DE LEVENDE DODEN
Blz.1 (achterflap?)
Proloog:
Het verhaal speelt zich af op de lieflijke driesprong West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Henegouwen . Anno 1965. Meer bepaald op het Kluisbos. Ikzelf was amper zestien jaar oud op die ogenblikken maar herinner mij nog héél wat. Sommige contexten waren me toentertijd onduidelijk maar later leerde ik een en ander begrijpen. Nu nog sta ik versteld van wat toen gaande was, wat de bedoelingen waren, en ik geef grif toe sedertdien enig vertrouwen in andere mensen verloren te hebben. Wat zich toen heeft afgespeeld, zovele jaren na een wereldoorlog, nota bene, acht ik nu nog amper voor mogelijk.
Tip van de sluier:
Op het Kluisbos ik zeg op en niet in, omdat het Kluisbos gelegen is op de Kluisberg bij Avelgem, is de plaats nog te vinden waar eens het Huis van de duizend soldaten heeft gestaan. Althans een zeer tijdelijke reconstructie, zoals je verder zal merken. In de originele versie van Het Huis
regeerde in de derde eeuw van onze jaartelling de grote koning Cormac, die heel Ierland aan zich onderwierp. Echter vooraleer de Kelten Ierland bereikten zij waren trouwens afkomstig uit het vasteland doorkruisten zij onze streken. De archeoloog Paul Mortagne toonde trouwens aan dat zij de streek van Kortrijk, Zwevegem, Avelgem en ook de Kluisberg met zijn Kluisbos aandeden. Doch hij wilde verder graven maar had niet het geld om dat te doen. Tot hij in contact komt met een journalist die hem een prachtig plan aan de hand doet om de benodigde fondsen bijeen te brengen: een schitterende historische optocht, die op de nieuwsgierigheid van historisch geïnteresseerden én op hun geldbeugel moet werken. Tijdens de voorbereidingen ontdekt Mortagne op het Kluisbos een kist met wapens, neen: geen strijdbijlen of zwaarden uit de tijd van koning Cormac, maar hedendaagse vuurwapens Daardoor komt hij op het spoor van een fantastisch en geraffineerd complot en algauw komt hij tot de conclusie dat hij in een val is gelopen, waaruit ontkomen onmogelijk schijnt. Maar zijn vindingrijkheid, gesteund door de moed der wanhoop, doet hem misschien wegen vinden om zich uit de val te bevrijden en mogelijks de samenzwering te verijdelen.
Veel leesgenot.
OOOO
Hoofdstuk 1.
Paul Montagne, een rijzige en voor zijn leeftijd op dat moment 38 jaar - grijzende man, ooit professor in de archeologie aan de Unity College van Dublin, ooit nog verbonden aan het Archeologisch Museum van Heraklion, Kreta, waar hij onderzoek verrichtte naar de Minoïsche cultuur en meer bepaald naar de
Schijf van Festos (Phaestos), met zijn 261 hiëroglyfen, een mysterie dat tot ver in het jaar 1999 onopgehelderd was tot men, na een zevental zinloze versies, gaande van liefdesbrief, over sterrenkaart, rebus, gebed, liedje, kalender tot politieke boodschap en noem maar op, toch de ware ontcijfering zou gevonden hebben, mede dank zij Paul Mortagne, al werd hij daar uiteindelijk nooit voor gehonoreerd. Ik kom later mogelijks nog terug op die ultieme ontcijfering omdat er elementen insteken die belangrijk kunnen zijn in of raaklijnen kunnen hebben met - wat zich plotseling gaat afspelen op het kluisbos. Nu was hij gewoon hoogleraar in de archeologie aan de K.U.L.A.K.
In 1908 vond de Italiaanse archeoloog Luigi Penier een kleitablet op de heuvel Festos (Phaestos). Het ronde tablet heeft een diameter van 16 cm, en er staan 261 tekens op., verdeeld over 55 vlakken, in de vorm van hiërogliefen. Het tablet werd oorspronkelijk geschat op 3.600 jaar oud (1.600 voor Christus), maar Paul Mortagne toonde aan dat dit wat ruim geschat was. 1350 voor Christus vond hij realistischer. Tot op de dag van vandaag was er niemand in geslaagd het ding te ontcijferen. Ik zeg tot op vandaag, want ik lees in
De Telegraaf dat er opnieuw de ware ontcijfering is geschied, cfr. supra
Als dat zo is , dan heeft Paul Mortagne daar wel zn inbreng in. Weliswaar in de vroege jaren 50 1950, want tempus fugit), maar toch, in 1999 blijken zijn bevindingen plots belangrijk voor andere archeologen, wiens doorgedreven opzoekingen we niet wensen te minimaliseren. Paul Mortagne had alleen het ongeluk dat hij vrijwel alleen stond, misschien de fout maakte alleen te willen handelen. Paul Mortragne was niet de eerste de beste archeoloog, maar uit frustratie, ontgoocheling, liet hij het Festos-dossier vallen. Zelfs hoongelach viel hem te beurt, maar zoals nu blijkt, ten onrechte. Misschien kom ik later nog terug op die fameuze en geheimzinnige schijf van Phaestos, maar momenteel lijkt me dat eventjes niet echt aan de orde.
Wat wèl aan de orde is: Die zaterdagmiddag in juni was er op het kluisbos niets dat op een schrikaanjagende zomer wees die in het verschiet lag. Paul Mortagne, die zich met zijn boeken en zijn pijp had verstopt in het gezellige bovenvertrek dat hij als studeerkamer gebruikte, had sedert de lunch zonder onderbreking zitten werken. Achtendertig was hij, zwaargebouwd, met een breed door de zon gebruind gezicht en de rimpels van een goed humeur rondom zijn ogen. Hij leek meer op een boer die voorspoed had gehad, maar in werkelijkheid was hij professor in de archeologie geweest aan de Unity College of Dublin, zoals reeds gezegd. Hij zag eruit als iemand die tevreden was en de dingen gemakkelijk opnam, en daar had hij een goede reden voor, want tot nu toe had hij zich in het leven niet zo bijzonder hoeven in te spannen. Hij genoot een uitstekende gezondheid en zijn werk nam hem geheel in beslag.. Zijn salaris was bescheiden, maar voldoende om van te leven. Hij was geen man die zich door grootse idealen liet meeslepen. In de academische wereld waar een goede naam bij zijn collegas voor hem het meest van belang was, genoot hij groot respect. Hij had een vrouw, Laura , van wie hij buitengewoon veel hield, en twee kwieke zoontjes. Zijn huis, een boerenwoning met een lage, overhangende dakrand op de westelijke helling van de Kluisberg, stond ver van enig lawaai af maar voor Laura toch weer dicht genoeg om zich niet van haar vrienden en vriendinnen geïsoleerd te voelen. Ideaal compromis. Hij was dan ook in elk opzicht een gelukkig man, en hij wist dat. Trekkend aan zijn leuke houten pijp keek hij peinzend uit het raam en terwijl hij bedacht, zoals hij dat zo dikwijls had gedaan, wat een heerlijk landelijk tafereel dit was, belde de telefoon in de gang. Hij wachtte een ogenblik, misschien was Laura in de buurt, maar toen ging hij rustig naar beneden om de hoorn op te nemen. Met Mortagne, zei hij.
