg een korte broek en daar onder werkbottines. Achteraf heb ik altijd spijt dat ik van zulke sinjoren geen foto genomen heb maar ik ben altijd een beetje verlegen om dat te vragen.
Enfin, ik had met die man, die Michael noemde, een leuk onderonsje over koetjes en kalfjes en ik vond dat eigenlijk wel een toffe peer. Achteraf bleek dit een dorpsfiguur te zijn die geen vlieg kwaad deed maar die men op één of andere manier toch liever kwijt dan rijk was.
Eigenlijk een eenzaam iemand die blij is dat hij zijn ei eens bij iemand kwijt kan. Zo een beetje als Eddy de fotograaf, formerly known als Eddy de whiskyfreak. Mensen uit Buggenhout weten zeker over wie ik het heb.
Blijkbaar trek ik zulke specimen aan want het is niet de eerste keer dat ik met zulke 'sjarels' in gesprek geraak tijdens één van onze reizen.
Diezelfde avond aten we een spaghetti op het terras van onze chalet en hebben we ons gedurende een hele tijd vrolijk gemaakt over de capriolen van kaketoes en magpies (eksters) die om eten kwamen bedelen. Het was op sommige ogenblikken echt hilarisch. In een park in het stadje waren er al een paar op onze arm en been komen zitten maar het echte spektakel was 's avonds.
Eerst waren er de eksters die we al eens een stukje spaghetti gaven. De eksters kunnen hier trouwens mooi fluiten.
Als ze in het snuitje kregen dat er iets te halen viel kwamen de kaketoes ook dichterbij. Eerst de kat uit de boom kijken van op afstand, dan vanop het dak boven het terras en daarna lieten ze alle schaamte varen en kwamen ze gewoon letterlijk mee aan tafel zitten. We hadden een bord op de grond gezet samen met een kom waar de overschot van de slierten lag. Eén van die kerels heeft daar gewoon een flinke portie pasta op zijn gemak soldaat gemaakt.
Dat zijn mooie beesten en je mag er eigenlijk niet aan denken dat die bij ons soms in een kooi zitten.
Een groot nadeel aan die beesten is wel dat die hun stoelgang niet zo onder controle hebben als wij, want als dankbaarheid voor de succulente hapjes hadden ze tegen 's morgens één van onze terrasstoelen ondergescheten.(excuseer) Ik had dit niet gezien met als resultaat dat ik mijn lievelingsbroek voor de rest van de vakantie niet meer kan dragen, de smeerlappen.
's Morgens hadden we de ontbijttafel voor de vliegendeur gezet en toen we alles op tafel aan het zetten waren stonden ze al terug op het terras en begonnen ze zelfs met hun bek tegen het raam te tikken omdat het niet vlug genoeg ging naar hun zin.
Op het grasperk voor de chalet zat er gedurende een hele tijd een grote kangoeroe rustig te grazen. Nu moet er me over kangoeroes toch iets van het hart. Er is bij die beesten een duidelijk onderscheid tussen de mannetjes en de vrouwtjes. En het is niet de buidel. Die ziet men moeilijk. Maar mensenlief, ik zou niet graag een mannetjeskangoeroe zijn. Die kan volgens mij nooit zonder pijn op zijn achterste gaan zitten. Ik ga er niet verder over uitweiden want ik ben deftig opgevoed maar laat ons zeggen dat de klokken van de Big Ben er niks tegen zijn.
Vandaag hadden we een rit van 360km voor de boeg. We hebben ondertussen trouwens ook al de kaap van 3000km gerond.
