Van Kurt tot Boeddha
Peter Bracke
15-04-2007
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van Kurt tot Boeddha
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Peter Bracke is een jongeman van 24. Tijdens zijn jonge leven heeft hij al heel wat watertjes doorzwommen. Peter heeft de diagnose manische depressie gekregen op zijn twintigste en heeft een zwaar verleden waarbij hij nogal veel drugs gebruikte. ‘Zelfmedicatie’, zegt hij zelf. Over zijn jeugd en het leven met de bipolaire stoornis heeft Peter nu een boek geschreven met de titel ‘Van Kurt tot Boeddha’.

 

VRAAGSTELLER: ‘Waar gaat het boek over?’

 

PETER: ‘Het boek is een weerslag van mijn jonge leven waarvan het me verbaast dat ik er zo goed ben vanaf gekomen. Ik heb enorm veel last gehad van psychosen en manieën en gebruikte tijdens mijn jeugd enorm veel drugs om bijvoorbeeld mijn studies aan te kunnen. Ik voelde me altijd anders dan de anderen en het verbaasde me dat de meeste jongeren zoveel dingen deden. Ik was altijd vermoeid op school en had nogal fel te lijden onder de scheiding van mijn ouders en de problemen daaromtrent. Ik groeide op bij een alleenstaande moeder en we hebben veel armoede gekend. We hadden het niet breed. Toch liet mijn moeder me naar het college gaan waar ik mijn humaniora kon afronden. Mijn vader zag ik regelmatig maar dat was een zware rock ’n roller. Hij heeft een enorm turbulent leven gekend en heeft ook een paar keer in de gevangenis gezeten. Bij mijn vader werden er regelmatig feesten georganiseerd waarbij vlijtig drugs werd gebruikt. Op de drukste dagen zaten we wel met 20 mensen op zijn appartement en werd er gelachen, gedronken en drugs gebruikt. Het was dus niet moeilijk voor mee om mee te vieren. En ik moet er niet over liegen. Ook ik was een rebel en experimenteerde graag met drugs. Ik was als kind vaak depressief en heel gevoelig en merkte dat bepaalde middelen me de energie gaven die ik zo vaak scheen te missen. Dat was het begin van een zekere vorm van zelfmedicatie. Ik zou zelfs durven te stellen dat ik zonder de drugs misschien mijn examens niet zou hebben gehaald. Ik was toch vaak zo depressief en had het enorm moeilijk met de problemen in de wereld.’

 

VRAAGSTELLER: ‘Wanneer werd het duidelijk dat je een bipolaire stoornis had?’

 

PETER: ‘Die diagnose werd pas rond mijn twintigste gesteld. Tot die tijd was ik vooral heel depressief. Mijn grote held was Kurt Cobain die ook manisch depressief was. Ik herkende iets in zijn oerschreeuw dat ik ook in mezelf droeg. Hij was het boegbeeld van de generatie X dus ik was blijkbaar niet de enige. Vanaf mijn zeventiende ging ik in behandeling voor mijn depressie. Op school werkte ik hard, maar ik vond ook al heel snel dat er een grote druk op mensen die studeren en/of werken rust. Om daaraan te ontvluchten gebruikte ik tijdens het weekend allerhande drugs. Het was een soort kunstmatig geluk. In het weekend moest zoveel mogelijk gebruikt worden om een tegenwicht te bieden aan de drukke week. Dat bleef ik zo heel mijn humaniora doen. Tot ik in het laatste jaar een lange tijd manisch werd, moeilijk sliep, heel creatieve perioden kende – waarbij ik veel gitaar speelde – wat uiteindelijk eindigde in een psychose. Ik dacht dat iedereen me afluisterde en dat er een complot tegen me werd gesmeed. Ik wist niet wat me overkwam. Uiteindelijk werd ik opgenomen in de psychiatrie en kreeg daar medicatie. Die manische fase was uitgemond in een heuse psychose. Het was een moeilijke tijd want ik zat toen nog met mijn eindexamens. Gelukkig kende de school me als een goed student en kreeg ik vrijstellingen. Ik mocht vanuit de kliniek studeren en dan – weliswaar onder sterke kalmeermiddelen – mijn examens afleggen. Toen dacht men nog dat het om een eenmalige psychose ging. Toen ik later aan de hogeschool studeerde kreeg ik te maken met een tweede zware manische periode. Mijn psychiater stelde toen vast dat ik een bipolaire stoornis had.’

