Ze zitten achter hun bord.
Hij werpt zijn woorden ver,
te ver. Zijn zinnen razen,
haken zich vast.
Ze hapt adem.
Hij zwiept de lijn en werpt opnieuw
ruikt het bloed in haar mond
zonder te zien hoe ze scheurt.
De taaiste delen duwt ze naar de rand.
Ze prakt en plet betekenis tot zwijgen.
Achter haar blauwe lippen spreken
getraliede stemmen met klem.
Dompel wat vooraf ging onder
in water en zeep, zeggen ze. Meer zeep.
Vang deze vergissing in bellen van schuim,
laat alles glijden op gevangen lucht
om gladjes te verdwijnen onder dit huis.
Het bord wacht geduldig in de kast.
© Ingrid Vandepaer
© Ingrid Vandepaer
13-01-2018, 21:32 geschreven door Ingrid Vandepaer 
|