Een stem die hij niet kende, een beschaafde stem, waarin zelfvertrouwen doorklonk, zei:: Goeie middag, meneer Mortagne, U spreekt met David Coucke, van De Oost-Vlaamse Weekendkrant. O, en
? - Het gaat over de opmerkingen die u gisteren op de Academie hebt gemaakt, over de noodzaak van meer opgravingen op het Kluisbos. Mijn hoofdredacteur, Lionel Delvoy, was erg ingenomen met wat u zei en is het geheel en al met u eens. Het doet me genoegen dat te horen, zei Mortagne.- Hij zou er graag wat aan willen doen, bijvoorbeeld in De Oost-Vlaamse Weekendkrant een artikel schrijven, of waarom niet de kwestie naar grotere kranten doorspelen ? Het doet me genoegen dat te horen, zei Mortagne. We kunnen bijvoorbeeld een artikel schrijven in de Weekendkrant over de plek en proberen er wat belangstelling voor te wekken. Als ik vanmiddag kom, zou ik dan eens met jou kunnen praten? -
Blz. 3
Met genoegen zei Mortagne. Kom maar wanneer u wilt, ik ben de hele dag hier. U kent de weg toch? Wie kent de weg niet naar jouw adres? zei Coucke wat vleiend. Ik start direct en ben over een uurtje bij u.
Mortagne had eerder weinig met journalisten te maken gehad en stond ergens wel een beetje ambivalent t.o.v. zon interview. Enerzijds kon een goed artikel over het Kluisbos in een krant als De Oost-Vlaamse Weekendkrant met zoveel lezers, en wie weet, later via via in andere grote kranten heel erg nuttig zijn.
Anderzijds herinnerde hij zich van een collega wat afbrekende kritiek te hebben gehoord over de eigenaardigheden van plaatselijke verslaggevers als het aankwam op schrijven over speciale onderwerpen. De eerste indruk van de man die stipt één uur later zijn wagen op de oprit achterliet en aanbelde was echter beslist gunstig. Het was een vrij jonge, knappe kerel van omstreeks veertig jaar, die een schrandere, intelligente indruk naliet. Met grote stappen kwam hij vlug van zijn auto naar Mortagne en gaf hem een zelfzekere hand. Hij dwong respect af. Het is vriendelijk van u om tijd voor mij beschikbaar te stellen, meneer Mortagne! Graag gedaan. zei Mortagne.
De verslaggever bekeek het huis waarderend. Wat hebt u een mooi huis! Ja, het bevalt mij heel goed. Hier is het rustig wonen en het heeft tegelijkertijd stimulerende herinneringen. Ik had geluk toen ik het kocht. Couckes blik wendde zich naar de vlakte die zich in westelijke richting onbelemmerd tot aan de horizon uitstrekte. Ik wist helemaal niet dat er van hieruit zon prachtig uitzicht zou zijn. Vanaf de weg is daar niet het minste van te merken.
Nee zei Mortagne, de weg stijgt onmerkbaar en dan ga je opeens steil omhoog.. Eens hier gekomen krijg je een mooi panorama. Het woord Kluis is een oud-Keltisch woord en betekent een plek met een uitzicht, weet je?. Coucke leek geïnteresseerd en haalde een notitieboekje een notebook avant la lettre boven. Mortagne wist te vertellen dat het Kluisbos zon 300 ha groot is en zowat te paard zit op de taalgrens, maar dat wist Coucke blijkbaar al. Aan de Vlaamse zijde vinden we Ruien en Kwaremont, in het Franstalige gedeelte Orroir, Amougies en Russegnies, die bij Henegouwen horen. Het is een groot kathedraalbos, gedomineerd door beuk op een getuigenheuvel (de Kluisberg). In een deel van het bos is door betreding de ondergroei verdwenen. In het najaar zijn op de minder frequent bezochte delen nog paddestoelen te vinden. Bronbeken en twee poelen zorgen voor extra fauna en flora. O.a. de vuursalamander vindt hier het nodige om te overleven. Mortagne wist van geen ophouden meer. Opvallend aan het Kluisbos is de grote verscheidenheid aan bostypes. Er is overheersend beukenbos, maar ook eiken, berken en naaldbomen, tamme kastanjes en populieren. De natuurliefhebbers en wandelaars komen hier nogal aan hun trekken. wist Mortagne. Het Kluisbos is vrij toegankelijk zei hij nog . Coucke noteerte keurig al was hij soms wat afgeleid door Laura.
Ook de bezienswaardigheden die Mortagne uit zijn mouw schudde: Peetje en Meetje, de twee grote rotsblokken, die de voetstukken vormen van een dolmen, een offertafel van de druïden (Kelten). De Vierschaar, op deze plaats, ter hoogte van de vroegere herberg La ferme du Christ werd vroeger recht gesproken. De Toren , waarvan Mortagne aan een zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wist dat het een overblijfsel was van een oude Keltische kapel die gebruikt werd als kansel van waarop de bosgeuzen het volk toespraken. Coucke noteerde gezwind en het Hellegat, een diepe geul in het bos. Bent u hier nooit eerder geweest? Het spijt me nee te moeten zeggen. Nou, dan deelt u deze schande met heel wat bewoners van West- en Oost-Vlaanderen. En van Henegouwen ook nog! Mortagne zei het met een glimlach, maar het klonk menens. Men veronderstelt echter dat het Kluisbos en zijn Keltisch verleden nog vele omwonenden aan het hart ligt, daarom heeft Daniel OConnell, een Ier die hier zon vijfentwintig jaar geleden kwam neerstrijken maar een paar jaar terug overleden is, het Kluisbos uitgekozen voor de grootste bijeenkomst van zijn leven. Maar als u vandaag op de OConnelstraat voorbijgangers zou vragen wat ze hieromtrent weten
. Mortagne snoof eens veelzeggend diep. Veertien dagen geleden heb ik een Nederlander hier gehad en zijn taxichauffeur had bij God drie provincies rondgereden om de plek te zoeken. Coucke geloofde het graag. Ik weet er nu tenminste een beetje meer van dan gisteren. Ik heb het onderwerp eens bestudeerd.- Dat is altijd een goed begin. Maar wat zou u nu graag willen: hier een poosje blijven praten of wat rondlopen en de omgeving hier bekijken? Coucke verkoos de omgeving wat te bekijken , ondertussen kon tenslotte ook wat gepraat worden. Mortagne draaide zich om en ging de journalist voor tegen de hellende glooiing achter het huis op.
Bijna op de top van de heuvel kreeg hij in een met gras begroeide laagte Laura en de kinderen in het oog. De jongens waren druk bezig met kleine schopjes een kuil te graven. Die schopjes waren een geliefkoosd bezit dat Mortagne hen gegeven had en dat ze bij zich droegen zoals andere jongens een zakmes of knikkers. Laura zat in een heel gemakkelijke houding met een boek van Jef Geeraerts onder een beige parasol te genieten van de zon. Ze moest in huis hard werken, omdat er geen geld voor veel hulp overschoot, maar ze wist hoe ze zich ontspannen moest.
Blz. 4
Kom eens met mijn vrouw kennismaken, zei Mortagne en nam Coucke mee. Hij had er altijd plezier in Laura aan anderen voor te stellen, want hij was trots op haar. Zij was mooi zoals Vlamingen dat altijd zijn. Ze had bruine ogen, zwarte wimpers, kuiltjes in haar wangen zoals alleen een archeoloog kan opgraven en een ontwapenende glimlach. Zij was niet bijzonder schrander, zeker niet in de academische zin van het woord, maar ze was origineel, vrolijk en hartelijk, iets waaraan Mortagne veruit de voorkeur gaf. Na vijftien jaar huwelijk was er nog steeds niemand op de aardbol die hij liever bij zich wou hebben. Toen ze hun stemmen hoorde ging ze rechtop zitten en legde haar Jef Geeraerts weg. Dit is David Coucke van De Oostvlaamse Weekendkrant, lieveling. Hij gaat proberen bij het publiek een beetje meer belangstelling voor Het Kluisbos op te wekken.
Kijk eens aan, dat is goed nieuws zei ze terwijl ze zich met stralende blik tot Coucke wendde.
Het wordt tijd dat iemand dat doet Ze had nooit met een verslaggever kennis gemaakt en ze keek hem dan ook met belangstelling aan. Ze vond hem heel indrukwekkend met zijn groot postuur en krachtige schouders, zijn zwarte haren en snor en zijn zelfverzekerde houding. Hij zag er ook goed gekleed uit, in tegenstelling tot Paul die het liefst oude, flodderige kleren droeg. Het was duidelijk dat hij iemand was die er moeite voor deed keurig voor de dag te komen.
