Ik voel me blij want ik ben een kei. Ik ben stout want ik krijg het koud. Ik ben jaloers want ik moet vlug naar de koers. Ik ben verliefd op het hondje Klief. Ik ben goed want ik heb veel moed.
Ik voel mij ontzichtbaar omdat ik er juist niet bijhoor. Ik voel mij gelukkig omdat ik het verteld heb. Ik voel mij zenuwachtig als ik mijn spreekbeurt moest opzeggen. Ik voel mij verlegen als ik iets moet zeggen dat op mijn hart ligt. Ik voel mij verlaten als iemand mijn vriendin of vriend afpakt. Ik voel mij blij als ik mijn hart openzet.
Ik voel mij gelukkig want mijn verjaardag komt dichterbij. Ik voel me blij want het is lente. Ik voel me geweldig want er is een nieuw ketnet. Ik voel me zenuwachtig want de examens komen eraan. Ik voel me goed want mijn geld stijgt.