Van die 360km waren de eerste 200 over de Wimmera Highway een omzeggens rechte baan (vandaar de titel van deze episode) door de bush zonder een kruispunt van enige betekenis. Juist af en toe een tros kangoeroes in de schaduw van een boom, een paar emoes tussen de bomen en een echidna die langs de weg rondscharrelde. Mensen die we zagen tijdens dit traject : <10. De paar dorpen die we passeerden leken wel uitgestorven en de enige voertuigen die we zagen waren af en toe een paar reusachtige trucks die ons kruistten. Ik blijf zo'n Kenworth of Mack trouwens mateloos fascinerend vinden. Waarschijnlijk een overblijfsel uit mijn jeugd toen ik door één of andere vreemde hersenkronkel het merk van een vrachtwagen van ver kon benoemen aan de hand van zijn achterlicht of spiegel.
Je moet je die baan proberen voor te stellen. In België zou je dus van Oostende tot, laat ons zeggen, Bastogne, rechtdoor kunnen rijden zonder kruispunten, zonder oponthoud en bijna zonder mensen tegen te komen. Onvoorstelbaar toch?
En toch wordt het niet vervelend. Een mooi deuntje uit de jukebox en rijden door het grote niets wordt zelfs rustgevend.
We zijn ondertussen ook in South Australia aangekomen, wat betekent dat we onze horloge een half uur moeten terug draaien.
Australiërs zijn volgens ons ook kouwelijke mensen. Vandaag hadden we temperaturen tot 34° en toch lag er op elk bed waar tot hiertoe al in sliepen een elektrische deken. Het liedje van André Van Duin, ik wil met jou wel zeven weken onder... is al dikwijls door mijn hoofd geflitst.
Ik vertelde eerder ook al dat de meeste dorpjes waar we door rijden een zekere rust en gezelligheid uitstralen. Vandaag snapte ik plots waarom. Buiten uiteraard in de grote steden is hier nergens hoogbouw. Op die manier wordt het zonlicht nergens tegengehouden. Als je onze manier van bouwen bekijkt maakt dat wel een wereld van verschil.
Zo zijn er nog wel een paar eigenaardigheden die ons zijn opgevallen maar ik bewaar die voor een volgende keer wanneer ik eens echt niet weet wat te vertellen.
Ondertussen is het alweer kwart voor elf.
Tijd dus om doda te doen want morgen hebben we een nog langere rit voor de boeg. Dan rijden we naar de ferry die ons naar Kangaroo Island zal brengen.
Gisteren begonnen we aan één van dé hoogtepunten van de reis nl. het rijden van 'the Great Ocean Road'
Maar eerst wil ik nog eventjes terug naar onze Belgische Gastvrouw en -heer. Deze mensen waren net één jaartje ouder dan wij en waren pas drie jaar geleden geëmigreerd naar Australië. Volgens wat zij ons vertelden kan men vrij gemakkelijk naar hier emigreren tot je vijftigste mits je een knelberoep (hier dan) uitoefent en als je kan bewijzen dat je daadwerkelijk iets aan de Australische economie zal bijbrengen, in hun geval de toeristische sector. Eénmaal na je vijftigste wordt het al wat moeilijker hierheen te komen maar kan het nog steeds als je kan bewijzen dat je onafhankelijk van de Australische 'social security' kan leven, m.a.w. je moet dan beschikken over een goede hoeveelheid cash.
Trouwens ook even vermelden dat men hier niet kan verbergen waar hun roots ligt met plaatsnamen als Rye, Hastings, Eastbourne, Portsmouth en nog vele andere. We waanden ons even terug op onze trip van vorige zomer.
The Great Ocean Road dan. Een snelweg begin vorige eeuw aangelegd door de veteranen van de Eerste Wereldoorlog als remedie tegen hun shellshock.
En ook direkt bedoeld als eerbetoon aan hen. Overal staan er herdenkingen aan deze soldaten die, laat het ons niet vergeten, ook voor onze vrijheid gevochten hebben.
De weg begint in Torquay en volgt ongeveer de kustlijn tot Apollo Bay. Daar gaat ze het binnenland en baant zich een weg door de regenwouden om dan in Princetown terug aan de kust te komen. Officieel eindigt de Road iets voor Warrnambool, een driehonderd kilometer verder maar eigenlijk is het mooiste gedeelte na de 'Bay of Islands' gedaan.