Mortagne voltooide de introductie. Dit is Ruben, hij is negen jaar. En die andere rakker heet Lucas, hij is zeven.
De jongens keken op en zeiden Hallo. Ruben was breed , stevig gebouwd en erg bedachtzaam in zijn doen en laten, een beetje zoals vader Mortagne. Lucas was fijner gebouwd, fijnere trekken en had iets guitig en ondeugend over zich, net zoals Laura. Ze stonden een ogenblik verlegen te drentelen en concentreerden zich toen weer op de kuil die ze aan het graven waren. Ze volgen zeker de voetstappen van hun vader? merkte Coucke op. Laura knikte. Ze wroeten om het huis als twee kleine mollen. Mortagne vroeg: Heb je vandaag al geluk gehad, Ruben? Het gaat nogal, zei Ruben hem. Hij haalde een ongelofelijk smoezelig notitieboekje uit zijn zak met een korte lijst van wat hij die middag had gevonden.
Een gele steen, las Mortagne.Een slakkenhuis. Een stukje glas, nou dat is nogal wat! Lucas vroeg: Pa, zal ik met mijn voeten omhoog naar boven komen als ik in Australië uitkom? Mama zegt van wel.
Het zou me niet in het minst verwonderen. Mortagne begon met Coucke tegen de heuvel op te lopen.. Tot straks, lieveling.
Hoe lang blijf je weg? vroeg Laura.
Denk aan een goed uurtje.
Dan zal ik zorgen dat het aperitief klaar is! zei ze.
Ze klommen naar een groot, afschuwelijk lelijk standbeeld dat boven de horizon uitstak. Het beeld is ondertussen (1999) verdwenen wegens te afschuwelijk. Dat moet St-Patrick voorstellen wist Mortagne met een grijns. Een belediging voor het Kluisbos, voor St-Patrick, voor de Kelten en de Ieren. Hij draaide het wat minachtend de rug toe. Maar ik heb u hier het eerst heengebracht om u een algemene indruk van het terrein te geven.
Coucke keek met grote ogen om zich heen. Het heuvelland strekte zich , licht golvend naar alle kanten uit.. Het had wel iets karakteristieks. In noordelijke richting stond toen nog een kerkje met een kerkhof ernaast. Verspreid over de vlakte zag je een paar alleenstaande boerderijen. Dat was schijnbaar alles.
Het is niet wat je spectaculair zou noemen, vindt u wel? merkte Coucke fijntjes op. Ik had me voorgesteld dat er méér te zien zou zijn. Iemand die hier onbekend is valt het op het eerste zicht gewoonlijk tegen, zei Mortagne. Hier waren vroeger nog aarden wallen die behoorlijk hoog waren en vrij diepe sloten. Maar generaties vee hebben alles plat getrapt en dicht gelopen. Er zijn niet veel mensen die opgewonden kunnen raken over
wat ze niet kunnen zien en er is zoweinig wat nog verwijst naar de doortocht van de Kelten. Maar desondanks bestaat er niet veel twijfel over dat we hier staan op een terrein dat bijna tweeduizend jaar geleden het bolwerk was van de grote koningen van het Ierland waar ze uiteindelijk neerstreken. Denk maar aan Conn van de honderd veldslagen, Art de eenzame, Cormac, Niall, Leary
Namen die we allemaal zouden moeten kennen, vooral Cormac. Men veronderstelt dat hij hier is geweest omstreeks 210 om dan vanaf 227 tot 266 te gaan regeren over Ierland. Ja, nu ik enkele legenden bestudeerd heb, ken ik die namen wel. zei Coucke met een grijns. Ik weet zelfs waar er bijzonderheden over opgetekend staan, in een paar oude manuscripten, is het niet? Juist, in het boek van Leinster en in het Gele boek van Lecan; spijtig genoeg zijn die nooit vertaald, anders had men hier een pak meer mensen bereikt. Die boeken bevatten een soort topografische verhandeling in proza en poëzie, de Dinnchensas genaamd. - , een heel rijke bron waarmee we ons gelukkig mogen prijzen. De moeilijkheid is echter dat de vroegste tekst die we kennen niet van voor de dertiende eeuw dateert, en als het Kluisbos al in de vijfde, hooguit zesde eeuw volledig door de Kelten werd verlaten, zoals men over het algemeen aanneemt, dan moet er een hiaat van zon vierhonderd jaar zijn geweest vooraleer de schrijvers aan het werk gingen.
Blz. 5.
Zelfs al werd er waarschijnlijk mondeling wat materiaal doorgegeven, dan is er nog een groot hiaat te overbruggen. Wat er dus in de Dinnsenchas staat opgetekend moet als een mengelmoes van waarheid en verzinsel worden opgenomen en ongetwijfeld was het meeste verzonnen.
Maar u vindt het niettemin interessant, zei Coucke.
O, héél interessant. Verzinsels zijn prachtig zolang ze niet met de feiten verward worden! Laten we nu eens de bijzonderheden nagaan.
Mortagne begon een paar van de resterende monumenten aan te wijzen. Ik zeg een paar omdat het amper een paar waren. De bordjes zijn destijds geplaatst geworden overeenkomstig de Dinnsenchas, verklaarde hij, zijn dan een paar decennia geleden onbegrijpelijk verdwenen maar nu heb ik die teruggeplaatst. Deze grote ovale, omsloten ruimte waar we nu staan, is naar men veronderstelt, het terrein geweest van wat men in Ierland nu nog steeds noemt de Rath na Riogh, wat betekent de koninklijke omsloten ruimte. De twee grote aarden wallen, waarvan reeds gezegd dat ze door de eeuwen heen platgetrapt werden door vee, maar waarvan u hier nog iets kan zien, waren de koninklijke residentie en het huis van Cormac. Deze granieten steen geeft het graf aan van de Ieren die gedood werden in de opstand van 1798, althans een replica. Want er werd niet hier maar in Ierland gevochten. Deze plek moet ook de grond van de lea Fail zijn geweest, een inhuldigingssteen, die brulde onder de voeten van de rechtmatige koning. Ik stel me voor dat hij dikwijls gezwegen moet hebben. Sommige mensen beweren dat die stenen zuil daarginds de echte steen is.
Als dat waar is, zei Coucke droog, dan moeten de koningen acrobaten zijn geweest.
Ze liepen verder naar een ander bordje. Deze kleine heuvel wordt de Grafheuvel van de Gijzelaars genoemd. Hij wordt aan Cormac toegeschreven; men denkt dat de gijzelaars zijn gijzelaars zijn geweest, ofschoon de werkelijke datum waarschijnlijk veel vroeger ligt. Ze liepen weer verder over het oneffen terrein.. De hellende loopgraven zei Mortagne met enige pathetiek in zijn blik
U hebt de legenden zeker gelezen? Men veronderstelt dat de jonge Cormac hier de valse uitspraken van de regerende koning gecorrigeerd heeft, en het resultaat was dat het halve huis waar de valse uitspraken hadden plaats gehad, van de heuvel gleed. In werkelijkheid is het waarschijnlijk een grafheuvel, maar de aarden wallen zijn beslist heel ongewoon. Dit is een plaats waar opgravingen de moeite zouden lonen.
Terwijl ze weer verder liepen, wees Coucke voor zich uit naar een met gras begroeide laagte die over een afstand van verscheidene honderden meters tussen de aardruggen doorliep. Daarvan heb ik ergens een foto gezien, zei hij. Is dat niet, zoals men zegt, het terrein waarop de feestzaal heeft gestaan?
Ja. De Teach Miodchuarta. In werkelijkheid betekent dat de zaal waarin men drinkgelagen hield. Men zegt dat ze door Cormac gebouwd werd om het prestige van het Kluisbos in de ruime contreien op te voeren en ze werd als een van de wonderen van die tijd beschouwd. In de Dinnsenchas is ze ook bekend als Het huis van de duizend soldaten
Coucke leek van de naam te genieten. Na een poosje zei hij: Gelooft u werkelijk dat dit het terrein is?
Het is ongetwijfeld de plaats waarvan de middeleeuwse schrijvers vertellen, er is geen andere plek waarop deze beschrijving van toepassing is. Er is omzeggens geen reden waarom ze geen gelijk zouden hebben, ofschoon alle opgravingen het beslissende antwoord kunnen geven.
Het boek dat ik heb gelezen, noemt het de boeiendste plek van de Kluisberg.
Ik ben geneigd het daarmee eens te zijn, zei Mortagne. Des te meer omdat er een volledige beschrijving is nagelaten hoe de plek gebruikt werd. Men vertelt ons dat er hier ongeveer om de drie jaar een grote bijeenkomst werd gehouden, de Feis of Tara Tara betekende heuvel, berg - het was gedeeltelijk een Raad van State, waar wetten werden ingediend en geschillen beslecht, en ten dele een grote jaarmarkt en een gelegenheid voor spelen en allerlei vermakelijkheden.. Wat er ook plaats had, begon blijkbaar steevast met een feestmaal in de grote zaal, met de grote koning als gastheer en bijgewoond door alle aanzienlijken, de elite zeg maar. Weer volgens de Dinnsenchas.
Coucke maakte een notitie in zijn boekje. De houding van teleurstelling die hij eerst had aangenomen, had nu plaats gemaakt voor een geleidelijk groter wordende belangstelling. Het gebouw zal vermoedelijk wel uit hout opgetrokken zijn geweest?
Uit hout en riet, met veel houtsnijwerk en versiering. Naar men zegt was het ruim tweehonderd meter lang en had het aan iedere kant zeven deuren; het stond in de richting noord-zuid en zo loopt dit terrein ook. In het boek van Leinster en in dat van Lecan staan inderdaad plattegronden van het gebouw, ofschoon ze niet geheel met elkaar overeenstemmen. Men veronderstelt dat er vijf vleugels zijn geweest; de buitenste waren in afdelingen verdeeld voor de verscheidene rangen van het leger en droegen de namen van de grote stukken vlees waarop iedere rang recht had.
Blz. 6.
Het zal wel een zeer gemengde groep zijn geweest: dichters, druïden,, kooplieden, wagenmenners, schakers, geneesheren, narren en schildmakers., allerlei ambachten en beroepen. In de middelste vleugel brandden grote vuren, er stonden daar grote spitten om hele varkens aan te roosteren, er hingen grote lampen en er stond een reusachtig vat voor het vuur. De koning zat in het midden van de buitenste vleugel en had een zilveren gong waarop hij slaan kon als hij stilte wilde en al zijn opperhoofden en zijn beste krijgslieden stonden om hem heen.
Coucke stond naar de plek te staren alsof hij zich het tafereel bijna voor de geest kon halen. Wat zou dàt een onderwerp zijn om over te schrijven! Hij zweeg een ogenblik en zei dan: Wat voor soort kledij zouden ze in die dagen hebben gedragen?
Tijdens zon feestmaal? Nou, in ieder geval korte tunieken met waarschijnlijk lange, golvende mantels eroverheen. In de Dinnsenchas staat een levendige beschrijving van koning Cormac op de bijeenkomst; hij droeg toen een karmozijnrode mantel die met een gouden broche op zijn borst was vastgemaakt, en hij had een snoer van gevlochten gouddraad om zijn hals en een gouden gordel bezet met edelstenen. Zijn krijgslieden zullen wel ongeveer op dezelfde manier gekleed zijn geweest.
Het moet wel een geweldig schouwspel geweest zijn.
Ja, inderdaad. Een schitterend, barbaars schouwspel: de vuren en de juwelen, de harpen en de fluiten, de gulzige manier waarop er gefeest en gedronken werd, het geraas en getier. Maar zoals ik al zei, de bijeenkomst was meer dan alleen maar een feestmaal. Er moet zich om heel de heuvel heen een grote mensenmenigte bevonden hebben die handel dreef, slavinnen kocht en verkocht, die naar paardenrennen en worstelwedstrijden keek, en die zich de toekomst liet voorspellen. Mortagne glimlachte. Maar we moeten de legenden nu maar laten voor wat ze zijn en naar de harde feiten terugkeren.
Hij ging voor naar een ander terrein dat volgens de naam van het bordje Rath of the Synods Plaats, fort op de heuvel, van de Synoden heette. Er waren daar tekenen van opgraving, maar niet van recente datum.
Dit is één van de twee plaatsen, zei Mortagne, waar men al bezig is geweest met graven. De rest van het Kluisbos is nog ongeschonden. U zult misschien wel gelezen hebben hoe twee op een dwaalspoor gebrachte individuen die zich Britse Israëlieten noemden, tegen het einde van de 19e eeuw op het idee kwamen dat de Ark des Verbonds wel eens hier begraven zou kunnen zijn en ernaar begonnen te zoeken. In die dagen was er natuurlijk geen nationaal noch regionaal toezicht op het graven op particulier terrein. Ze richtten enorme schade aan, ja ze lieten de plek in zon chaos achter dat we het als een soort uitdaging aanvoelden en dus begonnen we in 1952 zelf te graven. Ik zeg we, maar was destijds slechts een jonge assistent en kan mezelf dus geen verdiensten toeschrijven. In ieder geval konden we de ouderdom van het terrein vaststellen en heel veel van zijn geschiedenis achterhalen. We vonden paalgaten en loopgraven waarin we verticale balken en houten palissaden aantroffen. We stelden vast dat er in het midden houten huizen hadden gestaan die vele keren waren herbouwd. We ontdekten dat de mensen die hier woonden, met de Romeinse wereld in contact waren geweest. Dat maakte het oorspronkelijk wat moeilijk, een belangrijk archeologisch feit, omdat zulks betekent dat er ooit over het terrein heen gebouwd is. Maar heden ten dage vormt dat geen obstakel meer. We vonden reeds een Romeinse stempel, een Romeins slot, een paar stukjes glas en wat scherven aardewerk waarvan we de ouderdom konden bepalen. Maar verder ging men niet, weeral bij gebrek aan financiële middelen. Maar onder deze Romeinse scherven moet zeker een andere cultuur gelegen hebben en liggen. We konden nog niets ontdekken dat op een bijzonder vroeg begin wees, maar we vonden wel speciale kenmerken die een ritueel doel deden vermoeden. U ziet dus wel dat dit ene kleine terrein dat in het Kluisbos eeuwenlang de minste verwachtingen wekte, de laatste jaren een ontzaglijk hoeveelheid inlichtingen maar ook vraagtekens opleverde."
Wat u vertelt is boeiend! zei Coucke.
Een paar jaar later, vervolgde Mortagne, brachten we daar op de heuvel van de gijzelaars nog twee seizoenen door. We vonden ongeveer veertig graven uit het bronzen tijdperk, een aantal stukken schitterend vaatwerk, een prachtige stenen strijdbijl, een bronzen dolk en vele andere dingen. U ziet dus wel dat elke opgraving nieuw licht op de periode werpt. Indien we het ons zouden kunnen veroorloven om zonder ophouden door te graven en het hele terrein zouden kunnen blootleggen, dan is de mogelijkheid om het Kluisbos uit de oudheid weer in elkaar te passen, nagenoeg onbeperkt. Sommige legendarische beschrijvingen zouden beslist bevestigd worden. U zult wel gelezen hebben dat er hier in 1810 een paar prachtige halssnoeren gevonden werden die spiraalvormig in elkaar gedraaid waren. Misschien waren ze wel van de hals van Cormac zelf! Het is een feit dat het Kluisbos een van de meest interessante terreinen in Europa is en het is een zeer grote teleurstelling dat het werk is stilgelegd.
