Ik voel me veilig bij mijn vrienden en vriendinnen
omdat ze me lief en leed goed beminnen.
Ik voel me veilig in de klas
ik voel me veilig in het gras.
ik voel me veilig als ik aan jullie denk
ik voel me veilig door zo een klein geschenk.
Ik voel me blij want ik ben een kei. Ik ben stout want ik krijg het koud. Ik ben jaloers want ik moet vlug naar de koers. Ik ben verliefd op het hondje Klief. Ik ben goed want ik heb veel moed.
Ik voel mij ontzichtbaar omdat ik er juist niet bijhoor. Ik voel mij gelukkig omdat ik het verteld heb. Ik voel mij zenuwachtig als ik mijn spreekbeurt moest opzeggen. Ik voel mij verlegen als ik iets moet zeggen dat op mijn hart ligt. Ik voel mij verlaten als iemand mijn vriendin of vriend afpakt. Ik voel mij blij als ik mijn hart openzet.
Ik voel mij gelukkig want mijn verjaardag komt dichterbij. Ik voel me blij want het is lente. Ik voel me geweldig want er is een nieuw ketnet. Ik voel me zenuwachtig want de examens komen eraan. Ik voel me goed want mijn geld stijgt.
Ik voel mij verdrietig want mijn pepe ligt op sterven. Het kan zijn dat hij het niet overleeft. Ze zitten te ruzien voor de erfennis. Mijn moeder wil een beeldje. Nonkel Frans wil het geld. Het gaat om zo veel geld.
Ik voel mij goed in mijn vel ik voel het rinkelen, de bel. Soms voel ik mij slap dat is geen grap. Ik voel mij blij als ze kijken naar mij. Ik voelde mij alleen toen de maan op mij scheen.
Ik voel mij geweldig want de lente is in het land! Ik voel mij goed omdat ik bijna jarig ben. Ik voel mij gelukkig omdat ik een nieuwe film heb gekregen. Ik voel mij blij want de paasvakantie komt dichterbij. Ik voel mij ongelukkig door het slechte nieuws op tv.