Tussen Torquay en Apollo Bay is de weg vooral heel mondain. Aan de ene kant de prachtige kust en aan de andere zijde villa's waarvan de ene al wat groter is dan de andere. En, er is altijd wel eentje die er in slaagt tussen al dat grootse, toch nog een beetje meer op te vallen dan de de anderen (zie foto 2)
Dit eerste gedeelte van de weg is trouwens ook heel geliefd bij de surfers omdat de stranden hier vrij toegankelijk zijn. Iets voorbij Torquay bezochten we bv. Bells Beach, waar volgens de boekskens de mooiste golven van Australië op de kust zouden rollen. Het strand heeft eind jaren 80 gefungeerd als decor in de film 'Point Break', een surf/misdaad prent met Patrick Swayze en Keanu Reeves.
Hier leeft echt de surfersmentaliteit die je kent van tv. De streek is bevolkt met oude en jonge hippies in hun beschilderde busjes en het loopt er vol van blitse, bruingebakken, knappe surfers en surfsters.
Ook al is de pracht van deze eerste kilometers kustlijn niet te versmaden, het echt wowgevoel begint pas bij Apollo Bay.
Maar...dit is dan ook het drukste en meeste toeristische deel van onze trip dat we al tegengekomen zijn. En wat meer is, dit gedeelte van de weg wordt overspoeld, en dit blijkbaar pas sinds een jaar of drie, door horden en horden en horden rijke Chinezen. Zij landen in Melbourne en komen dan met alle gemotoriseerde vervoermiddelen die je je maar kan inbeelden naar hier voor een blitzbezoek aan dit gedeelte van the Road.
Ze zijn er met bussen, waarvan de chauffeur dan ook weer een Chinees is. Ze komen met campers, met minibusjes kortom met alles wat wielen en een motor heeft. En er komt weer een maar...ik heb de indruk dat die helemaal niet met de auto kunnen rijden. Zonder overdrijven zijn ze een gevaar op de weg. Ze stoppen waar ze het denken, afslaan zonder richtingsaanwijzer te gebruiken, filmen en fotograferen terwijl ze rijden enz. enz.
Mijn vermoeden bleek trouwens vrij correct te zijn want toen we onze ervaringen deelden met mensen van hier bleken die er net zo over te denken. Het gaat zelfs zo ver dat op dit gedeelte van het traject de wegsignalisatie in het Chinees vermeld wordt en er worden aan die toeristen, vooraleer ze naar hier komen, cursussen aangeboden over hoe zich te gedragen in het verkeer. Blijkbaar, en dat is naar wat men ons deze avond vertelde, zouden de Chinezen zich een tijdelijk internationaal rijbewijs kunnen aanschaffen zelfs als ze niet beschikken over een rijbewijs in hun land. Het lijkt me sterk maar bon. Er gebeuren alleszins veel zware ongevallen waar zij bij betrokken zijn. Het is soms op het komische af. Op een bepaald ogenblik passeerden we een minibusje dat stil stond half naast en half op de weg. Daar een paar meter achter lagen een hoeveelheid flessen drinkwater die, vraag me niet hoe, uit dat busje gevallen waren en rond dat busje een hoop drukdoenigere paniekerige Chinezen, om niet meer bij te komen van het lachen. Als je naar iets aan het kijken bent willen die ook altijd op exact dezelfde plaats staan als jij, geen twintig centimeter verder, nee, exact waar jij staat. Precies of die zijn altijd bang dat jij toch iets meer ziet dan zij.