 

VRAAGSTELLER: ‘Hoe ervaar je een dergelijke stoornis?’

 

PETER: ‘Het is leven tussen hemel en hel. Tijdens de depressieve fasen wil je vooral dood zijn. Je kan de wereld en zijn problemen niet aan. Ik kon niet naar het nieuws zien, ik was te gevoelig voor de ellende in de wereld. Het is enorm pijnlijk. Daarom dat er ook zovele mensen sterven door zelfmoord die een dergelijk ziektebeeld hebben, wanneer het niet behandeld wordt.’

 

VRAAGSTELLER: ‘Waarom begon je dan drugs te gebruiken?’

 

PETER: ‘Ik groeide op tussen druggebruikers in een sociale woonwijk. Daar werd veel gebruikt en ik was een vrij rebelse puber. Het verlichte mijn innerlijke pijn. Wat ik toen nog niet wist was dat die drugs mijn stoornis verergerden en ik wist toen ook nog niet dat ik die stoornis had én dat het behandeld kon worden. Nu ik mijn medicatie gebruik heb ik veel minder behoefte aan drugs.’

 

VRAAGSTELLER: ‘Dus je gebruikt nu geen drugs meer?’

 

PETER: ‘Cannabis heb ik bijna volledig afgezworen omdat ik er knettergek van word. Ik durf nog wel eens een trekje doen als er iemand van mijn vrienden een joint opsteekt, maar ik pas ook veel. Veel mensen die ik ken gebruiken dagelijks cannabis maar mij interesseert het niet zozeer. Omdat ik nu reeds 4 manische psychoses heb doorgemaakt met een sterk verlies van mijn capaciteiten en een vermindering van mijn zelfredzaamheid heeft mijn huidige psychiater ingezien dat ik ook de kenmerken van schizofrenie heb. Wanneer je een combinatie hebt van manische depressie en schizofrenie heet die term schizo-affectieve psychose. Ik heb in het boek vooral het manisch depressieve belicht omdat dat mij het meeste heeft geteisterd. Omwille van mijn gebrek aan energie is de enige drug die me soms verleidt amfetamine, omdat dat de bijwerkingen van de medicijnen helemaal opheft. Maar ook daar ben ik mee gestopt omdat mijn maag er niet meer tegen kan. Ik zal dan maar met die symptomen moeten leren leven.’

 

VRAAGSTELLER: ‘In het boek schrijf je ook over een zelfmoordpoging. Hoe komt een mens zover?’

 

PETER: ‘Ik was op. Ik had gevochten en gevochten en ik bleef kampen met de aandoening. Het was niet zo makkelijk om een uitkering te kunnen krijgen, zeker niet als je zo jong bent. Ik heb een periode bittere armoede gekend en vond dat zo onrechtvaardig. Ook had ik de indruk dat de psychiatrie zo weinig van het bewustzijn en de ervaring van de psychose begreep. Er worden pillen gegeven en daar moet je het dan maar mee doen, naar de inhoud van de ervaring wordt niet echt geluisterd, terwijl daar zoveel interessante literatuur over bestaat, ik denk aan Stanislav Grof. Het innerlijke potentieel dient aangeboord te worden om de mensen terug het licht te laten zien na zoveel duisternis. De hele transpersoonlijke psychiatrie werkt hier rond maar wordt binnen de klinische psychiatrie nauwelijks toegepast. Ik denk dat een psychiater als Jung en in navolging van hem Roberto Assagioli heel veel goeds hebben geschreven. Ook de zogenaamde antipsychiatrie met mensen als Ronald Laing en dergelijke waren degenen die mij terug hoop gaven. Ik heb aan die mensen mijn leven te danken, hoewel ik toch op een gegeven moment zo diep zat dat ik een zelfmoordpoging deed. De poging mislukte en ik werd wakker op de dienst intensieve zorgen. Ik moest dan toch weer verder met mijn leven.’

 

VRAAGSTELLER: ‘Denk je dat de massa dergelijke aandoeningen begrijpt?’