Blz. 7 .
Ja, dat is waar, zei Coucke. Ik had er geen idee van dat er zoveel te ontdekken viel. Is het alleen maar een kwestie van geld?
Ja, het is gebrek aan geld dat ons verhindert om op grote schaal opgravingwerkzaamheden uit te voeren, zei Mortagne. Geld, dat is het wat we nodig hebben. Als we kapitaal hadden, zouden we alle deskundigen die we nodig hadden en ook al het werkvolk in dienst kunnen nemen. Maar het zou heel veel kosten. Opgraven is niet zomaar een hoekje grond omspitten; het is een nauwgezet werk dat slechts langzaam vordert.
Echt speurwerk.
Ja, daar lijkt het heel veel op. En iedere aanwijzing moet je met dezelfde nauwkeurigheid nagaan. In ieder geval zal u wel begrijpen waarom ik gisteren op de academie met zoveel nadruk heb gesproken. Op dit terrein ligt een wonderlijk hoofdstuk Ierse, wat zeg ik, én Vlaams-Waalse geschiedenis begraven, en op dit ogenblik ziet het er heel erg naar uit dat het begraven zal blijven.
Zou men het geld ervoor niet los kunnen krijgen? vroeg Coucke.
Ach, we proberen het steeds, maar er is veel concurrentie omtrent de beschikbare fondsen. In het verleden heeft men van de regering, de universiteiten en verscheidenen instanties die er geen direct belang bij hadden, wel eens een paar rijke giften ontvangen, maar die bronnen schijnen opgedroogd.
Het gaat er ongetwijfeld alleen maar om, indruk te maken op de fantasie van gewone mensen, zoals u mij in alle opzichten geïmponeerd hebt, om eerlijk te zijn. Dan zouden ze wel eens bereid kunnen zijn om te betalen.
Misschien wel, maar hoe begin je? Als ze hier komen, zijn ze teleurgesteld, zoals u dat in het begin was. Ze zeggen dat er niets te zien is dan een oneffen veld en men kan van hen niet verwachten dat ze naar lange verhandelingen luisteren waar zelfs geen lichtbeelden aan te pas komen.
Een paar minuten stond Coucke nadenkend voor zich uit te staren over het terrein van de feestzaal. Daarna zei hij: Weet u, meneer Mortagne, er zou voor hen wel heel wat te zien zijn. Waarom zouden we dat mooie tafereel dat u daarjuist voor mij beschreven hebt, niet opnieuw tot leven wekken. Het grote huis der soldaten, de koning en de kampioenen, het feest, de jaarmarkt, de paardenrennen en de muziek? De harp die eens door s Kluisbos zalen
weer opnieuw laten klinken! Zou zon zomers tafereel de mensen op een prachtige zomers dag niet met drommen hierheen voeren, bereid om voor hun vermaak te betalen? En niet alleen ons eigen volk maar ook toeristen, ze zouden met duizenden komen. Mortagne glimlachte. "aanlokkelijke gedachte, meneer Coucke, maar ik betwijfel of ze uitvoerbaar is. Er zou op een fantastische wijze georganiseerd moeten worden.
En wat is daar op tegen als het doel het waard is?
We zouden geld nodig hebben om ermee te beginnen, geld dat we niet hebben. We zouden de grote zaal moeten herbouwen, we zouden moeten betalen voor kostuums.
Maar u zoudt het terugkrijgen en misschien zou iemand u het geld kunnen lenen. En wat dat betreft, ben ik er niet zeker van dat de Oost-Vlaamse Weekendkrant er geen belangstelling voor zou opbrengen. Het zou niet de eerste keer zijn dat een krant een dergelijk plan met wat geld gesteund had. En zoals ik u reeds gezegd heb, is meneer Lionel Del Voy, mijn hoofdredacteur er zeer op gebrand dat er met de opgraving weer begonnen wordt. Zou u er bezwaar tegen hebben als ik er eens met hem over sprak?
Helemaal niet, zei Mortagne. Maar ik moet je zeggen dat het naar mijn mening wat te hoog gegrepen is. Ik zou al heel tevreden zijn als ik een stimulerend artikel van u kreeg.
Daar kunt u beslist op rekenen!, zei Coucke.
Toen ze het huis bereikten, kwam Laura juist met een volgeladen koffie- en theeblad naar buiten. Ik hoop dat je geen bezwaar tegen hebt buiten de koffie of de thee te nuttigen, mr. Coucke, zei ze. Ik vind het een veel te mooie dag om binnen te blijven.
Dat ben ik met u eens. Erg vriendelijk van u!
Hebt u van uw wandeling in de omgeving genoten?
Ontzaglijk. Ik kan me niet meer herinneren hoe lang het geleden is dat ik zon interessante middag heb gehad..
Vanaf nu ben ik iemand die zijn hart aan het Kluisbos verloren heeft!
Daar ben ik blij om. Laura zette het dienblad op de platte eiken stronk die ze als tafel gebruikten en begon in te schenken. Maar toen ze de jongens in het oog kreeg, hield ze opeens op. Ze hadden hun eigen koffie al bijna op en zaten elkaar zonder zich te bewegen, met strakke, koude gezichten aan te kijken. Ruben, is er iets aan de hand? Ruben! Lucas zei: O, ma, nu heb je het bedorven. We waren bezig een wedstrijd te houden in het staren.
Blz. 8.
Awel, ga die wedstrijd dan in s hemelsnaam ergens anders houden; door zulke gezichten te trekken maak je de melk nog zuur. Ruben grinnikte. Wij hebben er op school een gehouden, vertrouwde hij Coucke toe. De finale duurde vierentwintig minuten. Ik bracht het tot de semi-finale. Jullie mogen wel wat cake meenemen, zei Laura. Lucas, wil jij geen cake?. Alleen maar een snippertje zei hij. Een snéétje, verbeterde Montage hem. Dat zei ik toch: een snippertje. Mortagne haalde glimlachend de schouders op. Laura gaf hun de cake en blij happend gingen ze heen. Ze bedenken altijd weer iets nieuws en iets waarvan je bang wordt, zei ze. Vorige week waren ze aan het oefenen in het grijnzen. Stel je voor!
Hebt u ook een gezin, meneer Coucke? vroeg Mortagne.
Neen. Ik ben vrijgezel, zei Coucke. Ik ben altijd teveel op reis om er ergens een eigen haard op na te houden.
Op reis voor de krant, zeker?
O, al veel eerder, ik heb een paar jaar bij de koopvaardij gevaren en in de wereld rondgezwalkt. Daarna heb ik verscheidene baantjes gehad: in Frankrijk voor La Dernière Heure, in Engeland voor The Times, maar al dat reizen werd me plots teveel; toen koos ik voor de Oost-Vlaamse Weekendkrant , waar ik rustiger kan werken.
Ik begrijp het zei Mortagne al begreep hij het niet. Lionel Del Voy bood me een bijzonder verleidelijk baantje aan. Hij maakte van mij een soort rondzwervende verslaggever, waarbij hij me geheel en al vrij liet om mijn eigen artikelen te kiezen. Hij scheen me wel te mogen, en ik mocht hém, dus zei ik ja. Dat was een paar jaar geleden en sindsdien ben ik in bijna elke uithoek van Vlaanderen geweest.
U praat alsof u ervan genoten hebt.
Dat heb ik ook. De Weekendkrant is een fijne krant en ik hou van de journalistiek.. Een verslaggever zit altijd vlak achter het nieuws aan.
Vindt u Oost-Vlaanderen of bij uitbreiding Vlaanderen niet een tamelijk klein werkterrein?
Misschien wel, maar toch ben ik hier graag bezig.
Ik ook zei Mortagne, ik geloof dat ik nergens anders liever zou willen wonen.
Jij bent een echte huismus, zei Laura glimlachend tot haar man.
Coucke dronk zijn koffie op en zette zijn kopje neer. Ik zou dat artikel graag klaar hebben voor de krant van maandag. Als u me dus wilt verontschuldigen, mevrouw Mortagne, dan geloof ik dat ik nu maar beter kan gaan. Natuurlijk. Zei Laura
Hij stond op. En allebei veel dank voor uw vriendelijkheid. Dit is een dag geweest die ik niet gauw vergeten zal.
Pas nadat hij een tijdje weg was , maakte Mortagne tegen Laura gewag van Couckes voorstel betreffende het Schouwspel van t Kluisbos. Uiteindelijk vertelde hij haar alles, maar nooit impulsief, nooit voordat hij het in zijn eigen geest een poosje had overwogen.
Maar lieveling zei ze aanstonds, dat is een prachtig idee.
Het is in een bepaald opzicht aantrekkelijk. gaf hij toe.
O, saaie man, die je bent! Je weet heel goed dat je niets liever wilt dan weer beginnen te graven en op deze manier was dat waarschijnlijk wel mogelijk. Bovendien zou het ontzaglijk leuk zijn. Je zou dat feestmaal dolgraag opnieuw willen opvoeren en het allemaal weer tot leven willen wekken.
Mortagne keek onzeker. Ik zie mezelf nu niet precies als een impresario.
Je zou tenminste het materiaal bij mekaar kunnen brengen. En je zou een van de rollen kunnen spelen. Misschien zou jij Cormac kunnen zijn en de jongens pages of zoiets.
Cormac was een bevallige jonge krijgsman met golvende gouden haren, zei Mortagne, een prachtige en symmetrische gestalte waarop niets viel op te merken!.
O
! Laura deed alsof ze hem waarderend opnam. Zijn bruine haren zaten zoals altijd in de war, zijn gestalte was beslist meer stevig dan romantisch en zijn hele voorkomen enigszins ruig. in die tijd hadden ze vermoedelijk nog geen gedresseerde beren, zei ze.
Blz. 9.
Mortagne grinnikte. In ieder geval betwijfel ik of er tijd is en deze zomer iets aan te doen.. Het zou een geweldige onderneming betekenen.
Niet als je de De Oost-Vlaamse Weekendkrant achter je had, en er zouden heel wat mensen graag willen helpen.
De heuvel zou de hele zomer een gekkenhuis zijn.
En wat dan nog? Naderhand zou je de rust des te beter waarderen. Ik weet zeker dat de jongens er absoluut dol op zouden zijn, en ik ook.
Hm
Nou goed, we zullen wel zien wat er gebeurt. Ik vermoed dat we er wel niets meer over zullen horen.
Maar in dat opzicht had Mortagne het mis. Even na tien uur die avond rinkelde de telefoon weer en deze keer was het Lionel Del Voy zelf.
Het spijt me dat ik u zo laat moet storen, meneer Mortagne, zei de redacteur, maar ik vertrek straks met het nachtvliegtuig naar Schiphol en ik wou even met u praten voordat ik vertrok. David Coucke heeft me verteld van het voorstel dat hij u gedaan heeft. Wat denkt u er feitelijk van?
Nu ja, zei Mortagne na een korte pauze, ik geloof dat het prachtig zou zijn, als het maar uitvoerbaar was.
Dat is ook precies mijn mening. Luister nu eens, meneer Mortagne, ik kan pas een definitieve toezegging doen als ik met mijn directie gesproken heb en dat is pas over een dag of drie, vier wanneer ik terugkom, maar ik geloof dat de Weekendkrant hoogstwaarschijnlijk een historisch schouwspel van t Kluisbos zou steunen.
O ja?
Ja, dat geloof ik inderdaad. Het is een groots idee dat erg aanlokkelijk is en ik geloof dat de directie het met beide handen zou aangrijpen. Nu wil ik niet dat u denkt dat ik u hiervoor opjaag, maar u zult het er wel mee eens zijn dat het heel wat werk meebrengt als we deze zomer nog iets willen bereiken. Ik zou wel eens willen weten of u iets voor me op papier zou kunnen zetten zodat ik het zo gauw ik terug ben, aan de directie kan laten zien. Een soort ruwe schets. De jonge Coucke zit vol ideeën en hij is een buitengewoon bekwame kerel als u soms op zijn hulp gesteld bent. Zoudt u nog eens met hem willen praten en samen het een of andere plan willen bedenken?
O ja, graag.
Dan zoudt u hem misschien eens kunnen opbellen en een afspraak maken. Zijn telefoonnummer is 056/65.55.93, Ik moet nu dringend gaan, maar de volgende week neem ik weer contact met u op. Excuus dat ik zo kortaf ben.
Geen probleem! zei Mortagne. Tot ziens.
Hij draaide zich om naar Laura die geestdriftig naast de telefoon had staan meeluisteren. Heb je het gehoord? vroeg Paul. Elk woord! zei ze. Hoe denk je er nu over, schat?
Ik voel me enigszins overdonderd. Ik wist niet dat iemand in West-Vlaanderen zó vlug tot een besluit kon komen. Kranten zijn naar mijn mening allemaal dezelfde; Paul, wat leuk! Bel Coucke toch.
Met een gevoel dat alles een beetje onwerkelijk was, draaide Mortagne Couckes nummer. De verslaggever nam de hoorn onmiddellijk op. Ik heb zojuist met uw redacteur gesproken, zei Mortagne. Hij schijnt met uw idee ingenomen te zijn.
Ermee ingenomen! Hij is er stapelgek van!
Maar dat verandert de dingen beslist. Ik wou graag weten of u morgen in het In Nubibus-hotel nabij Kortrijk bij me zoudt kunnen komen om nog eens te praten. Om een uur of elf.
Zeker, ik kom graag.
Ik denk dat het ook wel een goed idee zou zijn als ik Tjenne De Rouck vroeg om ook te komen; dat is de man die directeur van monumentenzorg is geweest voordat hij met pensioen ging, weet u.
Ik heb zijn naam wel eens gehoord.
Er is in Vlaanderen niemand die over die oudheid méér weet als Tjenne en hij en ik hebben in het verleden nauw samengewerkt. Ik weet zeker dat zijn advies heel nuttig zou kunnen zijn. .
Ja, dat geloof ik ook, zei Coucke; ik zal graag kennis met hem maken. In orde meneer Mortagne, in het hotel In Nubibus, om elf uur.
OOO
Blz. 10
Hoofdstuk 2.
Mortagne reed de volgende morgen in zijn gedeukte oude Ford richting Kortrijk en stopte onderweg om Tjenne op te rapen. Tjenne woonde bij zijn getrouwde dochter in een westelijke buitenwijk van de stad. Hij was mede door gemeenschappelijke interesses één van de beste vrienden van Mortagne geworden. Deze voormalige directeur van monumentenzorg had enigszins sceptisch gestaan tegenover het idee van een groots opgezet schouwspel toen Mortagne hem hierover had opgebeld, maar had er bereidwillig in toegestemd naar deze bijeenkomst te komen en het plan te bespreken.
Mortagne had ontzaglijk veel respect voor De Rouck. Niet alleen om zijn geweldige gaven van geest, maar ook omdat hij in zijn tijd iemand was geweest die op doeltreffende wijze wist op te treden, en Mortagne kon zich niet voorstellen dat hij zelf ooit zó zou worden. De Rouck had in zijn jeugd hartstochtelijk en onbevreesd deelgenomen aan betogingen allerhande, o.a. voor Leuven Vlaams, maar nooit extremistisch. Zo trok hij een paar keer op met landbouwersbetogingen, enkel omwille van de solidariteit. De Rouck was een doordouwer, een believer. Maar uiteindelijk steeds gematigd in zijn opvattingen. Hij hield er, dacht Mortagne, gewoon van, mee op te stappen in één en ander. Eens heeft hij een blikje dubbel geconcentreerde tomatenpuree naar de op een betoging dienstdoende politie gegooid, maar dat was niet eens kwaad bedoeld. Men heeft hem wel een uur ondervraagd over die tomatenpuree, wààr hij die had gehaald en zo. Misschien had hij ook eens deelgenomen aan samenzweringen, was ooit een paar weken gevangen gezet, maar niemand durft de aanleiding te bevestigen.
De Rouck was nu een voornaam burger, punt uit. Hij had overigens veel te verduren gehad in zijn jeugd en had de bitterheid ervan overleefd. Later had hij zich opgelucht op de wetenschap toegelegd en zich gegeven aan de constructieve taak de oude schatten van zijn land voor toekomstige generaties te behouden.
In tegenstelling tot Mortagne zag De Rouck er echt als een oudheidkundige uit. Hij was lang en mager, liep gebukt en had een grote speurende neus als een snavel en heldere, slimme ogen. Mortagne kreeg de indruk dat hij de afgelopen maanden ouder was geworden. Zijn witte haren waren schaarser, zijn gezicht vertoonde meer rimpels, en zijn knokige handen vertoonden meer last van jicht. Maar geestelijk scheen hij even vitaal als altijd. Hij was er zichtbaar blij om Mortagne weer te zien en de twee mannen praatten een paar minuten over persoonlijke dingen voordat ze hun tocht naar de stad verder zetten.
Toen ze omstreeks half twaalf het Nubibus-hotel binnenstapten, was de grote conversatiezaal vol met de gebruikelijke bezoekers die hun zondagmorgen-kopje-koffie kwamen nuttigen. Coucke, die waar het stiptheid betrof, blijkbaar een fenomeen was, was er al en hield plaatsen vrij voor hen. Mortagne stelde hem aan De Rouck voor, die hem nogal Zuid-West-Vlaams begroette, een taal waarin hij en Mortagne hadden zitten praten, maar toen hij bemerkte dat Coucke, die een Oost-Vlaming was, niet alles begreep, sprak hij weer Algemeen Nederlands. Er werd een kelner geroepen, die koffie bracht.
Zo, en vertel ons nu eens iets meer over dat fantastische plan van je, Paul, zei De Rouck die dankbaar in zijn zachte stoel achterover leunde.
Het is meneer Coucke geweest die op het idee gekomen is, zei Mortagne, en het zal van de Oost-Vlaamse Weekendkrant afhangen of het verwezenlijkt wordt, misschien kan hij dus beter het eerst praten.
Met een glimlach en schouderophalend begon Coucke het plan uiteen te zetten dat hij de vorige avond aan Lionel Del Voy had voorgelegd. Het groots opgezette schouwspel, zei hij, zou zoveel mogelijk proberen het tafereel van het Kluisbos uit de oudheid opnieuw tot leven te wekken, vooral het festijn in de feestzaal. Het lag in de bedoeling er een romantisch, historisch-nostalgisch tintje aan te geven. Er zouden ook vele andere attracties zijn, die tot in de bijzonderheden besproken zouden moeten worden. Aan het schouwspel zou een grote publiciteitscampagne voorafgaan, die door de Weekendkrant geleid zou worden. Het voornaamste doel van de onderneming zou zijn gelden in te zamelen om de opgraving te kunnen hervatten.
Tjenne De Rouck luisterde aandachtig, knikte zo nu en dan goedkeurend terwijl Coucke zijn standpunt verder uiteenzette maar zijn knikje gold eerder de man dan de zaak. De verslaggever was duidelijk, praktisch en klaarblijkelijk scherpzinnig, en hij maakte een uitstekende indruk.
En wat denk jij ervan, Tjenne? vroeg Mortagne tenslotte. Is het slechts wilde fantasie? of zouden we het aankunnen? Hoe bevalt jou het plan?
Blz . 11
O, ik voel er veel voor, zei De Rouck. Het zou iets prachtigs en iets bemoedigend zijn als we een grote menigte belangstellenden naar het Kluisbos zouden kunnen krijgen. Dat zou een grote dag zijn voor de streek. De vraag is maar of het een winstgevende dag zou zijn. Hoe en waar zouden we het geld vandaan moeten halen om het lonend te maken?
Coucke haalde een notitieboekje uit zijn zak. Ik heb daarover enkele punten opgeschreven voordat ik hierheen kwam, zei hij. Zal ik ze even doornemen?
Steek van wal, zei Mortagne.
Awel, op de allereerste plaats zouden we kunnen vragen om giften, zodra er met de publiciteit begonnen wordt. Misschien zouden we hier niet zoveel loskrijgen, maar bijvoorbeeld in Ierland of zelfs in de V.S. en in andere landen zouden we waarschijnlijk flink wat geld lospeuteren, als het doel van het schouwspel eenmaal bekend werd. En op de dag zelf zouden er natuurlijk toegangsprijzen moeten betaald worden.
Voor de toegang tot het terrein? Of voor de individuele attracties? vroeg De Rouck.
Eerst en vooral tot het terrein, en daarna misschien tot andere dingen. We zouden bijvoorbeeld vijfentwintig frank per persoon kunnen vragen voor de toegang tot de omsloten ruimte, en als er dan veel volk kwam, zou dat geen slecht begin zijn. Ik denk dat er heel wat mensen zijn die vijfentwintig frank willen betalen om te komen kijken hoe in de feestzaal een festijn uit de oudheid opnieuw tot leven wordt gewekt.
Als er veel mensen zouden komen, hoe zouden ze het dan kunnen zien? zei De Rouck. Ze zouden niet kunnen gaan zitten.
Misschien zouden de zijkanten van het gebouw onderaan opengelaten kunnen worden, opperde Coucke. Dan zouden de mensen aan weerskanten op de ondertussen kunstmatig opnieuw aangelegde aarden wallen een plaatsje kunnen vinden en van daaraf toekijken. En mensen voor wie geen plaatsje meer over is, zouden er in een rij langs kunnen lopen.
Dat zou wel gaan, zei Mortagne, als het festijn een soort tableau was en geen toneelstuk.
Het organiseren van een tableau zou heel wat makkelijker zijn, zei De Rouck. Maar ik begrijp nog altijd niet waar de winst vandaan moet komen. De bouw van de zaal kon wel eens méér kosten dan ze opbrengt!
De zaal zou van de hele onderneming de grootste onkosten meebrengen, bekende Coucke, maar er zijn wel manieren waarop we die zouden kunnen verlagen. Het gebouw zou niet zwaar behoeven te worden opgetrokken als het alleen maar tijdelijk bedoeld was en het hout zouden we later waarschijnlijk weer gedeeltelijk kunnen verkopen. Datzelfde geldt voor de kostuums die we nodig zouden hebben. Als het schouwspel een succes wordt, dan zouden dat juist de dingen zijn die toeristen wel eens graag als souvenirs zouden willen kopen.
De Rouck bromde wat.
In ieder geval ben ik nog niet aan het eind van mijn lijst om aan geld te komen. We zouden geld kunnen vragen voor het parkeren van autos, zoals ze dat bij dat soort gelegenheden toch altijd doen. We zouden programmas en lectuur over het Kluisbos kunnen verkopen. We zouden vergunning kunnen geven voor de verkoop van consumptie; dat zou ontzaglijk veel geld kunnen opleveren. En verder heeft meneer Mortagne gisteren paardenrennen ter sprake gebracht toen we op de heuvel het een en ander liepen te bespreken. Als er op het Kluisbos in de oudheid paardenrennen werden gehouden, waarom zouden wij dan ook niet een paar draverijen organiseren? Misschien zouden we er een eigen weddingschap op na kunnen houden?
De Rouck grinnikte. Er zullen ongetwijfeld heel wat mensen zijn die wel voor de paarden, maar niet voor de koningen zouden komen.
En dan is er de jaarmarkt zelf, ging Coucke verder, het kopen en verkopen waarover Montage het met me had. Misschien zouden we een paar kraampjes kunnen opstellen om er typisch Keltische producten te verkopen en voor het gebruik ervan staangeld te heffen. We zouden ook nog neven-attracties kunnen bieden, alles volgens die oude tijden natuurlijk. Worstelwedstrijden, goochelen of toveren en voor de liefhebbers misschien een concert van oude volksmuziek. Een beetje dansen.
Blz. 12.
Mortagne was onder de indruk. Je loopt hier zeker al een tijd aan te denken, Coucke, is het niet? Maar vergeet niet dat we voorzichtig moeten zijn. Om er niet te veel een kermis van te maken. Er zullen heel wat ernstig gestemde mensen komen met echte belangstelling voor antiquiteiten. Wat zouden wij hun, afgezien van de feestzaal, kunnen bieden?
Waarom op het terrein niet een soort tentoonstelling gehouden, stelde De Rouck voor. Couckes praktische enthousiasme begon ook op hem zijn invloed uit te oefenen. We zouden wat van de nieuwste vondsten van t Kluisbos kunnen laten zien, als er tenminste behoorlijke maatregelen genomen worden om ze te beveiligen. Wat dat betreft zouden we ook andere vondsten uit het bronzen en het vroeg-ijzeren tijdperk tentoon kunnen stellen. Heel veel mensen die uit zichzelf nooit een bezoek aan een archeologisch museum brengen, konden misschien met belangstelling een paar van de oude zwaarden, ketels, bazuinen en sjabrakken willen bekijken.
Wat zijn sjabrakken? wilde Coucke weten. Ach, dat zijn versierde zadelkleden. zei De Rouck op een toon alsof iedereen dat eigenlijk moest weten. We zouden ook een hele reeks Ierse antiquiteiten kunnen tentoon stellen. Waarom niet. We hebben meer dan genoeg om een goede keuze te maken.
Een paar stenen met het Ogham-schrift erop misschien? vroeg Mortagne.
En waarom niet?
Op dat gebied is De Rouck de voornaamste autoriteit, legde Mortagne aan Coucke uit.
Coucke keek alsof hij niet wist waar het over ging. Met Ogham erop? Hebben die soms iets te maken met het schrift uit de oudheid?
Juist, jongeman. De Roucks toon klonk lichtelijk verwijtend. Het Ogham is een alfabet uit de Ierse oudheid, en nog wel een heel interessant alfabet.
Hoe ziet het eruit? wilde Coucke weten, niet uit het veld geslagen? Ik geloof niet dat ik het ooit gezien heb.
Daar heb je me wat ter sprake gebracht! Zei Mortagne met een grijns. . Hij leunde achterover en begon zijn pijp te stoppen.
Het Ogham is een alfabet van vijfentwintig letters, zei De Rouck fier. Twintig ervan vormen combinaties van een tot vijf evenwijdig lopende strepen die gerangschikt zijn in verschillende posities tot een centrale hoofdlijn erboven, erdoorheen of eronder. De andere vijf zijn een beetje ingewikkelder. Kijk, ik zal het u laten zien.
De Rouck nam Couckes potlood in zijn knokige , jichtige hand en met een beetje moeite tekende hij het Oghamalfabet op de achterkant van een enveloppe. Dit is het, zei hij. Vijf klinkers en twintig medeklinkers.
Coucke bestudeerde de enveloppe met belangstelling. Het alfabet zag er als volgt uit:
H D T C Q
I II III IIII IIIII
--IIIIIIIIIIIIIII-- ---------------------- ---------------------------------------
A O U E I I II III IIII IIIII
B L V S N
--/---//---///---////---/////---------------X---O--------------------#-------------------------
M 6
M G NG Z R K TH P PH X
Blz. 13.
De Rouck is waarschijnlijk de enige man in Vlaanderen die daar alles over weet, merkte Mortagne op.
De Rouck glimlachte. Het werd in hoofdzaak op gedenkstenen gebruikt, zei hij, en ik heb er zoveel mee gewerkt, dat het alfabet me bijgebleven is.
Dat is geweldig interessant! zei Coucke. Zijn er veel van die stenen?
We hebben er zon twintig gevonden hier in de streek, in Ierland heeft men er een driehonderdtal gevonden. De inscripties zijn meestal erg kort, gewoonlijk niet meer dan de naam van de persoon die men voor het nageslacht wil bewaren, en van een bloedverwant of een voorvader. De letters zijn in de steen gebeiteld of in hout gekerfd. Eén verticale zijde vormt de grondlijn en de letters worden op de twee aangrenzende bovenkanten aangebracht.
Coucke zat nog steeds naar de enveloppe te kijken. Ja, ik vind dat een paar Ogham-stenen een hoogst interessant tentoonstellingsobject zouden vormen. En zouden we er zelfs niet iets meer van kunnen maken? Dit zijn juist het soort dingen dat de toeristen intrigeert.. Komt het Ogham alleen in Ierland voor, meneer De Rouck?
Ik zei reeds dat we hier in de omgeving een twintigtal stenen vonden met Ogham-teksten, maar ook in Wales, Cornwall en Devon, en op het eiland Man. Het klopt dus niet dat het schrift zijn oorsprong vindt in het zuidwesten van Ierland en een Ierse uitvinding is. Het schrift bestond reeds toen de Kelten hier op doorreis waren.
Waarom zouden we er dan niet iets van maken dat meer de aandacht trekt? Als we nu eens een groot bord bij de toegang tot het schouwspel zetten, een soort welkomstbord met een boodschap aan de bezoekers waarin het doel van het schouwspel niet alleen in het Nederlands en in het Frans, maar ook in het Engels en in het Iers, én in het Ogham wordt aangekondigd. Drie panelen, laat ons zeggen in de kleuren van de Belgische vlag.
Niemand zou het Ogham kunnen lezen, zei De Rouck.
Maar ze zouden het wel met belangstelling bekijken .
Als het hun niet werd verteld, wisten ze niet wat het was.
Nu ja, dan zouden we om het uit te leggen aan de onderkant van het bord een toelichting kunnen aanbrengen. Het is misschien precies dat wat we nodig hebben, iets wat opvalt. Coucke zweeg plotseling glimlachend. Of vinden de beide heren soms dat het een lichtzinnig misbruik van een letterschrift uit de oudheid zou zijn?
Als het zou bijdragen om aan geld te geraken, zei Mortagne, zou ik er niets op tegen hebben. Jij wel, Tjenne?
Helemaal niets. Ik zou zeggen dat het een drommels goed idee was. Ik ben een groot voorstander van opvoeding zonder tranen. Er zijn op hetzelfde gebied nog andere dingen die we konden doen. We zouden kunnen proberen het oude dorpsleven zoals het was ten tijde van de Kelten uit te beelden, een paar houten hutten misschien, met een aanwijzing van wat de mensen daaromheen zoal deden.
We zouden een cloghan kunnen bouwen, zei Mortagne, een hut die de Kelten vroeger bouwden en die op een bijenkorf lijkt. Of zou dat teveel kosten?
Hoe gevarieerder we de tentoonstelling zouden kunnen maken, zei Coucke, des te groter de attractie en hoe meer geld we waarschijnlijk binnenkrijgen. Tussen haakjes, er is nog iets anders nu we weer op het onderwerp geld teruggekomen zijn. Zoals ik het bekijk zullen heel wat mensen uit de streek belangstelling hebben voor het schouwspel, maar die niet naar t Kluisbos kunnen komen. Als we nu eens s avonds iets organiseerden voor de streek , en een straatcollecte houden. Dat kon ook wel eens een flink bedrag opleveren.
Dat is een goed idee, zei Mortagne. Maar wàt kunnen we dan eigenlijk organiseren?
Wat zou je zeggen van een fakkeloptocht, zoiets is altijd i
|