Genoeg over Chinezen, terug naar de reis.Dus, vanaf Apollo Bay begint het pas echt. Hier kronkelt de weg eerst inlands tussen de imposante regenwouden. Torenhoge Eucalyptusbomen en daartussen gigantische varens. In de wouden ruikt het echt zoals in de tropische serres van de zoo. Op een bepaalde plaats wilden we een 'Tree Walk' doen, een wandeling op hangbruggen tussen de kruinen van de bomen maar omdat...zie vorige alinea, lieten we deze beker aan ons voorbijgaan en reden we 'op de willen boef' een onverharde weg in. Even een woordje uitleg, 'op de willen boef' betekent, voor de Nederlanders :op de bonnefooi, voor de Vlamingen van buiten Buggenhout : op goed geluk af.
Op de willen boef dus, een onverharde weg in. Deze voerde ons kilometers langs door een, naar ons gevoel, ongerept stuk regenwoud waar we helemaal alleen waren. Een hele toffe ervaring. Overal gekrijs en geroep, horden veelkleurige papegaaien maar ik maakte me wel de bedenking dat het raar is dat daar, buiten mezelf dan, bv. geen apen te zien zijn. Zal wel iets te maken met de evolutie en zo.
Kilometers verder kwamen we dan terug op de Road en dan kronkelde ze zich terug naar de kust waar het ene majestueuze vergezicht na het andere zich voor onze ogen ontplooide, met als één van de hoogtepunten 'the Twelve Apostels' Het is eigenlijk erg om zeggen maar er is hier aan deze kust zoveel moois te zien dat het precies is alsof je harde schijf op een bepaald moment vol is en je de schoonheid ervan niet meer kan opnemen.
De ruige kustlijn is trouwens ook bekend als de 'Shipwreck Coast' vanwege de tientallen schepen die hier de voorbije eeuwen vergaan zijn.
Kan ik mooie verhalen over vertellen, maar daar ga ik jullie niet mee lastigvallen.
Het laatste stukje weg naar Port Fairy is het vermelden niet waard en wonder boven wonder, eens de Loch Ard gorge, zo genoemd naar een schip dat er vergaan is, waren al die Chinezen plots verdwenen. Er was nog één bestuurder waar ik hard voor in de remmen moest gaan omdat hij plots midden op de weg stopte en dan waren ze allemaal weg, alsof ze in rook opgegaan waren. Volgens mij is die hun techniek al zover gevorderd dat die over een soort van fwietmachine of teleportatiecabine beschikken : fwiet...plots zijn ze er, fwiet...plots zijn ze er niet meer.
Oh ja, vorige nacht sliepen we in een soort van grote bungalow die bij ons in de Ardennen niet zou misstaan. We zaten er gans alleen. Hij was gelegen op nogal een vreemde plaats en het was er vrij spooky eigenlijk. Tof se. De plaats werd gerund door twee uitermate sympathieke knarren van 78 jaar oud. Ze maakten ontbijt voor ons en hielden ons gezelschap terwijl wij het verorberden. Echt heel interessante mensen met een verhaal. We hebben er uren zitten mee babbelen en ze waren ook oprecht geïnteresseerd in wat wij te vertellen hadden. Het was verdorie na half elf eer we daar de hof afreden.
Hier is het alweer elf uur gepasseerd. ik kruip in mijn keef.
Geniet van de foto's en slaapwel.
CU
Rony en Annick
Ps; ik weet het : de ene koala begint op de andere te lijken maar deze met haar jongske op haar rug wil ik jullie toch nog meegeven
Inderdaad, opnieuw moderne techniek, daarmee bedoel ik wifi en gsmbereik e.d. Niet dat we dat gemist hebben hoor. Alleen om het thuisfront een beetje op de hoogte te houden is het wel gemakkelijk, vooral die wifi dan want we zijn beter dat we onze gsm niet te veel gebruiken om te bellen of te smssen. Even een paar cijfers : uitgaande gesprekken kosten 3 per minuut en inkomende 1,5, een verstuurde sms 0,70. Als je dus niet oplet zou je vlug aan een gepeperde factuur zitten. Vandaar dat we ons beperken tot internet gerelateerde communicatiemiddelen.
Ik wil nog even terugkomen op de plaats waar we een paar dagen geleden zaten, nl. Lakes Entrance. De naam mag je letterlijk nemen. De lagunes en meren die jullie op één van de voorgaande foto's zagen worden gevoed door zeewater dat door één doorgang het binnenland ingeperst word, je ziet deze ingang op de eerste foto onderaan. Je ziet wat voor een kracht de stroming van het water hier wel moet hebben.
We deden ook nog even een omweg via Raymond Island. Dit kleine, nochtans bewoonde, eiland is eigenlijk één groot natuurreservaat vooral gekend voor het groot aantal koala's dat er leeft.
En inderdaad, in bijna elke boom zat zo'n levende teddybeer. Eigenlijk zijn het helemaal geen teddyberen. Een mevrouw die op het eiland woont een die ons in haar tuin binnen riep vertelde ons dat je best toch wel uit je doppen kijkt met zo'n beest. Ze hebben een heel hoog knuffelgehalte maar beschikken over lange vlijmscherpe klauwen waarmee ze in de bomen klimmen maar waarmee ze ook venijnig kunnen uithalen. Blijkbaar zouden ze er ook niet voor terugschrikken om met opzet op je te urineren als je te kort bij komt. Voordeel daarvan zou wel zijn dat de rest van de dag naar eucalyptus ruikt. Maar we hadden het er toch niet voor over.
We zagen ook een echidna, een schattig beest, een soort van miereneter. Het is een zoogdier maar het vrouwtje legt nog eieren. Als het ei dan uitkomt wordt het jong verder voortgebracht in de buidel. Samen met het vogelbekdier of platypus is het het enige eierleggende zoogdier.
Onze eigenlijke bestemming was niet te vinden op de GPS. Wat we ook ingaven, het bleef onbekend terrein. Via kaarten, gedownloaded op een gsm vonden we dan eindelijk toch waar we moesten zijn. Het was evident dat de plaats niet echt voorkwam in de gps bestanden want ze lag ongeveer vijftig km verwijderd van het laatste dorpje, die naam waardig. De laatste tien km was een offroadweg (foto 2)
Het was trouwens de eerste keer dat we op een zgn. golfplatenweg reden. De naam zegt het helemaal. Het is net of je over golfplaten rijdt.
Van zodra je vijftig km/h rijdt voel je er niet zoveel van maar daaronder, amai, de hele auto bibbert en davert dat het niet mooi meer is.
Of men dat nu expres zo aanlegt of dat het zo wordt door de weersomstandigheden en erosie weet ik eigenlijk niet. Ik vermoed wel het eerste en dit om een betere grip op de weg te bekomen.
Veel werd goedgemaakt toen we er eindelijk aankwamen. Het was een paradijselijke bestemming met zicht op de oceaan, met koala's in de tuin en hele zwermen papegaaien in de bomen. Er was zelfs een poes, de eerste die we hier zagen.
De cottages waren ook heel gezellig ingericht, het geheel was een oase van rust.
's Avonds ben ik me daar toch verschoten zeg(voor de Nederlanders : geschrokken ) Ik ging nog een kijken naar de magistrale sterrenhemel. Toen ik de deur opendeed zat er in de boom naast het huis, op ooghoogte, een opossum. Da's een soort kruising van een kat met een eekhoorn, totaal ongevaarlijk maar dat beest bezorgde me de schrik van mijn leven. Da's eigenlijk raar, thuis ben ik totaal niet bang in de donker, maar hier, in een andere omgeving met overal geschreeuw en lawaai dat je niet kent ben ik niet op mijn gemak.
Toen we deze morgen onze valiezen opnieuw reisklaar maakten bleek trouwens dat we een ongenode gast gehad hadden want er was aan ons pak soldatenkoeken geknabbeld. Annick wees eerst nog met een beschuldigende vinger naar mij maar deze keer was het een ander beest geweest. Voor hetzelfde geld zit het nog ergens in één van de valiezen.