 

PETER: ‘Nauwelijks. Je begrijpt het echt als je een familielid of een kennis van dichtbij kent die het heeft, als je ermee werkt in je beroep of wanneer je het natuurlijk zelf hebt. Het is samen met schizofrenie de zwaarste aandoening die je kan treffen en een enorme bedreiging voor je geestelijk welzijn, terwijl het net zoveel voorkomt. Het gaat zeker niet om een marginale groep die erdoor getroffen wordt. We spreken hier toch van 1 à 2 % van de bevolking die er ooit mee te maken krijgt. Dat is niet niks.

Het onbegrip is groot. Een goede vriend van mij vindt dat ik het me maar verbeeld en dat het met wilskracht en geloof ik jezelf en je kunnen te maken heeft. Daar heb je geen verhaal aan als die psychosen blijven terugkomen, je telkens opnieuw in het psychiatrisch ziekenhuis belandt en soms met één been in het graf staat. Daarom geraakt slechts 10% er helemaal vanaf. De rest van de mensen – zeker als er schizofrenie bij komt kijken – zijn behoorlijk gehandicapt.’

 

VRAAGSTELLER: ‘En dan ga je aan de drugs?’

 

PETER: ‘Niet elke patiënt gebruikt drugs maar het druggebruik is toch groter bij patiënten dan bij mensen die geen psychiatrische aandoening hebben. Vooral speed (amfetamine) wordt veel gebruikt door psychotici. Dit is een paradox omdat je van speed op termijn net psychotisch wordt, maar het neemt de negatieve symptomen weg, het gebrek aan energie en gaat de bijwerkingen van de medicijnen tegen. Ik probeer er zoveel mogelijk vanaf te blijven omdat het een vicieuze cirkel is.’

 

VRAAGSTELLER: ‘Wat is je boodschap met dit boek?’

 

PETER: ‘Ik wil vooral een punt van herkenning bieden aan mensen die hetzelfde ervaren en laten zien dat er toch nog een zekere mate van stabiliteit kan optreden. Je kan wel behoorlijk gehandicapt geraken, maar hoe dan ook toch nog een beetje een normaal leven trachten op te bouwen. Ondertussen ben ik alweer aan het studeren aan de universiteit en ik had nooit durven dromen dat dat nog ging lukken. Ik doe het wel deeltijds uiteraard, want stress is dodelijk. Ik hoop vooral dat mensen met dezelfde problematiek van druggebruik en een geestelijke aandoening inzien dat je het gebruik beter laat voor wat het is en dat je toch nog een beetje een leven kan opbouwen. Een gewone job zal ik nooit aankunnen. Deeltijds studeren gaat maar ik zal altijd op een lager tempo functioneren dan een gezond individu. Ik doe vooral vrijwilligerswerk momenteel.’

 

VRAAGSTELLER: ‘En wat houdt dat werk in?’

 

PETER: ‘Ik was vroeger mee verbonden aan zelfhulpgroepen en was ook actief daarbinnen. Ik organiseerde bijeenkomsten voor betrokkenen en patiënten, ging als ervaringsdeskundige spreken in scholen enzovoorts. Momenteel werk ik van thuis uit in een prikkelarme omgeving. Ik studeer hier een beetje sociologie en verder werk ik mee in de strijd tegen armoede, waar ik gedeeltelijk zelf in ben terecht gekomen door mijn functiebeperking. De uitkeringen zijn niet zo hoog en het is soms moeilijk rond te komen. Ik vind dat hier dringend verandering moet inkomen. De kennis van mijn opleiding gebruik ik mede om hier mee vorm aan te geven. Ik maak dan op eigen houtje een studie rond handicaps en armoede en die gaat dan naar politici, ministers en staatssecretarissen. Momenteel ben ik zelfs bezig aan een brief naar de koning over de schrijnende toename van armoede in ons land. Onze sociale zekerheid staat onder zware druk en dat is jammer voor mensen met een handicap die niet zelf een inkomen kunnen verwerven. Dat maakt zo’n ziekte des te meer oneerlijk. En dit terwijl er mensen verzuipen in de weelde. Het kapitaal is niet eerlijk verdeeld. Een hele kleine groep hele rijke mensen – zo’n tien procent - bezitten de helft van het bruto nationaal product, en met de andere helft moet de overige negentig procent dan maar toekomen. Dit is uitermate oneerlijk, vooral voor de laagste inkomens. Hier kan ik me ongelooflijk in opjutten, zeker als je geen mogelijkheid hebt om wat te verdienen door werk. Er is slechts tien procent kans dat ik met deze aandoening op een normale manier zal kunnen werken. En de angst voor een nieuwe psychose zit er telkens in. Omdat er net zo’n 150 000 mensen in België in die situatie zitten maak ik hier graag onder de vorm van vrijwilligerswerk werk van. Zo draag ik ook mijn steentje bij voor de uitkering die ik krijg. Er wordt toch naar geluisterd. Ook in de politiek zitten een aantal mensen die me steunen. Zo sta je toch niet helemaal alleen in de strijd.’

