І
Duisternis
e bomen volgden me. Eigenlijk al een hele tijd, maar ik merkte het nu pas op. Waarom wist ik toen nog niet, maar nu wel: ze wouden een bewijs. Een bewijs dat ik leefde, dat de koningin van Machénya echt was en niet gewoon een speling van het licht... als dat al mogelijk was, want het was zo donker dat ik mijn eigen voeten bijna niet zag (waardoor ik al een paar keer pijnlijk was gestruikeld over boomwortels). Niet dat ik niet van het bos hou, integendeel, maar een beetje licht had ik toch graag gehad. Er was ook bijna geen beweging, behalve de bomen dan die hun takken strekten om me met hun blaadjes aan te raken... al zes dagen lang niets. Geen licht, geen dieren en zelfs geen vogels, die je ergens ver weg kon horen fluiten. Niets. Ik werd er gek van. Ik had zin om het uit te roepen en de duisternis te vervloeken in alle woorden die ik kende, maar ja... als koningin moest je wel je waardigheid behouden, toch? Ik onderdrukte het gevoel waardoor ik zou gaan gillen en probeerde voor de duizendste keer te bedenken waar ik nu eigenlijk was. Eerst was er dat kleine stemmetje dat onverschillig zei : Het elfenbos, een ander bos is er niet, voor zover we weten.
Maar toen kwam het paniekerige stemmetje, dat de wanhoop nabij was: Voor zover we weten! Wat als er nog één is, maar dan in... Het Zuiden? Wat dan? Dan...
Och, begin nu niet weer! We weten inderdaad niets zeker, maar hoe erg kan het dan zijn? Als ik de weg niet ken, betekent dat nog niet dat we dood gaan!
Het is hier helemaal onbekend en we kennen de monsters hier niet.
Dus je punt is...?
Ze kennen je niet, Laïn. Als ze je zien zullen ze ,in plaats van voor je te buigen, je aanvallen! Denk toch eens na!
Het eerste stemmetje knarsetandde nu bijna: Ik probeer na te denken, maar jouw irritante betweterigheid leidt me verschrikkelijk af. En bovendien, ben je vergeten wat ik ben? Ik ben geen mens! Denk jij nu toch eens na!
Ikzelf werd krankzinnig van de twee tegenstrijdige gevoelens en ik liet mijn gedachten afdwalen naar mijn lessen over de verschillende wezens die in het rijk leefden.
Je had de wezens, die je nog altijd overal kon tegenkomen (zoals de draken en de mensen), degene die niet echt waren uitgestorven maar gewoon in verschillende groepen waren gaan leven en wiens krachten waren verdeeld over die groepen (zoals de elfen) en de uitgestorven wezens (zoals de Synchènen). Ik stamde af van drie wezens uit de drie verschillende groepen en aan hun dankte ik ook mijn krachten. Van de elementelfen had ik mijn kracht om de elementen te besturen geërfd, van de draken kreeg ik mijn vleugels en uitzonderlijke kracht mee en van de Synchènen erfde ik mijn schoonheid, maar ook het talent om in een monster te veranderen in een gevecht en daardoor moest ik, jammergenoeg, ook bloed drinken. Geen mensenbloed, nee! Nooit. Ik wou het ten eerste niet en ten tweede, er leefden geen mensen in Het Noorden. Ik had zelfs nog nooit een mens in levende lijve gezien! Ik dronk drakenbloed. Al sinds mijn geboorte gaf Bénya, de leidster van de noordelijke draken, me haar bloed opdat ik krachtig genoeg bleef om mijn plicht te vervullen als prinses en later ook als koningin. Ik hoefde haar gelukkig niet te bijten, want ik kreeg gewoon elke maand een fles met haar bloed erin. Het smaakte walgelijk, dat wel. Zoiets als een mix van braakballen en zure melk: het blijft even in je keel steken en daarna slik je het met de grootste moeite door en je probeert om niet te gaan kokhalzen... al deed ik dat gewoon buiten als niemand keek, het kokhalzen bedoel ik.
Ik was nooit echt het type geweest om altijd de regels te volgen; dat had ik van mijn vader. Hij wist dat ik soms midden in de nacht het kasteel uitsloop om te gaan oefenen in het bos. Er was geen betere plek dan het woud om te oefen op rennen over een onregelmatige ondergrond! Altijd handig als je een aanval afblaast en dan moet wegrennen: als je struikelt kan dat een kritieke afloop hebben. Dat deed ik normaalgezien elke avond... toch?
Volgende keer meer!!
05-05-2011, 18:04 geschreven door Laïn 
|