We hadden tijdens de nacht al gemerkt dat er vrij veel wind stond maar toen we wakker werden woedde er een verschrikkelijke storm. Regenen, maar vooral een zeer harde wind, nog niet gauw meegemaakt. Er was hierdoor later op dag zelfs een elektriciteitspanne waardoor we zelfs geen stromend water meer hadden. Maar goed, levensbedreigend is dat allemaal niet en we maakten het ons dan maar op andere manieren gezellig. Toen we dachten dat het ergste over was reden we naar een vuurtoren in de buurt maar het bleek dat we de wind toch onderschat hadden want we geraakten bijna niet vooruit te voet.
Later, wanneer de storm echt gaan liggen was maakten we nog een rit naar een natuurgebied verderop, het Zuidelijkste punt van Australië en daar zagen we de kangoeroes van dichtbij.
Bleek dat het echt wel een zware storm geweest was want overal lagen er afgebroken takken en zelfs bomen op de weg.
Het was trouwens vandaag ook nog niet echt fameus weer. Het is niet echt koud maar we reden toch een ganse dag onder een dik wolkendek en hadden af en toe regen. Ik heb wel de indruk dat het nu wat aan het verbeteren is.
Vandaag kwamen we toe op het Mornington Peninsula. Een vrij druk gebied maar blijkbaar zou dat hier de verzamelplaats zijn van de beau monde van het land. Er staan inderdaad kasten van villa's en ook Gotye zou hier wonen. Optrekjes van 50 miljoen en meer zouden hier geen uitzondering zijn. Zo vertelde toch de uitbaatster van de B&B, een madam uit Leuven. Ze profileert zich als een een B&B met Belgische allures (wisten we trouwens niet op voorhand) met wafels en Belgische bieren. 10 voor een Lachouffe trouwens.
Deze plaats is ook bekend als plaats waar in de 19° eeuw de kolonisten aankwamen. Toen in november 1852 het schip de Ticonderoga vanuit Liverpool aankwam bleken 300 van de 800 opvarenden besmet met Typhus en zette men vlug een kampement op om deze zieken in quarantaine te houden zodat ze de lokale bevolking niet zouden besmetten. Men werd zich bewust van het feit dat dit eigenlijk wel een goed idee was en men bouwde deze plek uit tot een heus dorp met woningen, hospitalen, forten en zelfs ontsmettingsruimtes waar de bagage en soms zelfs mensen in grote buizen gestopt werden om te ontsmetten. Het werd een soort van ghetto waar de kolonisten drie tot zes maanden moesten verblijven vooraleer ze het land binnen mochten. De zone werd omgeven door afsluitingen met prikkeldraad. Het ganse gebied doet trouwens een beetje denken aan de minder frisse praktijken van onze Oosterburen in een niet zo ver verleden.
De plaats bleef in gebruik tot 1980 en was op zijn drukst op het eind van WO I toen 12000 soldaten terugkeerden vanuit Europa met in hun kielzog het spookbeeld van de Spaanse Griep.
Voilà, tot zover de les geschiedenis. Morgen nemen we de ferry naar alweer een stukje verder.
Gisteren 11 februari en vandaag 12 februari voelen we ons een beetje met vakantie, eerder dan op reis te zijn. Dit komt vooral door de accommodatie van gisteren enerzijds en anderzijds de locatie waar we vandaag zijn.
Het korte ritje van Albury naar Bright is eigenlijk het vermelden niet waard. Voordeel was natuurlijk wel dat we al voor de middag op onze bestemming waren.
Het betrof een kleinschalige onderneming met vier bungalows gerund door een Australisch - Nederlands echtpaar. Die Nederlanders kom je toch ook overal tegen, en gelukkig maar want zo leer je al eens iemand kennen nietwaar?
Greg en Christel waren echt aimabele mensen en hij was een liefhebber van ons Belgisch bier. Hij kende zelfs Karmeliet.
Hij gaf ons de raad om eens een wandeling naar het dorp te maken waar een lokale brouwerij was.
We namen zijn tip dan ook ter harte, maar niet vooraleer we een tijdje gespendeerd hadden in en rond het zwembad dat we voor ons alleen hadden. Zalig, zoals ik al zei, een beetje vakantiegevoel tijdens het reizen.
Bon, later wandelden we dan effectief naar de brouwerij waar ik een proevertje bestelde met zes bieren van hen. Op de bierfiche stond tweemaal een verwijzing naar de Belgisch biertraditie, eentje naar de witte van Hoegaarden en eentje naar de Trappisten. Laat ons zeggen dat het een verdienstelijke poging was om bier te brouwen maar ze kwamen nog niet aan de enkels van onze lekker Belgisch gerstenat. Of steekt hier een beetje chauvinisme de kop op? Neen, toch niet, het is gewoon zo.
Maar... tijdens de rit reden we ook door een wijngebied van Australië, en het dient gezegd, deze wijnen zijn wél van een uitmuntende kwaliteit. cfr Gapsted Valley Reserve Cabernet Merlot 2016, niet te versmaden. Die ga ik zeker proberen te vinden thuis.
De rit van vandaag was dan weer een pak mooier. Eens we Bright uit waren zaten we direct in de bergen. We maakten een prachtige klim tot op 1850m. Ik vraag me af wat het stijgingspercentage was maar het was alleszins de moeite. Onderweg passeerden we meerdere fietsers die de berg op hun ijzeren, waarschijnlijk eerder carbonnen, ros beklommen. Diep respect voor die mannen en vrouwen, ik denk niet dat ik het op dit moment zou kunnen. Alhoewel ik moet zeggen dat de eerste die we inhaalden een dame betrof die was moeten afstappen en die zag er helemaal niet OK uit. Die zag zo grijs als de Belgische lucht. Ik hoop dat ze er niets aan overgehouden heeft, ik was er niet gerust in. Gelukkig was er wel iemand bij haar.
Onderweg, tijdens een stop waar Annick op fotojacht ging naar een zwerm kaketoes maar door die beesten alleen maar werd uitgelachen w vanuit de bomen, vond ik een hol van een dier waarvan ik denk dat een wombat was. Ik heb er es in gepookt met een stok en me dan vliegensvlug uit de voeten gemaakt want ik vreesde dat het beest daar als een razende furie zou komen uit gestoven zijn. Niet dus, en voorlopig nog geen levende wombat gezien.
Het is trouwens ook al een dag of twee geleden dat we Skippies hebben zien rondhuppelen.
Een heel eind verder kwamen we op onze bestemming in Lakes Entrance en de eerste indruk hiervan was fabuleus. Een sprookjesachtige lagune waar je met een heel klein beetje verbeelding de piratenschepen zag aanmeren. Echt heel mooi.
In de loop van de namiddag maakten we nog een fijne wandeling naar een 'bounty'strand.
Er was daar een kerel vrij ver in de oceaan aan het zwemmen en ik maakte me plots luidop de bedenking dat, alhoewel ik het heel erg zou vinden voor die man, het toch vrij spectaculair zou geweest zijn moest er plots een witte haai opduiken en die vent met huid en haar zou opslokken. Ik had me die bedenking beter niet luidop gemaakt want mijn teergevoelige echtgenote vond het nogal ongepast. Allee, nu mag een man al niet wat fantasie meer hebben.
Ondertussen is het alweer tijd om moe maar voldaan onder de wol te kruipen.
Morgen zien we misschien onze eerste koalas.
Hoe dat afliep horen jullie later, geniet van de foto's en bedankt om ons via deze weg te volgen, hopelijk vinden jullie het een beetje fijn.