Rembrandt schilderde de De Nachtwacht of Het korporaalschap van Frans Banning Cocq en luitenant Willem Ruytenburgh maakt zich gereed, tussen 1640 en 1642. Het meesterwerk, dat waarschijnlijk rond 1796/1797 voor het eerst 'de Nachtwacht' genoemd [33] werd, was besteld voor de nieuwe Kloveniersdoelen, verzamelplaats voor de musketiers van de schutterij. Rembrandt nam afstand van de conventie om dergelijke schuttersstukken stijf en formeel af te beelden en het is dan ook meer een actiescène dan een opstelling. Hij toonde een deel van de burgerwacht van wijk II, afkomstig tussen de Damrak en de Nieuwendijk[34] als het vendel bij de poort staat opgesteld en wil optrekken met opgestoken lansen of pieken.
Kapitein Frans Banning Cocq met rode sjerp geeft opdracht de mars in te zetten. Naast hem de in het geel geklede Willem van Ruytenburch met in de hand het een naar voren gerichte korte piek, of de sponton toebehorend aan de kapitein. De ingehuurde trommelaar Jacob Jorissen geheel links geeft een roffel.[35] Niet iedereen staat klaar. Sommige schutters zijn druk gesprek verwikkeld; zes personen zijn nog bezig met hun geweren. De in het rood geklede man links demonstreert het met kruit vullen van een musket; de man tussen de kapitein en de luitenant kijkt enigszins verschrikt na het afvuren; de man achter de linkerschouder van Ruytenburch blaast de resten weg van het niet ontplofte kruit uit de pan van zijn musket. De man boven het feestelijk geklede meisje met de mascotte (n.b. de klauwen van een kip) is de vaandrig van het vendel.
In 1715 is het doek verkleind, zodat het op een nieuwe locatie tussen twee ramen paste in de krijgskamer van het stadhuis. Dankzij een replica uit 1650 is achterhaald wat er verloren is gegaan: drie bijfiguren zijn verdwenen, en de man met de helm links en de trommelslager rechts staan er nog slechts voor de helft op. Ook is er vooraan links minder lege ruimte, zodat het effect van beweging naar links vermindert, terwijl de hoofdfiguren nu vrijwel in het midden staan (Rembrandt bereikte meer dynamiek met hun oude positie meer op rechts).[bron?] Het werk meet nu nog 4,37 bij 3,63 meter ofwel 82% van de oorspronkelijke omvang.
Hoewel het een scène bij daglicht is, hield Rembrandt het schilderij tamelijk donker om met lichteffecten de aandacht op bepaalde partijen te kunnen vestigen. Door verkleuring van het vernis werd het nog donkerder en kreeg het in de 18e eeuw als bijnaam de Nachtwacht. Rembrandt heeft het enorme doek waarschijnlijk in een galerij op de binnenplaats van zijn woning geschilderd. Sommige geportretteerden klaagden dat zij nauwelijks herkenbaar waren. Een andere schilder heeft rechts in de boog van de poort een medaillon met de namen van de 18 meebetalende geportretteerden overgeschilderd. Het naamschild werd pas in 1758 ontdekt.