 

VRAAGSTELLER: ‘Tot slot: wat is je belangrijkste boodschap voor mensen in dezelfde situatie?’

 

PETER: ‘Voor mensen die het herkennen en die nog geen diagnose hebben gehad en ondertussen drugs gebruiken als zelfmedicatie zou ik zeggen: ga naar een psychiater en laat je controleren. Ik ben pas helemaal met de drugs gestopt toen ik wist wat ik had en doorhad dat dat druggebruik niet zo goed voor me was. Nu ik mijn medicatie krijg voor mijn kwaal is dat al een zorg minder. Bijna het belangrijkste wat ik kan zeggen is: probeer niet mee te hollen met de massa als je een dergelijke ziekte hebt. Weet dat je gevoelig bent en dat je bij zo’n twintig procent gevoeligen van de wereld hoort, waarvan bij sommigen een psychiatrische ziekte uitbreekt. Probeer het waanzinnige tempo van de meerderheid niet te volgen en kies resoluut voor onthaasting. Volg een cursus, blijf actief, doe vrijwilligerswerk maar op een lagere tempo. Weet dat een fulltime job terug een verblijf in de psychiatrie kan betekenen en volg je eigen tempo. Misschien heb ik dat in het boek te weinig belicht maar dat zeg ik nu. Het boek is vooral mijn verhaal van mijn waanzinnig druggebruik en mijn moeite met het leven. Nu is dit grotendeels gestabiliseerd en werk ik ook mee rond onthaasting, om dat nog even te vermelden als antwoord op de vorige vraag. Wat de boodschap betreft nogmaals dus: onthaast, doe het kalm aan, alles mag en niks moet. Maak je niet teveel zorgen als mensen je niet begrijpen omdat er uiterlijk vaak niks te zien is en sta op je rechten. Als werken niet lukt dan is er de sociale zekerheid, ook in de actieve welvaartsstaat. Maar blijf bezig! Zink niet weg in je ziekte maar blijf geestelijk actief. Dat draagt bij tot je herstel. Er is licht in de duisternis en dat is het belangrijkste wat ik de lezer wil bieden. Ook mensen die met een drugsverslaving vechten en eruit willen geraken zullen zeker aan het boek een houvast hebben en ook voor jongeren is het interessant. Het is een generatieschets die duidelijk toont dat het mogelijk is om te groeien van nihilisme – wat zo typerend was voor de generatie X – naar een meer verlichte staat van zijn, waarbij je het lijden overstijgt. Vandaar de titel: ‘Van Kurt tot Boeddha’. Het boeddhisme was een grote inspirator om over dit lijden te groeien. ‘Doodt de begeerte!’, zei de boeddha. Verlang niet teveel meer wat carrière en dergelijke betreft en amuseer je een beetje. Daar is het leven voor bedoeld. En ja, het kan, zelfs met een zware psychiatrische ziekte. Ik bedank ook de auteurs Felix Sperans en Simon Vinkenoog om me tot schrijven aan te zetten. Zonder hen was dit boek er nooit gekomen.

 

VRAAGSTELLER:’Bedankt voor dit gesprek.’

 

Het boek ‘Van Kurt tot Boeddha’ van Peter Bracke is enkel op internet te bestellen via http://www.wwaow.com/wwaow/site/bookdetail/?bookid=2104.
Het boek kost 13,39 euro + verzendingskosten.

 

ISBN 97 890 811764 15

 


0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (18 Stemmen)
15-04-2007, 00:00 geschreven door Peter  
T -->

Blog tegen de wet? Klik hier.
Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs